Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
Art. 2.
Niet gewijzigd.
Art. 3.
De ambtenaren, belast met de heffing en het toe
zicht op de invordering der belasting, hebbon steeds
vrijen toegang tot alle tooneelvertooningen en andere
openbare vermakelijkheden, in het heffingsbesluit of
deze verordening bedoeld. Zij zijn bevoegd bij de
toegangen tot de plaats en op de plaats, waar de
vertooning of vermakelijkheid wordt gehouden te
eischen, dat do toegangsbewijzen, zoo deze worden
gevorderd, vertoond worden.
Art. 4.
Ondernemers van tooneelvertooningen of andere
openbare vermakelijkheden, bedoeld bij artikel 2 letter
A der verordening op de heffing, mogen, met uit
zondering van hen, die ambtshalve toegang hebben,
wier tegenwoordigheid in verband met de uitvoering
noodzakelijk is en van de in gestichten verpleegden,
die met voorkennis van Burgemeester en Wethouders
zonder betaling van een toegangsprijs worden toege
laten, niemand toelaten dan voorzien van een toegangs
bewijs, dat vanwege het gemeentebestuur is verstrekt
of gestempeld en dat niet reeds tenzij het een
doorloopend toegangsbewijs mocht zijn voor een
andere vermakelijkheid is gebruikt.
Elk toegangsbewijs, in welken vorm, ook opge
maakt, moet aanwijzing bevatten van het bedrag
waarnaar de belasting berekend wordt, indien er
verschillendo rangen zijn, van den rang waarvoor
het geldig is en voor zooverre het geen doorloopend
toegangsbewijs is, van den dag waarop het geldigis.
Art. 5.
Niet gewijzigd.
Ieder, die voornemens is eene tooneel vertooning
of andere openbare vermakelijkheid te geven, moet
ten minste 24 uur vóór den aanvang van dit voor
nemen, onder overlegging van de door de bevoegde
macht verleende vergunning in de gevallen waarin
deze wordt vereischt, schriftelijk kennis gegeven ter
secretarie der gemeente, afdeeling Financiën. Deze
kennisgeving, waarvoor formulieren kosteloos aan
bedoelde secretarie verkrijgbaar zijn, moet bevatten
eene aanduiding van de plaats waar, en van den tijd
waarop, de tooneelvertooning of andere openbare ver
makelijkheid zal worden gegeven en van alle bijzonder
heden, welker wetenschap voor de toepassing dezer
belasting noodig is. Van de inlevering der kennisgeving
wordt, desverlangd, een bewijs afgegeven.
Art. 3.
De ambtenaren, belast met de heffing en het toe
zicht op de invordering der belasting, hebben steeds
vrijen toegang tot alle tooneelvertooningen en andere
openbare vermakelijkheden, in het heffingsbesluit of
deze verordening bedoeld. Zij zijn bevoegd op de
plaatsen waar de verkoop der toegangsbewijzen plaats
heeft, inzage te eischen der aanwezige toegangsbe
wijzen en bij de toegangen tot de plaats en op de
plaats, waar de vertooning of vermakelijkheid wordt
gehouden te verlangen, dat de toegangsbewijzen, zoo
deze worden gevorderd, vertoond worden.
Art. 4.
Ondernemers van tooneelvertooningen of andere
openbare vermakelijkheden, bedoeld bij artikel 2 letter
A der verordening op de heffing, mogen, met uit
zondering van hen, die ambtshalve toegang hebben,
wier tegenwoordigheid in verband met de uitvoering
noodzakelijk is en van de in gestichten verpleegden,
die met voorkennis van Burgemeester en Wethouders
zonder betaling van een toegangsprijs worden toege
laten, niemand toelaten dan voorzien van een toegangs
bewijs, dat vanwege het gemeentebestuur is verstrekt
of gestempeld en dat niet reeds tenzij het een
doorloopend toegangsbewijs mocht zijn voor een
andere vermakelijkheid is gebruikt.
Elk toegangsbewijs, in welken vorm ook opgemaakt,
moet aanwijzing bevatten van het bedrag waarnaar
de belasting berekend wordt, indien er verschillende
rangen zijn, van den rang waarvoor het geldig is
en voor zooverre het geen doorloopend toegangsbewijs
is van den dag waarop het geldig is.
Op de plaatsen of in de lokalen, waar de toegangs
bewijzen voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld,
mogen geen toegangsbewijzen voorhanden zijn, welke
niet door de gemeente zijn verstrekt of door het
bestuur der gemeente gestempeld zijn.
Art. 5.
Ondernemers van tooneelvertooningen of andere
openbare vermakelijkheden kunnen op aanvraag, hetzij
kosteloos van de gemeente verkrijgen registers voor
af te geven toegangsbewijzen, hetzij hunne bewijzen,
mits deze vanwege Burgemeester en Wethouders
vooraf zijn goedgekeurd, ter stempeling aan het be
stuur der gemeente inleveren.
Registers moeten ten minste drie dagen, voordat
daarvan gebruik moet worden gemaakt, ter secretarie,
afdeeling Financiën, worden aangevraagd, terwijl de
door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde toe
gangsbewijzen aldaar ten minste 24 uur vóór den
aanvang der uitgifte ter stempeling moeten worden
aangeboden.
184
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. TIO.
Art. 6.
De belasting moet worden betaald
a. voor zoover zij verschuldigd is uit hoofde van
het bepaalde in artikel 2 letter A der heffingsveror
dening, onmiddellijk bij de ontvangst der registers
van toegangsbewijzen of der gestempelde toegangs
bewijzen.
Tegen inlevering der ongebruikte registers of toe
gangsbewijzen, mits binnen 8 dagen na afloop der
vermakelijkheid voor welke zij golden, wordt het be
drag der deswege betaalde belasting tegen kwitantie
teruggegeven
b. voor zooveel zij verschuldigd is uit hoofde van
het bepaalde in artikel 2, letters B, C, D en E der
heffingsverordening, bij vooruitbetaling.
Van elke betaling van belasting wordt een kwitan
tie afgegeven.
Art. 7, (nieuw).
Art. 8, (7 oud).
Niet gewijzigd.
Art. 9, (8 oud).
Als ontduiking of overtreding ter zake van plaat
selijke belasting wordt beschouwd het niet tijdig doen
van aangifte, het afgeven van toegangsbewijzen, die
niet van gemeentewege zijn verstrekt of gestempeld,
het toelaten van personen die geen geldig toegangs
bewijs hebben kunnen vertoonen of het zich aan de
betaling der belasting onttrekken.
Art. 6.
De belasting moet worden betaald:
a. voor zoover zij verschuldigd is uit hoofde van
het bepaalde in artikel 2 letter A der heffingsveror
dening, onmiddellijk bij de ontvangst der registers
van toegangsbewijzen of der gestempelde toegangs
bewijzen.
Tegen inlevering der ongebruikte registers of toe
gangsbewijzen, mits binnen 8 dagen na afloop der
vermakelijkheid voor welke zij golden, wordt het be
drag der deswege betaalde belasting tegen kwitantie
teruggegeven.
Ter nadere controleering van het bedrag der ver
schuldigde belasting staat het den ambtenaren, be
doeld in artikel 1, vrij, inzage van boeken en van
alle andere bescheiden, welke op de opbrengst der
onderneming betrekking hebben, te vorderen
h. voor zooveel zij verschuldigd is uit hoofde van
het bepaalde in artikel 2, letters B, C, D en E der
heffingsverordening, bij vooruitbetaling.
Van elke betaling van belasting wordt een kwi
tantie afgegeven.
Art. 7.
Ingeval van overtreding van eenige bepaling van
de verordening op de heffing en de invordering van
deze belasting zijn de betrokken ambtenaren bevoegd
de uitvoering van de vermakelijkheid, desnoods met
behulp van den sterken arm, te schorsen of te be
letten.
Art. 8.
Ingeval tusschen een belastingplichtige en de amb
tenaren, bedoeld in artikel 1, verschil bestaat over
de toepassing der heffingsverordening, is eerstge
noemde bevoegd de beslissing van Burgemeester en
Wethouders in te roepen, mits vooraf de belasting,
gelijk zij berekend is, voldaan zij.
Wanneer Burgemeester en Wethouders ten gunste
van den belastingplichtige beslissen, wordt hem het
te veel betaalde op kwitantie teruggegeven.
Art. 9.
Als ontduiking of overtreding ter zake van plaatse
lijke belasting wordt beschouwd het niet tijdig doen
van aangifte, het afgeven of voorhanden hebben op
de in het laatste lid van art. 4 genoemde plaatsen
en lokalen van toegangsbewijzen, die niet van ge
meentewege zijn verstrekt of gestempeld, het toelaten
van personen die geen geldig toegangsbewijs hebben
kunnen vertoonen of het zich aan de betaling der
belasting onttrekken.
Art. 10.
Deze verordening treedt in werking den 1 Augus
tus 1920, met welk tijdstip wordt ingetrokken de ver
ordening op de invordering eener belasting op too
neelvertooningen en andere openbare vermakelijkheden
(gemeenteblad no. 40 van 1917), vastgesteld bij raads
besluit van 12 Juni 1917.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd
185