bijlage no. 18.
zijn;
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl no. 17.
Hij vergewist zich van de juistheid der op de van
den postcheque- en girodienst te ontvangen dagstaten
vermelde bij- en afschrijvingen en het daarop aange
geven saldo.
IV.
In art. 21 wordt in het derde lid na plaatsing van een
komma achter het woord „register", waar het voor de
eerste maal voorkomt, ingevoegd: „waarin niet worden
opgenomen de posten die door afzonderlijke gemeente
bedrijven worden geind".
V.
Aan art. 22 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
Een opgave van den stand der kas aan het einde
van iederen werkdag, ingericht naar het in het vorige
lid bedoelde model, wordt voorts door hem dagelijks
aan den verificateur der gemeente-financiën gezonden.
b. te bepalen dat de wijzigingen onder a worden
geacht te zijn in werking getreden den 1 Januari 1921.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd
MEMORIE VAN TOELICHTING.
V.
Het is gewenscht met het oog op de centrale kas
dat de verificateur der gemeente-financiën doorloopend
op de hoogte is met den stand van de kas van den
gemeente-ontvanger.
'244
Bijlage tot het verslag der handelingen van den
WIJZE van heffing na 1 Mei 1922 der plaatse
lijke inkomstenbelasting.
Aan den Gemeenteraad.
De wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923)
tot wijziging der gemeentewet en van de wet op de
inkomstenbelasting 1914 de z.g.n. wet tot verrui
ming van het gemeentelijk belastinggebied maakt
het noodzakelijk, dat onder de oogen worde gezien of
het al dan niet gewenscht is dat de plaatselijke
inkomstenbelasting ook na 1 Mei 1922 door de eigen
administratie zal blijven worden geheven.
In Uwe vergadering van 15 Maart 1921 is besloten,
dat het thans loopende belastingjaar wordt verlengd
met 4 maanden tot 30 April 1922.
Tot dien datum geldt dus de thans bestaande ver
ordening, welke alsdan echter, als zijnde niet in over
eenstemming met bovengenoemde wet, ingevolge II,
le lid, dier wet komt te vervallen.
Volgens de bij art. b dezer wet nieuw ingevoegde
artt. 243 g en 243 h der gemeentewet worden na dien
datum de aanslagen in de plaatselijke inkomstenbe
lasting door 's Rijks ambtenaren tegelijk met de aan
slagen in de Rijksinkomstenbelasting vastgesteld, terwijl
ook de invordering door die ambtenaren geschiedt.
III der wet geeft echter aan de Kroon het recht
om telkens voor een periode van ten hoogste 5 jaar
aan een gemeente de bevoegdheid te verleenen de
inkomstenbelasting door hare eigen (d. i. de gemeen
telijke) administratie te doen heffen en invorderen.
Voordat een nieuwe verordening op de heffing en
invordering der inkomstenbelasting wordt ontworpen
behoort alzoo vast te staan door welke administratie de
heffing enz. zal geschieden.
Heeft deze door het Rijk plaats dan kan dit op
drieërlei wijze en wel:
1. door het leggen van opcenten tot een maximum
van 100 op de hoofdsom der Rijksinkomstenbelasting;
2. door de heffing dier opcenten en daarnaast een
eigen tarief, hetwelk dan echter niet progressief mag
3. door toepassing van een eigen tarief.
De onder 1 bedoelde belasting is uitgesloten omdat
100 opcenten op de Rijksinkomstenbelasting voor deze
gemeente lang niet toereikend zouden zijn, aangezien
de Rijksinkomstenbelasting niet meer dan 1 -j opbrengt
van hetgeen aan plaatselijke belasting noodig is.
De heffing sub 2 lijkt niet aanbevelenswaardig, omdat
daardoor de progressie der Rijksinkomstenbelasting,
welke veel minder sterk is doorgevoerd dan de hier
bestaande, nog zou worden gedrukt en de groote last
zou komen op de lagere en middelmatige inkomens.
Blijft over het 3e geval dat ook bij eigen heffing
van toepassing is.
Ware de onder 1 aangegeven heffingswijze mogelijk,
dan zou er alles voor te zeggen zijn deze toe te passen.
Nu dit echter onmogelijk is, behoort te worden nage
gaan, welke voor- en nadeelen aan de heffing door het
Rijk en aan die door eigen gemeentelijke administratie
verbonden zijn.
I. Bij heffing door de Rijksadministratie ontstaan:
a. de volgende voordeelen:
1. de secretarie-afdeeling Controle gemeentebelas
tingen en het kantoor van den gemeenteontvanger zou
den van een groot deel der werkzaamheden worden
ontheven, waardoor waarschijnlijk inkrimping van
personeel kan plaats hebben.
2. de gemeente heeft geen uitgaven te dragen, om
dat het Rijk de invordering en heffing op eigen kosten
doet.
3. de gemeente krijgt aan het einde der maanden
van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 18.
Juli tot en met Maart (het belastingjaar loopt van 1
Mei-30 April) telkens J/io van het totaal bedrag der
belasting als voorschot uitgekeerd, zoodat dus op een
geregeld binnenkomen der belastinggelden kan worden
gerekend.
4. de ingezetenen hebben slechts één aangiftebiljet
voor de inkomstenbelasting in te vullen.
b. de volgende nadeelen:
1. een schat van gegevens, in den loop der jaren
aan de Controle verzameld, zal van geen nut meer zijn.
2. overbodig personeel zal op wachtgeld moeten
worden gesteld.
3. de gemeente heeft geen inzage in de Rijks
kohieren en weet na verloop van eenige jaren weinig
meer van de financieele positie harer ingezetenen at.
4. de gemeente is toch nog verplicht aan cle Rijks
administratie op te geven welke personen belasting
plichtig zijn wegens hoofdverblijf en als forens, zoodat
jaarlijks evengoed als thans uit de bevolkingsregisters
moet worden nagegaan wie vermoedelijk belasting
plichtig zijn.
5. de schoolgeldheffingen worden volgens de wet
van het inkomen der schoolgeldplichtigen afhankelijk
gemaakt. Daarvoor is dus noodig, dat de gemeente op
de hoogte zij met die inkomens. Aangezien zij echter
geen inzage heeft in de rijkskohieren is dit alleen moge
lijk door het invoeren der verplichting om elk jaar
het aanslagbiljet in de Rijksinkomstenbelasting te
toonen of opgave van het inkomen te vragen.
De eerste methode is practisch haast niet door te
voeren en zou veel stagnatie geven, terwijl de laatst
aangegeven wijze een tijdroovende controle op die
opgaven noodig maakt, te meer waar het aantal aan
slagen deswege belangrijk vermeerdert, omdat na 1921
ook de schoolgeldregeling voor het bijzonder lager
onderwijs aan de gemeente is opgedragen.
6. zooals wel reeds is gebleken werkt de Rijks
administratie in deze gemeente niet zoo intensief als
de Controle der gemeentebelastingen, die meer plaat
selijk bekend is, getuige ook het gebruik, dat de
inspecteur steeds maakt van de gemeentelijke kohieren.
Hierbij moet tevens worden opgemerkt dat de Controle
ook dikwijls profiteert van de rijksgegevens. Doch
juist die wederzijdsche controle en samenwerking is
in hooge mate bevorderlijk aan een goede aanslag
regeling.
Aangezien de grondslagen voor de heffing, welke in
deze gemeente gelden, zoo geheel afwijken van die
voor de Rijksinkomstenbelasting is niet na te gaan of
het totaal belastbaar inkomen, dat door beide admi
nistraties is getroffen, verschilt. Mitsdien zou overdracht
van de heffing aan het Rijk een groote sprong in het
duister zijn voor de gemeente. Ook is het een bezwaar
dat, indien eenmaal de regeling enz. aan het Rijk is
overgedragen, de gemeente zich aan allerlei door het
Rijk te geven voorschriften zal moeten onderwerpen.
Zoo is reeds nu, volgens de dagbladen, door den
Minister van Binnenlandsche Zaken er op gewezen dat
de Rijksadministratie haar taak niet naar behooren zal
kunnen vervullen, indien de gemeenten, welke de hef
fing aan het Rijk overdragen, belasting willen heffen
over inkomens beneden de grens waarop de rijksheffing
begint. Daarom zijn Gedeputeerde Staten verzocht te
willen bevorderen dat de verordeningen van 'die ge
meenten in vorenbedoelden zin worden gewijzigd.
II. Bij heffing door eigen administratie kunnen
worden geboekt:
a. de volgende voordeelen:
1. de vele en belangrijke gegevens in den loop der
jaren ter Controle verzameld kunnen ook voor het ver
volg een goede regeling der aanslagen blijven bevor
deren en steeds opnieuw worden aangevuld en ver
meerderd, waardoor het gemeentebestuur te allen tijde
op de hoogte blijft met den financieelen toestand harer
ingezetenen.
2. naast de gemeentelijke administratie staat dan