m
200
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
Artikel 4.
Toegang tot de gemeentelijke archiefbewaarplaats
hebben, behalve de dienstdoende ambtenaren, daartoe
door den archivaris aan te wijzen, slechts Burgemeester
en Wethouders en zij, die van wege het Rijk of de
provincie met het toezicht op de gemeente-archieven
of een gedeelte er van zijn belast.
De archivaris is echter bevoegd om, volgens door
hem vast te stellen regels, gelegenheid te geven tot
bezichtiging van de bewaarplaats.
De personen, belast met het toezicht op en het
herstel en onderhoud van het gebouw en het meubilair,
worden in de bewaarplaats niet toegelaten dan met
voorkennis van den archivaris.
Artikel 5.
Nasporingen ten behoeve der gemeente worden
verricht door den archivaris of onder zijne verant
woordelijkheid door de onder hem werkzaam gestelde
ambtenaren.
Artikel 6.
Een ieder is bevoegd de in de gemeentelijke ar
chiefbewaarplaats overgebrachte archieven en ver
zamelingen, behoudens de beperkingen, welke bij de
bewaargeving of schenking der in artikel 1 onder d
bedoelde archieven of der in de laatste alinea van
dat artikel bedoelde verzamelingen zijn gesteld, koste
loos te raadplegen en te zijnen koste daaruit afbeel
dingen, afschriften of uittreksels te maken of te doen
maken. Voor zooverre de archiefstukken jonger zijn
dan het 31e jaar vóór dat van den loopenden dienst
verleent de archivaris er echter geen inzage van dan
na verkregen machtiging van het college of den
ambtenaar, van wien de archieven afkomstig zijn, en,
bij archieven van opgeheven gemeentelijke takken
van dienst of gemeentelijke instellingen, van Burge
meester en Wethouders.
De voor de Rijksarchiefbewaarplaatsen geldende
of nader vast te stellen bepalingen omtrent de toe
gankelijkheid en het gebruik daarvan zijn toepasselijk
op de van het Rijk in bewaring genomen archieven.
Artikel 7.
Voor het in het voorgaande artikel bedoelde ge
bruik der archieven en verzamelingen gelden behalve
de voorschriften, vervat in den algemeenen maatregel
van bestuur, bedoeld in artikel 1 der Archiefwet 1918,
Staatsblad no. 378, de volgende bepalingen:
a. Voor den aanvang van het onderzoek vermeldt
de bezoeker op de door den archivaris aan te geven
wijze zijn naam, woonplaats, kwaliteit en het doel van
zijne nasporingen en verbindt zich, door zijne hand-
teekening, zich aan de voor het archief vastgestelde
bepalingen te onderwerpen
b. In het daarvoor bestemde lokaal wordt hem
gelegenheid gegeven om, onder toezicht van een daar
voor aangewezen ambtenaar, inzage te nemen van de
door hem aangevraagde of voor zijn doel hem aan
bevolen stukken. Hij mag daaruit afschrijven, aftee-
kenen en extraheeren wat hem goeddunkt
c. De bezoeker mag in de door hem geraadpleegde
stukken geene aanteekeningen maken, teekens plaatsen
of vouwen leggen. Hij moet nauwlettend zorg dra
gen, dat de volgorde der losse stukken bewaard blijft.
Het calqueeren of doortrekken is hem verboden, tenzij
hij daartoe vergunning van den archivaris heeft ge
kregen
d. Indien blijkt, dat de bezoeker tegen het in dit
artikel bepaalde gehandeld heeft of op andere wijze
schade toebrengt aan de stukken, kan hem door den I
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 10.
archivaris, behoudens beroep op Burgemeester en
Wethouders, de gelegenheid tot verder onderzoek
worden ontzegd, onverminderd zijne verplichtingen
om ingeval van aangebrachte schade eene door den
archivaris en in hooger beroep door Burgemeester en
Wethouders vast te stellen vergoeding te betalen.
Artikel 8.
Aan een ieder, die tot nasporingen in de archieven
en verzamelingen is toegelaten, staat het vrij om het
door of voor hem afgeschrevene in druk uit te geven,
mits hij zich onderwerpt aan de volgende bepalingen
a. dat hij zich verantwoordelijk stelt voor het door
hem uitgegevene;
b. dat hij een exemplaar van de door hem be
zorgde afdrukken of van het werk, waarin afdrukken
voorkomen, aan de gemeente schenkt;
c. dat het recht om het door hem uitgegevene
opnieuw te doen uitgeven, zoowel voor de Gemeente
als voor anderen onverkort blijft.
Voor de in artikel 1 onder d bedoelde archieven
en voor de in de laatste alinea van dat artikel be
doelde verzamelingen gelden bovendien de bepalingen,
bij de bewaargeving of schenking gesteld.
Artikel 9.
Voor het vervaardigen of doen vervaardigen van
photografische of andere reproductiën en het uitgeven
daarvan is vergunning noodig van den archivaris van
wiens beslissing beroep op Burgemeester en Wet
houders openstaat.
Voor het uitgeven van de, met inachtneming van
het in artikel 7 omtrent het calqueeren of doortrekken
bepaalde, gecopieerde teekeningen of kaarten gelden
dezelfde bepalingen als in artikel 8 omtrent afschrif
ten zijn vastgesteld.
Artikel 10.
Aan verzoeken van particulieren om te hunnen be
hoeve van ambtswege nasporingen in de archieven
en verzamelingen te doen, wordt door den archivaris
voldaan, wanneer naar zijn oordeel de dienst zulks
toelaat.
Artikel 11.
Ten behoeve van de gemeenteadministratie kunnen
archiefstukken, die joDger zijn dan het jaar 1851,
aan de verschillende gemeentebureaux worden uitge
leend.
Artikel 1'2.
Zij, die overeenkomstig de bepalingen, vervat in
den algemeenen maai regel van bestuur, bedoeld
in artikel 1 der Archiefwet 1918, Staatsblad no. 378,
stukken tijdelijk in bewaring ontvangen, zijn voor de
ongeschonden bewaring der stukken verantwoordelijk.
De gebruikers ervan zijn onderworpen aan al de be
palingen, die in dit reglement ten opzichte van het
gebruik der archieven en verzamelingen zijn vastge
steld, voor zoover die op hen kunnen worden toe
gepast. Met de bepalingen worden zij in kennis
gesteld door middel van een desbetreffend uittreksel,
dat tegelijk met de stukken wordt toegezonden.
Artikel 13.
Boek- en plaatwerken, uit de bij de gemeentelijke
archiefbewaarplaats behoorende archief bibliotheek
kunnen, voor zoover de dienst zulks toelaat en zij
naar het oordeel van den archivaris niet tot de zeld
zame behooren, worden uitgeleend. De archivaris is
echter bevoegd, om, zoo hem dat wenschelijk voór-
201