m
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
XII.
Art. 19.
Op de begrooting, die alle baten en lasten van het
bedrijf, van welken aard ook, vermeldt, worden onder
meer gebracht:
I. wat de baten betreft:
a. alle ontvangsten wegens te leveren gas en bij
producten en te bewijzen diensten, zoo aan de gemeente
en hare instellingen als aan particulieren;
b. alle ontvangsten wegens den aanleg en het ge
bruik van gemeente-toestellen;
c. een eventueel voordeelig saldo der in artikel 12
bedoelde renteverrekening;
d. alle gelden, door de gemeente aan het bedrijf
te verstrekken ten behoeve van de verbetering en uit
breiding van het bedrijf;
e. eene uitkeering van de gemeente aan het bedrijf
ten bedrage van het zuivere verlies, voor zoover dit
verlies niet uit het reservefonds wordt bestreden.
Art. 18 wordt genummerd 16.
XIII.
Art. 19 wordt genummerd 17 en gelezen:
Op de begrooting, die alle baten en lasten van het
bedrijf, van welken aard ook, vermeldt, worden onder
meer gebracht:
I. wat de baten betreft:
a. het voordeelig saldo over het voor-vorig dienst
jaar, indien aanwezig;
b. alle ontvangsten wegens te leveren gas en bij
producten en te bewijzen diensten, zoo aan de gemeente
en hare instellingen als aan particulieren;
c. alle ontvangsten wegens den aanleg en het ge
bruik van gemeente-toestellen;
d. de in rekening-courant opgenomen gelden;
e. de rente van belegd kasgeld;
alle gelden, door de gemeente aan het bedrijf te
verstrekken ten behoeve van de verbetering en uitbrei
ding van het bedrijf;
g. eene uitkeering van de gemeente aan het bedrijl
ten bedrage van het zuivere verlies, voor zoover dit
verlies niet uit het reservefonds wordt bestreden.
II. wat de lasten betreft:
a. aankoop van grondstoffen;
b. bezoldigingen en loonen, daaronder de bediening
der straatverlichting begrepen;
c. onderhoud van gebouwen;
d. onderhoud en aankoop van werktuigen, daar
onder de aanschaffing en het onderhoud van het be-
noodigde voor de straatverlichting begrepen;
e. aankoop der in artikel 13 bedoelde goederen,
behalve grondstoffen en kosten van druk- en bindwerk;
een eventueel nadeelig saldo der in artikel 12
bedoelde renteverrekening;
g. de vorderingen van het bedrijf op derden welke
oninbaar blijken;
h. alle uitgaven ten behoeve van de verbetering
en uitbreiding van het bedrijf, voor zoover niet vallende
onder c en d;
i. de aan de gemeente toekomende vergoeding van
0.70 per strekkenden meter buizenleiding;
k. de aan de gemeente toekomende rente naar 4
per jaar van de schuld der fabriek aan de gemeente;
eene storting in het afschrijvings- en vernieu
wingsfonds, berekend volgens de bepalingen van ar
tikel 28;
m. eene storting in het reservefonds, berekend
volgens de bepalingen van artikel 31;
n. eene winstuitkeering aan de gemeente;
wat de letters m en n betreft, behoudens het be
paalde bij artikel 32.
II. wat de lasten betreft:
0. aankoop van grondstoffen;
b. bezoldigingen en loonen, daaronder de bediening
der straatverlichting begrepen;
c. onderhoud van gebouwen en terreinen;
d. onderhoud en aankoop van werktuigen, daar
onder de aanschaffing en het onderhoud van het be-
noodigde voor de straatverlichting begrepen;
e. aankoop der in artikel 12 bedoelde goederen;
de in rekening-courant gestorte gelden;
g. de rente van opgenomen kasgeld;
h. de vorderingen van het bedrijf op derden welke
oninbaar blijken;
1. eene schuldaflossing aan de gemeente, berekend
naar 2/2 van de gelden door de gemeente aan het
bedrijf vóór den 8 Juli 1902 geleend en destijds ge
fixeerd op een bedrag van 168,500.en van de
gelden na dat tijdstip geleend of nog te leenen naar
evenredigheid van de aflossing die de gemeente op de
door haar aangegane geldleening heeft te doen;
k. alle uitgaven ten behoeve van de verbetering en
uitbreiding van het bedrijf, voor zoover niet vallende
onder c en d
aandeel in de algemeene onkosten der gemeente
ui verhouding tot de diensten, door de gemeente aan
het bedrijf verleend;
m. de aan de gemeente toekomende vergoeding
voor bestratingen, tot een bedrag gelijk aan dat, het
welk in het jaar voorafgaande aan dat waarin de be
grooting wordt ingediend, voor bestrating ten behoeve
van het bedrijf is uitgegeven;
n. de aan de gemeente toekomende rente naar
4 per jaar van de gelden, door de gemeente aan het
bedrijf vóór den 8 Juli 1902 geleend en destijds ge
fixeerd op een bedrag van 168,500.en van de na
dien datum geleende gelden berekend naar denzelfden
rentevoet waarop die bedragen door de gemeente zijn
geleend;
o. eene storting in het reservefonds, volgens de
bepalingen van art. 27.
XIV.
Artt. 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en27 worden genum
merd onderscheidenlijk 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25.
240
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 17.
Art. 28.
Er wordt een afschrijvings- en vernieuwingsfonds
gevormd.
De jaarlijksche storting daarin, bedoeld in artikel
19 II, sub bedraagt:
a. 3 van de waarde der onroerende goederen
volgens de laatstelijk vastgestelde balans, met uitzon
dering van den grond:
b. 5 van machinerieën en toestellen (met uit
zondering van de gashouders en de toestellen voor
liet kolen- en cokestransport), van ovens, instrumen
ten, gereedschap, muntleidingen, openbare verlichting,
meubilair en dienstleidingen;
c. 2 ]/2 van fabrieksleidingen, buizennet en gas
houders;
d. 10 van gasmeters en de toestellen voor het
kolen- en cokestransport, alles volgens de waarde der
laatstelijk vastgestelde balans.
Art. 29.
XV.
Na art. 25 wordt de titel: „Van het afschrijvings- en
vernieuwingsfonds" gelezen: „Van de afschrijvingen."
Art. 28 wordt genummerd 26 en gelezen:
Op de bezittingen van het bedrijf zal jaarlijks van de
aanschafwaarde worden afgeschreven:
van den grond 0
gebouwen en het buizennet 3
gashouders 4
openbare verlichting5
stoomketels, stationsmeters en regula
teurs, fabriekstoestellen en leidingen 6
ovenkluizen en dienstleidingen 7
muntleidingen en ornamenten, gas
meters, gereedschappen, transport
inrichting, instrumenten en meubilair 10
ovens, exclusief garnituren 25
De percentages worden om de 5 jaren herzien.
Van goederen, die van de balans worden afgevoerd,
wordt het volle bedrag der boekwaarde afgeschreven.
XVI.
Uit dit fonds wordt betaald eene aflossing naar Artt. 29 en 30 vervallen.
2'/2 Per jaar van de gelden, door de gemeente aan
de fabriek vóór den 8 Juli 1902 geleend, die op een
oedrag van 168,500.zijn gefixeerd en van de na
dat tijdstip door de gemeente geleende of nog te leenen
bedragen.
Voor zoover de stand van het fonds dat toelaat
worden hieruit mede betaald:
a. de uitgaven voor vernieuwing en verbetering
van het bedrijf, voor zoover de waarde van het ver
kregen goed de boekwaarde van het daardoor ver
vangen bezit te boven gaat;
b. de uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf.
Uitgaven beneden een bedrag van 100.worden
niet als uitgaven voor vernieuwing of verbetering
beschouwd.
Uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf zijn alleen
die uitgaven, waardoor de capaciteit van de inrichting
wordt verhoogd.
Art. 30.
De beschikbaar gebleven gelden van het afschrij
vings- en vernieuwingsfonds worden belegd in Neder-
landsche Staats-, Provinciale- en gemeentelijke lee-
ningen, voor zoover zij ter beurze van Amsterdam zijn
genoteerd, in pandbrieven van hypotheekbanken die
in aanmerking komen voor beleggingen van de Rijks
postspaarbank, of door uitleening aan de gemeente
zelve.
De gekweekte rente komt niet aan het fonds doch
aan het bedrijf ten goede.
De effecten en schuldbewijzen worden in open be
waring gegeven bij de Nederlandsche Bank.
Art. 31. XVII.
Er wordt een reservefonds gevormd.
Van de te maken winst wordt 40 in dit fonds
gestort en 60 aan de gemeente uitgekeerd.
Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens
de laatstelijk door den Raad vastgestelde winst- en
verliesrekening.
De gekweekte rente komt aan het fonds ten goede.
Zoodra en zoolang het reservefonds 100,000.—
bedraagt, worden de stortingen in dat fonds gestaakt
en wordt de geheele zuivere winst aan de gemeente
uitgekeerd.
Het reservefonds wordt op dezelfde wijze belegd
en bewaard als het afschrijvings- en vernieuwingsfonds.
Na art. 26 wordt de titel „Van de winstverdeeling
en het reservefonds" gelezen: „Van het reservefonds".
Art. 31 wordt genummerd 27 en gelezen: Er worat
een reservefonds gevormd. Dit fonds wordt gevormd
uit de eventueel door het bedrijf gemaakte winst. Als
winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens de
laatstelijk door den Raad vastgestelde winst- en ver
liesrekening.
Zoodra en zoolang het reservefonds 200,000.
bedraagt, worden de stortingen in dat fonds gestaakt
en wordt de geheele zuivere winst als een ontvangpost
op de bedrijfsbegrooting van het volgende jaar geboekt.
Het reservefonds wordt belegd door uitleening aan
de gemeente of het bedrijf zelve.
241