Bijlage no. 7.
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 7.
WIJZIGING van de artikelen 25 en 26 van het
WerkliedenreglemBnt.
Aan den Gemeenteraad.
Artikel 25 van het Werkliedenreglement, handelende
over de vacantie en het verlof, heeft in de praktijk
tot moeilijkheden aanleiding gegeven. In de eerste
alinea van dit artikel toch wordt bepaald, dat elke
vaste werkman, na elk kalenderjaar, dat hij in onaf
gebroken dienst der gemeente is geweest, recht heeft
op zeven dagen vacantie en zeven dagen verlof, elke
tijdelijke werkman voor elke 100 achtereenvolgende
werkdagen recht op twee dagen verlof.
Om recht te hebben op zeven dagen vacantie en
zeven dagen verlof moet een werkman derhalve 1°.
voorzien zijn van een vaste aanstelling 2°. een vol
kalenderjaar in onafgebroken gemeentedienst zijn
geweest.
Recht op twee dagen verlof voor elke 100 achter
eenvolgende werkdagen kan alleen een tijdelijk werk
man doen gelden.
Het gevolg hiervan is, dat een werkman, die b.v.
in den loop van 1919 vast werd aangesteld, daarna
geen recht meer heeft op 2 dagen verlof voor elke
100 achtereenvolgende werkdagen, omdat hij niet
tijdelijk meer is en volgens den letter van het artikel
eerst in 1921, dat is, nadat hij een kalenderjaar (het
jaar 1920) vast aangesteld is geweest, recht krijgt
op vacantie en dus van den datum zijner vaste aan
stelling af in 1919 tot 1921 van vrije dagen geheel
is verstoken.
Ons college heeft over dit artikel echter reeds
deze ruimere opvatting gehuldigd, welke wij thans
door den Raad zouden willen doen bevestigen, dat
tijdelijke diensten, onmiddellijk aan de vaste aanstel
ling voorafgaande, meetellen om het kalenderjaar vol
te maken, zoodat in het hierboven gestelde geval de
werkman niet eerst in 1921, maar reeds in 1920 recht
op vacantie krijgt. In het jaar 1919 kan in het gestelde
voorbeeld hem na zijn vaste aanstelling echter geen verlof
worden toegekend, zoodat hij in het ongunstigste geval
bijna 12 maanden zonder verlof is. Te dezer zake
kan een oplossing worden gevonden, zoo de Raad
bepaalt, dat een vast werkman, zoo lang hij nog geen
recht heeft op vacantie, recht heeft op 1 dag verlof
voor iedere kalendermaand, dat hij, na de laatste
periode van 100 achtereenvolgende werkdagen, waar
over hij als tijdelijk werkman verlof heeft genoten of
had kunnen genieten, in gemeentedienst is geweest.
Op deze wijze geredigeerd voldoet het artikel volko
men en in alle billijkheid aan zijn doelhet verzekeren
van een redelijk getal vrije dagen ook aan de ge
meentewerklieden, die in den loop van een kalender
jaar een vaste aanstelling ontvangen.
Artikel 26 zal dan echter een kleine aanvulling
behoeven. Dit artikel bepaalt, dat het recht op vacantie
en het verlof voor den vasten werkman vervalt na
verloop van het kalenderjaar, waarvoor het wordt
toegekend. Nemen wij weer als voorbeeld den werk
man, die in den loop van het jaar 1919 zijn vaste
aanstelling ontvangt, en kennen wij hem, op de wijze
als boven wordt voorgesteld, het verlof toe van 1
dag voor iedere kalendermaand, dan blijkt, dat hij
tengevolge van de bepaling van artikel 26 den dag
verlof over de maand December 1919 niet zou kunnen
genieten, omdat zijn recht na verloop van het jaar
1919, dus op hetzelfde oogenblik, dat hij er recht
op krijgt, zou zijn vervallen. Dit wordt voorkomen,
zoo de Raad bepaalt, dat de bepaling van artikel 26
niet van kracht is voor het verlof, dat den vasten
werkman wordt toegekend voor hij recht hoeft op
vacantie.
Wanneer de wet, regelende den rechtstoestand der
ambtenaren, in werking is getreden, zal ook de hier be
handelde materie van hetWerkliedenreglement wijziging
behoeven. Waar artikel 25 echter in de praktijk naar
zijn tegenwoordige redactie niet geheel billijk en dan
ook zeker niet overeenkomstig de bedoeling van den
Raad bleek te werken, meenden wij evenwel op de
totstandkoming van dezo wet niet te mogen wachten.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te
besluiten
I. aan het eerste lid van artikel 25 van het Werk
liedenreglement toe te voegen de volgende zinsneden
„Om het hierbedoelde kalenderjaar vol te maken
telt de tijdelijke dienst, welke in dat jaar onmiddellijk
aan de vaste aanstelling voorafgaat, mee. De vaste
werkman heeft, zoolang hij nog geen aanspraak kan
maken op vacantie en verlof, recht op 1 dag verlof
voor elko kalendermaand, dat hij na do laatste periode
van 100 dagen, waarover hij als tijdelijk werkman
verlof heeft genoten of had kunnen genieten, in
gemeentedienst is geweest"
II. de tweede zinsnede van artikel 26 van het
werkliedenreglement te lezen als volgt
„Deze bepaling is niet van kracht als vacantie of
verlof niet of niet geheel zijn genoten als gevolg
van redenen aan het dienstbelang ontleend en geldt,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
evenmin voor het verlof, dat den vasten werkman
ingevolge de 3de zinsnede van het lste lid van het vorige
artikel wordt toegekend"
III. te bepalen, dat deze wijzigingen geacht
worden 1 Januari 1920 in werking te zijn getreden.
Leeuwarden, 12 Februari 1920.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.