T
Bijl.
no.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
ONTWERP /V.
Opneming van kasgeld geschiedt niet dan na voor
afgaande machtiging van Burgemeester en Wethouders
of een door hun college aan te wijzen ambtenaar. Van
deze opneming wordt kennis gegeven aan den verifi
cateur der gemeente-financiën.
De kassier kan over de rekening van het bedrijf bij
den postcheque- en girodienst beschikken per giro en
per cheque. Hij geeft geen postcheques af dan als mid
del tot aanvulling der kas van het bedrijf en verzendt
het betrekkelijk advies niet, dan nadat het door Bur
gemeester en Wethouders of een door hun college aan
te wijzen ambtenaar is mede onderteekend. Van deze
verzending wordt kennis gegeven aan den verificateur
der gemeentefinanciën.
De kassier vergewist zich van de juistheid der op
de van den postcheque- en girodienst te ontvangen
dagstaten vermelde bij- en afschrijvingen en het daarop
aangegeven saldo.
Art. 14 vervalt.
Art. 15.
Tusschen de gemeente en het bedrijf wordt voor
wederzijdsche stortingen in rekening-courant eene
rente berekend gelijk aan de deposito-rente van den
dag der storting.
VII.
VIII.
Art. 15 wordt genummerd 14 en gelezen:
Tusschen den in art. 11 bedoelden bankier en het
bedrijf wordt in rekening-courant rente berekend vol
gens door Burgemeester en Wethouders met den ban
kier overeen te komen voorwaarden.
IX.
Art. 16 wordt genummerd 15 en wordt daarin vooi
„art. 21" gelezen „art. 20" en voor „art. 19" „art. 18".
X.
Art. 17 wordt genummerd 16, terwijl aan het slot
wordt toegevoegd een nieuw lid, luidende:
Burgemeester en Wethouders zijn bij de beraadsla
gingen over de in het vorig lid bedoelde vaststelling
tegenwoordig, doch onthouden zich van medestemmen.
XI.
Artt. 18, 19 en 20 worden genummerd onderschei
denlijk 17, 18 en 19.
XII.
Art. 21 wordt genummerd 20 en wordt daarin voor
„art. 20" gelezen „art. 19".
XIII.
Art. 22 wordt genummerd 21.
b. te bepalen dat de wijzigingen onder a worden
geacht te zijn in werking getreden den 1 Januari 1921.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende, dat het wenschelijk is de verordening
op het beheer van Gemeentewerken te Leeuwarden
(gemeenteblad no. 10 van 1920) te wijzigen;
gelet op art 114h/s der Gemeentewet en op het voor
stel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
17
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 2 (eerste lid).
Onverminderd het bij Burgemeester en Wethouders
berustend bestuur en beheer, is de dagelijksche leiding
van het bedrijf opgedragen aan den directeur der ge
meentewerken.
Art. 6.
Boven de 3.worden geen betalingen gedaan dan
tegen kwitantie, door den schuldeischer of diens ge
machtigde met inkt onderteekend.
Art. 7.
De kassier stort tegen kwitantie zijn kas, voor zoo
ver zij een door Burgemeester en Wethouders te be
palen bedrag overtreft, telkens in de gemeentekas of
wel hij belegt die op de wijze zooals hem door Burge
meester en Wethouders zal worden opgedragen. Van
elke storting geeft hij onmiddellijk kennis aan Burge
meester en Wethouders en aan den verificateur der
gemeente-financiën.
Art. 8.
De kassier neemt bij den gemeente-ontvanger op
bevelschrift van Burgemeester en Wethouders het noo-
dige kasgeld op. Burgemeester en Wethouders geven
van elke verstrekking onmiddellijk kennis aan den
verificateur der gemeente-financiën.
Opneming van belegde gelden geschiedt niet dan
na voorafgaande machtiging van Burgemeester en Wet
houders of een door hun college aan te wijzen ambte
naar. Van deze opneming wordt kennis gegeven aan
den verificateur der gemeente-financiën.
Art. 10.
Tusschen de gemeente en het bedrijf wordt voor
wederzijdsche stortingen in rekening-courant eene rente
berekend gelijk aan de deposito-rente van den dag
der storting.
Art. 12 (eerste lid).
De aflossing van kapitaal door het bedrijf is gelijk
aan die, welke de gemeente heeft te doen op de geld-
a. de verordening op het beheer van Gemeente
werken te Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 27 Juli 1920, goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten van Friesland bij besluit van 12 Augustus 1920.
r:o. 82, te wijzigen als volgt:
I.
In art. 2 wordt in het eerste lid na het woord „be
heer" tusschengevoegd: „hierin bijgestaan door eene
commissie van bijstand".
II.
Art. 6 wordt aangevuld met het volgende:
„Wordt voor betalingen gebruik gemaakt van den
postcheque- en girodienst dan geldt als kwitantie het
deswege door dien dienst afgegeven bewijs".
III.
Art. 7 wordt gelezen:
De kassier stort tegen kwitantie zijn kas, voor zoo
ver zij een door Burgemeester en Wethouders te be
palen bedrag overtreft, in rekening-courant bij een
daartoe door dat college aangewezen bankier. Van elke
storting geeft de kassier onmiddellijk kennis aan den
verificateur der gemeente-financiën.
Burgemeester en Wethouders dragen zorg dat door
den bankier op voldoende wijze zekerheid wordt ge
steld.
IV.
Art. 8 wordt gelezen:
De gemeente verstrekt het bedrijf de benoodigde
gelden, met uitzondering van kasgeld, dat eventueel
door den kassier bij den in artikel 7 bedoelden bankier
in rekening-courant wordt opgenomen.
Het bedrijf crediteert de gemeente voor de van haar
ontvangen gelden en betaalt daarvan rente en aflossing
naar dezelfde grondslagen waarop de betrokken ge-
meenteleening is aangegaan.
Opneming van kasgeld geschiedt niet dan na vooraf
gaande machtiging van Burgemeester en Wethouders
of een door hun college aan te wijzen ambtenaar. Van
deze opneming wordt kennis gegeven aan den verifi
cateur der gemeente-financiën.
De kassier kan over de rekening van het bedrijf bij
den postcheque- en girodienst beschikken per giro en
per cheque. Hij geeft geen postcheques af dan als mid
del tot aanvulling der kas van het bedrijf en verzendt
het betrekkelijk advies niet, dan nadat het door Bur
gemeester en Wethouders of een door hun college aan
te wijzen ambtenaar is mede onderteekend. Van deze
verzending wordt kennis gegeven aan den verificateur
der gemeentefinanciën.
De kassier vergewist zich van de juistheid der op
de van den postcheque- en girodienst te ontvangen
dagstaten vermelde bij- en afschrijvingen en het daarop
aangegeven saldo.
V.
Art. 10 wordt gelezen:
Tusschen den in art. 7 bedoelden bankier en het
bedrijf wordt in rekening-courant rente berekend vol
gens door Burgemeester en Wethouders met den ban
kier overeen te komen voorwaarden.
VI.
Het eerste lid van art. 12 wordt gelezen:
De aflossing van kapitaal door het bedrijf is met be-
226
227