Bijl. no. 15. Bijlage no. 15. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. lijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. In afwijking van het bepaalde bij art. 10 wordt hel tijdvak van 1 Januari 1921 tot en met 30 April 1922 als een afzonderlijk vol belastingjaar beschouwd, Voor dit belastingjaar gelden voorts de navolgende afwijkingen: 1. In plaats van de woorden „twaalfde gedeelten' voorkomende in art. 19 wordt gelezen „zestiende ge deelten van den aanslag over het volle in art. 24 be doelde belastingjaar". 2. Achter de data Januari en 1 April in de veror dening voorkomende wordt gelezen „1921". 3. Voorzoover in de artikelen 3 tot en met 22 voor komt het woord „dienstjaar" wordt daarvoor gelezen „belastingjaar". 11. Aan de verordening op de invordeting van de plaatselijke directe belasting naar het inkomen wordt toegevoegd een artikel 9, luidende: In plaats van het in artikel 3 bepaalde geldt voor het belastingjaar loopende over het tijdvak van 1 Januari 1921 tot en met 30 April 1922 het navolgende: De aanslagen, voorkomende op het primitief kohier en op suppletoire kohieren, voorzoover deze laatste vóór 31 Juli 1921 aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden toegezonden, zijn vorderbaar in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt den laatsten Juli van dit belastingjaar en zoo vervolgens den laatsten van iedere maand één termijn. De aanslagen voorkomende op suppletoire kohieren, welke tusschen 31 Juli 1921 en 28 Februari 1922 aan den gemeente-ontvanger worden toegezonden, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen als er na de toezending van het kohier aan den gemeente-ontvanger nog maanden van het belastingjaar overblijven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag der maand volgende op die waarin de toezending heeft plaat;, gehad. De aanslagen voorkomende op suppletoire kohieren, die in de maand Maart 1922 of later bij den gemeente ontvanger inkomen, zijn één maand daarna ineens invorderbaar. Een en ander behoudens de bepalingen van arbkel 4. WIJZIGING van het Werkliedenregelement (Gemeen teblad 1919 no. 24 en 1920 no. 32). Aan den Gemeenteraad. Artikel 20 van het Werkliedenreglement, waarbij (het aan de werklieden in dienst der gemeente ver- ioden is een bedrijf uit te oefenen of voor derden |te werken, heeft in de praetijk tot moeilijkheden aanleiding gegeven. Zooals het artikel thans luidt, geeft het telkens aanleiding tot overtreding en is door zijn gestrengheid moeilijk te handhaven. Derhalve komt het ons voor, dat het artikel ietwat ruimer geredigeerd moet worden en, volgens de nieuwe redactie, aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid verleenen om in daartoe leidende gevallen van de bepaling af te wijken. Wij geven het was trouwens reeds ons standpunt bij de laatste herziening van het werkliedenregle ment aan dit stelsel de voorkeur boven het be staande, omdat het den werkman meer vrijheid van beweging laat, als de dienst niet onder het vreemde werk lijdt. Tegen misbruik kan voldoende worden gewaakt (Bijlagen 1919 nos. 6, 11, 14 en 18 en Han delingen 1919 blz. 133 v.). Voorts is het gebleken, dat artikel 45, lid 1 sub 5, wijziging behoeft, daar dit onderdeel op de in art. 46 jenoemde feiten de straf van verlaging in loonklasse mogelijk maakt voor onbepaalden duur, hetgeen, naar het ons voorkomt, ongewenscht is. ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, Artikel 20. Het uitoefenen van een bedrijf voor eigen of anderer rekening, hetzij rechtstreeks, hetzij door een tusschenpersoon en het werken voor anderen is verboden. Artikel 45. 1. De werkman die zich schuldig maakt aan een der feiten, genoemd in het volgend artikel, kan worden gestraft met 1°. enz. 5°. verlaging in loonklasse, hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbepaalden tijd 6°. enz. Daarbij komt, dat de werkman, in geval deze straf wordt toegepast, voor de moeilijke keuze ge plaatst wordt, of hij al dan niet bij het scheidsgerecht in beroep zal gaan. Immers hij hoopt op een korte straf en zou in de straf berusten als hij vooraf wist dat zij kort van duur zal zijn maar tegen zijn ver wachting kan het omgekeerde het geval zijn; de tijd van beroep is dan verstreken en het kan niet meer worden ingesteld. De opvoedende kracht, die schuilt in het feit, dat de werkman, door goed zijn best te doen, zelf zijn straf kan bekorten, dient evenwel behouden te blijven. Dit kan worden bereikt door in het voorschrift de beperking op te nemen, dat bij het opleggen van de straf voor onbepaalden tijd tevens de uiterste termijn daarvan wordt gesteld. Beide wijzigingen zijn door de Commissie voor georganiseerd overleg bij ons aanhangig gemaakt en in overleg met de commissie is de voorgestelde redactie ontstaan. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: de artikelen 20 en 45, lid 1 sub 5, van het Work- liedenreglement te wijzigen volgens het hierbij aan geboden ontwerp. Leeuwarden, 24 Februari 1921. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, ■1. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. de Raad der gemeente Leeuwarden gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit A. het Werkliedenreglement te wijzigen als volgt: I. aan artikel 20 worden aan het slot, na vervanging van de punt door een komma, toegevoegd de woorden: tenzij Burgemeester en Wethouders daartoe toe stemming verleenen. II. artikeV 45, lid 1 sub 5, wordt gelezen 5°. verlaging in loonklasse, hetzij voor bepaalden, hetzij voor onbepaalden tijd, doch in het laatste geval voor niet langer dan voor een bij de oplegging der straf te bepalen duur. B. te bepalen dat deze wijziging in werking treedt 1 April 1921. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 216 217

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1921 | | pagina 108