Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
ningen wordt verstrekt een bedrag van f 270,000.
terwijl voorts in erfpacht worden gevraagd ter
reinen aan den H arlingerstraatweg, aangegeven op
het overgelegde schetskaartje, bestemd om daarop de
woningen te stichten
gelet op zijn besluit van 9 Maart 1.1. no. 129R/59,
alsmede op het schrijven van den Minister van Arbeid,
d.d. 20 April 1920, no. 6283, afdeeling V, waarin de
toezegging is gedaan, dat onder bepaalde voorwaarden,
waaraan dezerzijds kan worden voldaan, eene bijdrage
uit 's Rijks kas kan worden tegemoet gezien ten be
drage van ten hoogste 199,297.
mede gelet op het advies der Gezondheidscommissie,
gegeven bij schrijven van 3 Mei 1920,
en op het voorstel van Burgemeester en Wethouders
Besluit
voor den bouw van 70 zoogenaamde middenstands
woningen op terreinen aan den Harlingerstraatweg,
aan de Coöperatieve Vereeniging „Woningbouw",
gevestigd te Leeuwarden
I. in erfpacht tot 31 December 1990 uit te geven
van de gemeentelijke bouwterreinen aldaar, ongeveer
8260 Ma. tegen den prijs van f 9.per M2. en
ongeveer 10860 M2. tegen den prijs van f 7.per
M2., uitmakende gedeelten van de kadastrale perceelen,
sectie D nos. 310, 1022, 1023 en 1392 op het bijge
voegde kaartje nader aangeduid, de juiste grootte
nader door een landmeter van het kadaster op te
meten, tegen een erfpachtscanon van 5?/4 en voorts
op de gebruikelijke voor de in uitgifte gebrachte
terreinen geldende nader door Burgemeester en Wet
houders te formuleeren voorwaarden
II. een bijdrage uit de gemeentekas te verleenen
als bedoeld bij art. 1 van het Koninklijk besluit van
6 November 1919, no 51, tot een bedrag met inbegrip
van de deswege door het Rijk aan de gemeente te
verstrekken bijdrage van ten hoogste f 265,729.
III. een voorschot onder hypothecair verband der
te stichten woningen te verleenen tot een bedrag
van ten hoogste f 301,481.
onder bepaling dat de bedragen onder II en III
genoemd door Burgemeester en Wethouders naar
evenredigheid worden verminderd, indien bij de aan
besteding de bouwkosten minder zullen bedragen dan
aanvankelijk is geraamd
en voorts op de volgende voorwaarden, n.l. dat:
a. een batig saldo op de exploitatie, indien dit een
door Burgemeester en Wethouders onder goedkeuring
van den Minister van Arbeid vast te stellen bedrag
overschrijdt, zal worden gestort in de kas der gemeente,
die daarvan 75 °/0 zal uitkeeren aan het Rijk, terwijl
een met inachtneming der voorgenoemde bepaling
niet. in de gemeentekas gestort batig saldo geheel zal
worden gestort in een te stichten reservefonds, waarvan
de rente aan het fonds ten goede komt en waarover
alleen beschikt kan worden met goedvinden van
Burgemeester en Wethouders;
b. de gemeente te allen tijde het recht heeft, om,
met beëindiging van het erfpachtsrecht, de met steun
van Rijk en gemeente gebouwde opstallen, alsmede
het reservefonds, over te nemen, onder verplichting
dat alleen door de gemeente aan de vereeniging wordt
uitgekeerd
1°. het bedrag, waarmede op het tijdstip van over
neming deze woningen zijn bezwaard, terwijl, indien
het voorschot van de gemeente is verkregen, kwijt
schelding wordt verleend van het nog niet afgeloste
gedeelte
2°. het bedrag van het op het tijdstip van de
overneming in den bouw gestoken eigen kapitaal
3°. de eventueele liquidatiekosten
c. de bouw, benevens elke verbouwing, moet ge
schieden volgens door Burgemeester en Wethouders
in alle opzichten goedgekeurde plannen, teekeningen,
bestekken, gunning der openbare aanbesteding enz.;
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. 110. 1 i
d. door de vereeniging, met betrekking tot deze
woningen, zonder goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders, geene onroerende zaken worden ver
vreemd of bezwaard, geen geldleeningen aangegaan,
geen dadingen getroffen of rechtsgedingen worden
gevoerd
e. de huurprijzen na overlegging der jaarlijksche
exploitatie-rekening onder goedkeuring van Burge
meester en Wethouders worden bepaald en de ver
eeniging de woningen niet mag verhuren aan
personen, wier inkomen, volgens de betrekke
lijke verordening op een plaatselijke directe belasting
naar het inkomen, een bedrag van f 6000.te
boven gaatdat voorts de huur niet minder mag
bedragen dan V7 van het inkomen van den huurder,
terwijl in speciale gevallen, b.v. wanneer zich geen
gegadigden opdoen voor eene woning en de huur lager
gesteld zou moeten worden, hierover eerst het
gevoelen van Burgemeester en Wethouders moet
worden ingewonnen:
f. door het bestuur aan Burgemeester en Wet
houders wordt aangetoond dat het niet bij machte is
het gevraagde voorschot onder hypothecair verband
elders te verkrijgen;
g. de uitvoering van den bouw of verbouwingen
geschiedt onder toezicht van een door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen gemeente-opzichter, op
kosten der vereeniging
h. indien de woningen na afloop van den termijn
genoemd in artikel 4 van het Koninklijk besluit van
6 November 19.19, no. 51, mochten worden verkocht,
die verkoop niet mag geschieden beneden den prijs,
die voor die woningen zal zijn te bedingen
i. jaarlijks een rekening en verantwoording be
treffende de exploitatie van het bouwplan ter goed
keuring moet worden ingezonden aan den Minister
van Arbeid;
de vereeniging zich onderwerpt aan de voor
waarden en bepalingen, welke Burgemeester en Wet
houders overigens noodig zullen achten.
Leeuwarden, den 19
De Raad voornoemd,
163