7l0 7io Wi. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. school geldt, alsmede om, ter completeering van een en ander, wijzigingen van de betrokken verordeningen aanhangig te maken wat de kostelooze verstrekking van leermiddelen betreft. Voor het tegenwoordige stellen wij U slechts voor 1°. volgens het hieronder aangeboden ontwerp, waarmede de financieële commissie zich heeft kunnen vereenigen, te besluiten tot vaststelling van de ver ordening tot heffing en van die op de invordering van schoolgeld voor het gymnasium 2°. ten aanzien van het voorstel der heeren Zandstra en De Boer van 29 December 1919 over te gaan tot de orde van den dag. Leeuwarden, Januari 17 Maart Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden gezien het voorstel van Burgemeester en "Wet houders gelet op artikel VII der wet van 1 Maart 1920 (Staatsblad no. 105) tot wijziging en aanvulling der Hooger-onderwijswet en op het Koninklijk besluit van 26 Juli 1920 (Staatsblad no. 618); besluit vast te stellen de navolgende A. VERORDENING tot het heffen van schoolgeld voor het onder wijs aan het gymnasium Art. 1. Het schoolgeld bedraagt per jaar en per leerling: I. voor hen die in de gemeente wonen bij een aanslag van den schoolgeldplichtige in de belasting naar een inkomen tot en met 3800.60.— van boven 3300. tot en met 4600.90.— van boven 4600. tot en met 6000.120.— van boven 6000.150.— II. voor hen, die buiten de gemeente wonen 50 °/0 boven de onder I vermelde bedragen. Voor iederen leerling, die het onderwijs in minder dan vier vakken bijwoont, bedraagt het schoolgeld per jaar voor ieder vak 1/i van de onder I en II bedoelde bedragen. Indien de in de gemeente gevestigde schoolgeld plichtige meer dan één leerling als bedoeld in het le lid sub I tegelijkertijd ter school zendt, bedraagt het schoolgeld voor iederen leerling s/i van het voor één leerling bepaalde bedrag. De schoolgeldplichtigen zijn verplicht op aanvraag van den controleur der gemeentebelastingen binnen 20 dagen aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslagbiljet (of een duplicaat daarvan) in de belasting. Indien aan de aanvraag binnen dien tijd niet wordt voldaan, wordt de aanslag naar het hoogste schoolgeld opgelegd. Art. 2. Waar in deze verordening gesproken wordt van: I. een „aanslag in de belasting", is daaronder te ver staan de laatst vastgestelde aanslag in de plaatselijke belasting naar het inkomen, of indien zoodanige be lasting in de gemeente waar de schoolgeldplichtige hoofdverblijf heeft niet door eigen administratie ge heven wordt, in de Rijksinkomstenbelasting. II. ,,het jaar", is daaronder te verstaan het tijdvak aanvangende na het eindigen van de groote vacantie in het eene jaar en eindigende bij den aanvang van de groote vacantie in het volgende jaar. 204 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 11. i°/ Art. 3. Het schoolgeld is verschuldigd voor hen, die bij den aanvang van het jaar tot de bevolking van de inrichting behooren. Voor hen, die in den loop van het jaar worden toegelaten, bedraagt het schoolgeld, indien de toe lating plaats heeft in de maand September October November December Januari Februari Maart April i, i) Mei maanden Juni of Juli van het voor een geheel jaar verschuldigd bedrag. 10 10 10 7l0 7io 7io 3/l0 9/_ 7i Art. 4. Het schoolgeld is verschuldigd door hen, die de leerlingen naar het gymnasium hebben gezonden en dientengevolge door Burgemeester en Wethouders op de schoolgeldlijsten zijn geplaatst. Art. 5. Indien de ouders of verzorgers naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende aan nemelijk hebben gemaakt, dat het de bedoeling is den leerling de school geheel te laten afloopen, kunnen, het hoofd van de inrichting van onderwijs die het kind laatstelijk bezocht en curatoren gehoord, kinderen van in de gemeente wonende on- of min vermogenden en on- of minvermogende in de gemeente wonende ouderlooze kinderen zonder betaling van schoolgeld door Burgemeester en Wethouders worden toegelaten. Burgemeester en Wethouders beslissen vooraf of de aanvragers om kosteloos onderwijs en de ouder looze kinderen, waarvoor het gevraagd wordt, tot de on- of minvermogenden behooren. Art. 6. Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door Burgemeester en Wethouders verleend: I. ambtshalve bij het verlaten van de inrichting: a. door vertrek van dengene, die den leerling naar het gymnasium heeft gezonden, of bij overlijden van den leerling; b. wanneer de leerling om andere redenen dan de onder a bedoelde de inrichting verlaat vóór den len Maart van het loopende jaar; II. op aanvraag van den schoolgeldplichtige: 1. wanneer uit een, bij de aanvraag over te leggen, bewijs van een geneeskundige blijkt, dat de leerling in den loop van het jaar meer dan 30 achtereen volgende dagen, de Kerst- en Paaschvacantie niet medegerekend, wegens ziekte de inrichting niet heeft kunnen bezoeken 2. wanneer tengevolge van een bij den aanvraag over te leggen onherroepelijk geworden uitspraak be treffende den in art. 2 bedoelden aanslag, de aanslag in het schoolgeld moet worden verminderd. Deze aanvragen moeten worden ingedienddie sub 1 bedoeld binnen 14 dagen na afloop van het jaar en die sub 2 binnen maanden na dagteekening van de uitspraak. Art. 7. De ontheffing bedoeld in art. 6 sub II 2, kan aan hen die in de gemeente wonen ambtshalve verleend worden, zoolang de in art. 2 bedoelde belasting door eigen administratie wordt geheven. 205

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1921 | | pagina 102