Bijlage no, 62.
350
351
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
Het is verboden water der drinkwaterleiding te
gebruiken voor automatische spoeling van urinoirs.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd van het
in dit artikel bepaalde ontheffing te verleenen onder
door hen te stellen voorwaarden.
Artikel 2.
De zorg voor de naleving van deze verordening is
opgedragen aan de ambtenaren van politie.
Artikel 3.
Overtreding van de bepalingen dezer verordening
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes
dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig
gulden.
4
Leeuwarden, -5 November 1920.
lo
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 62.
WIJZIGING der heffing van opcenten op de
grondbelasting.
Aan den Gemeenteraad.
Bij circulaire van Gedeputeerde Staten dezer pro
vincie van 13 November 1920, no. 1, le afd. wordt
ter kennis van de gemeentebesturen gebracht het
schrijven van den Minister van Binnenlandsche Zaken
van 12 November 1920, no. 13102, van den volgenden
inhoud
„Het wetsontwerp tot wijziging van de Gemeente
wet en van de wet op de inkomstenbelasting 1914
(gedrukte stukken Tweede Kamerzitting 1919/1920,
66 no. 17), beoogt met het daarbij voorgesteld artikel
242a der Gemeentewet, den gemeentebesturen de be
voegdheid te geven het aantal opcenten op de hoofd
som der grondbelasting, ingaande 1921, op te voeren
voor de gebouwde eigendommen tot tachtig en voor
de ongebouwde tot twintig.
Wanneer het wetsontwerp eventueel tot wet zal
verheven zijn, en de gemeentebesturen van die be
voegdheid gebruik wenschen te maken, zal het nood
zakelijk zijn in verband met het vaststellen van de
kohieren der grondbelasting, dat de desbetreffende
raadsbesluiten zoo spoedig mogelijk worden vastge
steld en ter goedkeuring aangeboden.
Ten deze is er door de gemeentebesturen rekening
mede te houden dat, luidens het voorgesteld gewijzigd
artikel 247 der Gemeentewet, de heffing van meer
dan tachtig opcenten op de hoofdsom der personeele
belasting eerst toegelaten is wanneer de opcenten op
de grondbelasting tot het maximum, dat artikel 242a
stelt, zijn opgevoerd.
Ik merk ten overvloede op, dat par. 4 van het
wetsontwerp de strekking heeft, dat indien het tot
wet verheven wordt, reeds vóór 1 Januari 1921 be-
lastingbesluiten tot uitvoering of toepassing van de
nieuwe bepalingen kunnen worden vastgesteld en
goedgekeurd.
Ik heb de eer Uw College uit te noodige de aan
dacht van de gemeentebesturen in Uwe provinciën
ten spoedigste op het vorenstaande te vestigen en die
besturen in het bijzonder te wijzen op de noodzake
lijkheid van c. q. tijdige vaststelling van de desbe
treffende vereischte heffingsbesluiten, opdat het op
maken van de kohieren der Rijksbelasting geen ver
traging ondervinde, of eventueel invordering van de
gemeentelijke opcenten over 1921 niet meer zou kun
nen plaats hebben."
Bij dit schrijven wordt dus thans reeds de gelegen
heid gegeven over te gaan tot vaststelling van een hef-
fingsbesluit, waarbij het getal der opcenten op de
hoofdsom der grondbelasting wordt opgevoerd boven
de in het bestaande artikel 242 der Gemeentewet
gestelde maxima. Deze gelegenheid wenschen wij
niet ongebruikt voorbij te laten gaan, waarom wij U,
overeenkomstig het advies van de financiëele com
missie, voorstellen te besluiten
I. met ingang van 1 Januari 1921, onder voorbe
houd, dat de Koninklijke goedkeuring op het besluit
sub II wordt verkregen, in te trekken het raads
besluit van 7 November 1865, waarbij ten behoeve
dezer gemeente tot het heffen van opcenten op de
hoofdsom der grondbelasting ten getale van 40 voor
de gebouwde en 10 voor de ongebouwde eigen
dommen, is besloten
II. met ingang van dienzelfden datum ten behoeve
dezer gemeente op de hoofdsom der grondbelasting
te heffen
a. voor de gebouwde eigendommen 80 opcenten, en
b. voor de ongebouwde eigendommen 20 opcenten.
Leeuwarden, 23 November 1920.
Burgemeester en Wethouders va?i Leeuwarden,
J. M. van BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
j