Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
en tusschenscholentot openhaarheid van schoolcom
missie- en schoolvergaderingen tot het instellen van
studiebeurzen voor kinderen met aanlegtot instelling
eener school voor achterlijke kinderenen het bouwen
van een bewaarschool in het zuidelijk deel der stad.
De voorzitters der tweede en derde sectie meenen
namens het college van Burgemeester en Wethouders
te spreken, wanneer zij dank brengen voor aan dit
college toegezwaaiden lof en wil ten dezen mede
deelen, dat h. i., wat de vergadering van onder
wijzers betreft, een mislukte proef werd gehouden.
Wat de opmerkingen omtrent de uitgestelde prae-
adviezen betreft, meent hij in het algemeen te
moeten verwijzen naar de nieuwe onderwijswet, die
eene geheele omwerking van de distributie der
kinderen over de scholen eischt, met vele vèrdra-
gende gevolgen, waarbij vele der aangehaalde vraag
stukken onder de oogen moeten worden gezien.
Binnen korten tijd kan de raad dus voorstellen ver
wachten, en daarbij het standpunt van Burgemeester
en Wethouders, die, het mag nu reeds worden gezegd,
gaarne trachten zullen zooveel mogelijk de hulplo
kalen op te heffen, de klassen evenredig klein te
maken, kunnen vernemen. Waar door opheffing van
standenscholen en geheel andere voorschriften van
M. U. L. O, een en ander niet te voorzien is, en
prae-adviezen over deze punten slechts van theoretisch
belang kunnen zijn, meenen de voorzitters in over
weging te moeten geven deze vraagstukken bij de
aanstaande begrootingsdebatten uit te schakelen, en
de nadere voorstellen van Burgemeester en Wethouders
in dezen af te wachten. Nog deelen de voorzitters,
wat de school voor achterlijke kinderen betreft, mede,
dat het college van Gedeputeerde Staten te dien aan
zien de voorgestelde begrootingswijziging, zonder over
legging van nadere bescheiden ter zake exploitatie
kosten enzvoor beoordeeling onvatbaar achtte en
door Burgemeester en Wethouders met bekwamen
spoed getracht zal worden, daarmede ter goedkeuring
bij den Raad te komen. De bouw van de bewaar
school bovenbedoeld is slechts een kwestie van tijd,
die alleen nog verband houdt met de onmogelijkheid
om de bewoners der bij dien bouw betrokken perceelen
deze te doen ontruimen.
Leden der tweede en derde sectie zouden gaarne
van het college van Burgemeester en Wethouders
vernemen, hoe dit college dacht over het ambulantisme,
na invoering der nieuwe onderwijswet.
Dezelfde leden zouden gaarne van Burgemeester
en Wethouders vernemen de mogelijkheid tot het in
het leven roepen van een cursus voor volwassenen
van gemeentewege tot arbeidersontwikkeling in
Nederlandsche taal, rekenen, lezen en schrijven enz.,
als te Utrecht en te Winterswijk o. a. is geschied.
Zouden Burgemeester en Wethouders daarover niet
prae-advies willen uitbrengen, vroegen deze leden?
Door een lid der tweede sectie werd ter sprake
gebracht het instituut „Moederschapszorg"het sprak
zijne verwondering er over uit, dat de memoriepost
voor dit jaar van de begrooting was vervallen. De
voorzitter der sectie kon mededeelen dat dit niet wilde
zeggen, dat men onsympathiek tegenover dit instituut
stond, doch dat het aan het college van Burgemeester
en Wethouders tot dusverre onmogelijk was gebleken,
hierover eenige voldoende inlichtingen te verkrijgen.
Het college was echter in deze nog steeds werkzaam
en waar thans vernomen werd, dat te Amsterdam
dit instituut bij vérordening was geregeld, meende
de voorzitter namens het college van Burgemeester
en Wethouders te kunnen spreken, wanneer bij verder
onderzoek van dit instituut voor de gemeente Leeu
warden toezegde.
Op de vraag van een lid der tweede sectie omtrent
het bevorderen van een spoedige uitreiking van de
aanslagbiljetten voor de plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, althans medewerking van het col
lege van Burgemeester en Wethouders om belasting
betalers zooveel mogelijk te sauveeren voor plotse
linge verplichting tot betaling, werd door den wet
houder, meer speciaal belast met de financiën, ter
vergadering aanwezig, op verzoek van den voorzitter,
medegedeeld dat binnen de grenzen der verordening
daarop kon worden gerekend.
Bij hoofdstuk IV der ontvangsten spreekt men
algemeen in de eerste sectie de wenschelijkheid uit,
dat een spoedige herziening van de verordening
tot het hefïen van eene plaatselijke directe belasting
naar het inkomen zal plaats hebben, opdat de kwestie
of een inkomen op een gegeven oogenblik bekend
was of bekend mag worden verondersteld, niet meer
kan voorkomen, te meer, omdat men het betreurt
dat loonsverhoogingen, met terugwerkende kracht
toegekend, niet door den gemeentelijken fiscus konden
worden getroffen. Mede wordt in overweging gegeven,
alsdan een artikel op te nemen, waardoor achter
stallige betalers met rente-bijbetaling worden gestraft.
In de eerste sectie wordt gevraagd of de opcenten
der personeele belasting, wegens verhooging dier be
lasting, geen hoogere raming veroorloven. Volgno.
33 der ontvangsten geeft de eerste sectie gelegenheid,
met verwijzing naar vroegere discussie, met groote
meerderheid in overweging te geven, de afschaffing
der kermis, waar dit jaar de contracten vervallen zijn,
weder aan de orde te brengen.
In de tweede sectie wordt voor die afschaffing niets
gevoeld, terwijl de derde sectie de afschaffing van
verschillende factoren wilde laten afhangen.
UITGAVEN.
In de eerste sectie wordt den algemeenen rapporteur
verzocht te trachten tot verhooging van het salaris der
wethouders en presentiegeld der raadsleden medewerking
te verleenen. Ook de tweede en derde sectie lieten
zich in denzelfden geest uit, alhoewel een lid der
derde sectie, om bijzondere redenen, zijn stem ten
aanzien van het salaris der wethouders, voorbehield.
In de derde sectie wordt door een der leden een
lans gebroken voor de verslaggevers, in de eerste
plaats gedurende den tijd, dat door den Raad in
gesloten zitting wordt vergaderd, en in de tweede
plaats, wat de pers-verslaggevers betreft, ook gedu
rende de zitting, daar hun plaats thans zeer primitief
is tusschen de bezoekers der afdeeling van de raad
zaal, voor het publiek bestemd.
De voorzitter, geen enkel bezwaar kunnende vinden
om aan de verslaggevers in het eerste geval het ge
bruik te geven van de zoogenaamde vertrekkamer,
zegt deze klacht met het college van Burgemeester
en Wethouders te zullen bespreken, ook wat de
plaats betreft, die de pers in de raadzaal inneemt en
meent dat dan binnenkort de bezwaren van dit lid
der sectie, door meerdere leden ondersteund, kan
worden weggenomen. Door een lid der derde sectie
wordt nog in overweging gegeven, waar z. i. de
tijdaanwijzing in de gemeente op de officieele klokken,
aan veel kritiek onderhevig kan zijn, eens te onder
zoeken of door het systeem „electrische moederklok"
hieraan niet tegemoet kan worden gekomen.
Een lid der tweede sectie oordeelt de uitgaven voor
de politie voor een stad als Leeuwarden, waar rust
overheerschend is, zeer hoog en het zou hem aange
naam zijn als door Burgemeester en Wethouders een
verhoudingscijfer met andere plaatsen zou kunnen
worden overgelegd, welk laatste door den voorzitter,
zoo mogelijk, wordt toegezegd.
Door een lid dezer zelfde sectie wordt de opmer
king gemaakt, dat het hem zeer gewenscht lijkt
meer politietoezicht op het, vooral in de buiten
wijken, op straat „gokken" om geld. Meerdere leden
geven in overweging, politie vaker in burgerkleeding
372
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 69.
te laten optreden, en meer van rijwielen te voorzien.
Deze leden verzoeken den voorzitter een en ander
onder de aandacht van het Hoofd der Politie te
brengen.
Nog maakt een lid dezer en één der derde sectie
de opmerking, dat sommige verordeningen, als daar
zijn de verordening op het rookverbod en den bakkers-
nachtarbeid, door de politie zoo slecht worden ge
handhaafd.
Een lid der derde sectie meent het optreden der
politie aan critiek te moeten onderwerpen. Zoo werd
naar aanleiding van de aanneming van de antirevo-
lutiewet, zoo zegt dit lid, een openbare vergadering
gehouden in de Harmonie, te Leeuwarden, waar de
heeren Huibers en van der Goes als sprekers optraden.
Na afloop der vergadering verliet een deel van het
publiek zingende dit gebouw op straat was nog al
wat politie tegenwoordig.
Volgens dit lid trad een der agenten vrij bruut
op, verbood het zingen o.a. zeggende „wij hebben de
strengste orders". Dit optreden der politie verwekte,
volgens dit lid, bevreemding, omdat z.i. geregeld en
vooral na festiviteiten, het publiek op straat zingt,
en dan door de politie niet lastig wordt gevallen.
Gaarne zou dit lid vernemen of hierbij sprake was
van een speciaal optreden tegen eene bepaalde richting.
In verband hiermede zou dit zelfde lid de vraag
willen stellen of een goed beleid werd gevoerd in
den afgeloopen zomer, toen zonder eenige reden de
politie maatregelen nam, dat bij de kalme begeleiding,
van dooy hen werkwilligen genoemden door uitge-
slotenen, (door dit lid werd ten tijde der uitsluiting
bedoeld het werken voor de I. E. T.) het verband
in de begeleiding, door afzetting van bruggen, werd
verbroken, waardoor beroering ontstond en een wilde
jacht om voor de afzetting ter plaatse te zijn, zonder
dat de uitgeslotenen eenige aanleiding tot wanordelijk
heid hadden gegeven.
Nog wensclite dit lid het college in overweging
geven te krassere maatregelen te nemen voor de
regeling van het verkeerswezen in de gemeente in
het algemeen, waar het hem wil voorkomen, dat het
gevaar voor ongelukken, met de tegenwoordige ver
voermiddelen, zoo zeer toeneemt, dat ook beperkende
verkeersbepalingen op ruime verbindingswegen niet
meer misplaatst zijn. Ook bij ijs in de grachten en
vaarten meent dit lid strenger optreden tegen per
sonen (tot zijn spijt moet hij erkennen, dat ouderen
zich daaraan zelfs schuldig maken) die zich op het
ijs begeven, zonder dat dit als gevaarloos is aange
kondigd, alleszins gewettigd. Z.i. zou eene publicatie
aan ouders, onderwijzers en ingezetenen ter waar
schuwing op haar plaats zijn, daar dergelijke zich
met een domme brutaliteit op het ijs begevende
personen, niet alleen hun eigen veiligheid in gevaar
stellen, maar vaak dwingen, dat ook anderen zich
voor hen in gevaar moeten begeven.
In een der secties wordt de opmerking gemaakt of
wel voldoende toezicht wordt uitgeoefend, dat de ambte
naren ter secretarie op tijd 's morgens en 's middags op
hun post zijn. De voorzitter zegt te mogen veronder
stellen van wel, doch dit nader in het college van
Burgemeester en Wethouders te zullen bespreken.
In de eerste sectie wordt gevraagd hoe het college
van Burgemeester en Wethouders staat tegenover
een bureau voor beroepskeuze en of daaromtrent
binnenkort een prae-advies of een voorstel te wach
ten is.
Bij volgnummer 1B7 wordt algemeen de opmerking
gemaakt, dat het uitgetrokken bedrag zooveel hooger
is dan de raming voor 1920, waarop de diverse voor
zitters der sectie mededeelen, dat na de opmaking der
begrooting voor 1920 gebleken is, dat deze raming,
onder de werking der rautsoeneering gedaan, veel te
laag was geweest.
Door een lid der eerste sectie wordt ter sprake
gebracht de slechte verlichting van Schoppershof,
Noordvliet en Kleijenburg, terwijl in de derde sectie
hetzelfde wordt aangehaald ten aanzien van Stienser-
weg, Grachtswal en Land buurt.
In de secties werd ter sprake gebracht de ver
werping door de Kroon van het beroep van den Raad
om alsnog de goedkeuring te verkrijgen op ƒ110,000.
zijnde de verhoogde uitgave voor de stichting van
een abattoir. Waar op de oorspronkelijke begroo-
tingspost ad ƒ550,000.reeds uitgaven waren gedaan
voor aankoop van daarvoor benoodigde machines, naar
verluidt, wenschte men hieromtrent gaarne inlich
tingen. De voorzitters der verschillende sectiën zeiden
dit bij het sectie-antwoord toe.
Bij volgno. 171 werd in alle sectio's de vraag ge
daan, hoe door het college van Burgemeester en Wet
houders gedacht wordt over het instituut „school-
verpleegster".
Bij volgno. 175 wordt door een lid der derde sectie
de vraag gesteld, hoe het thans staat met vroeger
toegezegde gemeentelijke ontsmetting, aan welk lid
kon worden medegedeeld, dat een en ander, alhoewel
voorbereid, eerst algeheele regeling kan verkrijgen,
zoodra over het aschlandvraagstuk is beslist, daar in
ieder geval een gemeentelijke ontsmettingsdienst
daaraan zou moeten worden verbonden.
Bij volgno. 179 wordt nadere toelichting over het
bedrag gewenscht geacht in de eerste en derde sectie.
In de tweede sectie werd een bemerking gemaakt
over de treurige wijze waarop het consultatie-bureau
onderdak was gebracht.
Bij volgno. 191 wordt in alle sectie's toelichting
verzocht, hoe Burgemeester en Wethouders van hunne
bevoegdheid van het, het vorig jaar hun toegestaan vrij
mandaat, hebben gebruik gemaakt, om daaraan het
bedrag, van dit jaar op de begrooting aangebracht, te
kunnen toetsen.
Bij dit volgno. wordt in de tweede sectie tevens
de vraag gesteld of het Burgemeester en Wethouders
ook bekend is, dat de onderwijzers der Openbare
Lagere School geweigerd zouden hebben voor den
Zaterdagmiddag medewerking te verleenen voor de
Sint Nicolaas uitdeeling aan kinderen hunner scholen.
Bij dit en de volgende volgnos. wordt door een lid
der derde sectie de wenschelijkheid naar voren
gebracht om, onder leiding der onderwijzers aan de
kinderen gelegenheid te geven, tot het nemen van
schoolbaden. De voorzitter deelt mede, dat een en
ander bij het college in onderzoek is, en zeker
den Raad daaromtrent voorstellen zullen bereiken,
zoodra daarvoor badgelegenheid aanwezig is.
Bij volgno. 218 wordt door een lid der derde sectie
de opmerking gemaakt, dat z.i. het betreffende museum
in zoo'n desolaten toestand verkeert, dat het door
de gemeente daaraan bestede geld, vrij wel als weg
gegooid mag worden beschouwd, alhoewel hij voor
stander zou zijn om de subsidie belangrijk te verhoogen,
wanneer de instelling weder aan billijke eischen
voldeed, en meer gelegenheid voor gratis bezoek
wilde geven; de nuttigheid van dit museum, mits
goed beheerd, voor de gemeente ziet hij.
Volgno. 221. Een der leden der eerste sectie ver
klaart zich tegen deze uitgave op grond dat de com
missie bijna alleen projecten zou goedkeuren, door
tusschenkomst van een architect ingediend, waarom
dit lid zich ook verklaart tegen voor ambachtsschool
en teekencursussen uitgetrokken subsidies en uitgaven,
omdat deze subsidies niet tot haar recht zouden komen,
daar de aldus gevormde personen nimmer toch door
de schoonheidscommissie zouden worden erkend.
Bij artikel 237 wordt in de eerste sectie gevraagd,
hoe nu de regeling is getroffen omtrent verplegings-
kosten van gemeentelijke patiënten in Herema-state.
Bij volgno. 272 stelt een lid der tweede sectie voor,
373