Bylage no. 64. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 64. WIJZIGING van de verordening tot het heffen van een plaatselijke directe belasting naar het inkomen. Aan den Gemeenteraad. Yan uw medelid, den heer Nijholt, is ingekomen, den 12 October j.leen voorstel om na te gaan in hoeverre de aftrek voor levensonderhoud en die voor kinderen bij de plaatselijke directe belastingen voor 1921 kan worden verhoogd en waarbij verzocht wordt eventueel bij de behandeling der begrooting met voorstellen daartoe te komen. Gelijk bekend, werd bij missive van den Minister van Binnenlandsche Zaken d.d. 23 Februari 1920, no. 813, afd. BB, tegen een aftrek van 700"— voor noodzakelijk levensonderhoud voor gehuwden en 100.per kind beneden 16 jaar, bezwaar gemaakt. Daaraan is door U tegemoet gekomen door in Uwe vergadering van 23 Maart j.l. den kinderaftrek vast te stellen op 50.— per kind. Met het oog op dat nog zoo kort geleden kenbaar gemaakte oordeel der regeering moet daarmede bij de vaststelling der be dragen wel rekening worden gehouden, afgescheiden nog van de vraag of met het oog op de financieële gevolgen, tot een eenigszins belangrijke verhooging zou kunnen worden overgegaan. Wij zijn evenwel van meening dat, met het oog op den sinds gestegen levensstandaard, de aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud van 700.voor ge huwden onvoldoende moet worden geacht en dat deze behoort te worden gesteld op 800. De kinderaftrek van f 50.dien de flnanciëele commissie op 100.bepaald wenscht te zien, kan dan gehandhaafd blijven, terwijl er naar onze meening tot verhooging van den thans op f 600.bepaalden aftrek voor ongehuwden evenmin aanleiding bestaat; deze is o. i. voldoende, in verband met de verhooging van den aftrek van f 700.op 800.voor de gehuwden. Uit de ingediende begrooting voor 1921 kan blijken dat wij het totaal der cijfers van aanslag ramen op 24,200,000 en waar een bedrag van 1,742.400.aan belasting moet worden opgebracht, zou het heffings percentage moeten worden vastgesteld op 7,2. Door echter het bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud voor gehuwden te verhoogen van 700.op 800. zal het totaal der cijfers van aanslag met 900,000 verminderen en niet hooger kunnen worden gesteld dan 23,300,000 hetgeen een verhooging van het hef- fiingspercentage tengevolge heeft tot 7.5. Nu een wijziging van de verordening aan de orde komt, moet krachtens Uw besluit van 22 Juni 1920 nogmaals onder de oogen worden gezien het verzoek van den Leeuwarder Bestuurdersbond van 6 Februari te voren, om in de verordening te bepalen dat de leden der vakorganisaties aangesloten bij de verplichte werkloosheidsverzekering, den verplichten contributie bijslag van hun inkomen mogen aftrekken. Voorts is nog van denzelfden Bond d.d. 26 October 1920 een verzoek ingekomen om eveneens te mogen aftrekken 1de1 contributie die door de leden aan de respectievelijke vakvereenigingen betaald moet worden. Inwilliging van deze wenschen komt ons niet aan bevelenswaardig voor omdat hiermede een stap in de verkeerde richting zou worden gedaan. Het zijn geen kosten noodzakelijk aan de betrekking verbonden en de consequentie zou tot meer soortgelijke verzoeken leiden. Bovendien kan zoodanige gunstige bepaling slechts effect sorteeren tot 1 Mei 1922. Met ingang van dien datum toch moet krachtens het pas door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wets ontwerp tot uitbreiding van het belastinggebied der gemeenten, de berekening van het zuiver inkomen geschieden overeenkomstig de bepalingen van hoofd stuk II der Wet op de Rijksinkomstenbelasting waarbij de aftrek in beide adressen bedoeld, evenmin wordt toegestaan. Van deze gelegenheid wordt tevens gebruik gemaakt om in de artikelen 6 en 11 der verordening eene redactie wijziging aan te brengen, welke voortvloeit uit de wijziging van 23 Maart 1920, maar toen verzuimd is. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen a. het hier volgende ontwerp tot Uw besluit te verheffen b op de adressen d.d. 6 Februari en 26 October 1920 van het bestuur van den Leeuwarder Bestuur dersbond afwijzend te beschikken. Leeuwarden, 25 November 1920. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Seeretaris. ONTWERP. Raa(J der gemeente Leeuwarden, Overwegende dat het gewenscht is in de verorde ning op de heffing eener plaatselijke directe belasting naar het inkomen eenige wijzigingen aan te brengen Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders Besluit A. die verordening te wijzigen als volgt: I. In artikel 3bis, letter a wordt 700.ver vangen door 800. II. In artikel 6 vervallen de eerste en de tweede komma en de daartusschen staande woorden „waarnaar de Massificatie geschiedt". 355

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 180