Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. B. VERORDENING op de invordering van school geld voor het onderwijs aan het gymnasium. Art. 1. De rector van het gymnasium legt bij den aanvang van het jaar eene lijst aan van de leerlingen en toe hoorders, die alsdan tot de bevolking der inrichting behooren, ingericht overeenkomstig het door Burge meester en Wethouders vast te stellen model. In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en nauwkeurig aangeteekend. Onder „jaar" wordt in deze verordening verstaan hetzelfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening is bepaald. Art. 2. Binnen 10 dagen na den aanvang van het jaar wordt door den rector een door hem voor deugdelijk verklaard afschrift van de in het eerste lid van het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en Wethouders ge zonden. Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt vervolgens door hem vóór den 5en van iedere maand aan Burgemeester en Wethouders ingediend. Hebben in den loop eener maand geene veranderin gen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door een negatief bericht. Art. 3. Burgemeester en Wethouders doen uit de volgens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig moge lijk schoolgeldlijsten opmaken en zenden die, na vast stelling, aan den gemeente-ontvanger ter invordering van de daarin uitgetrokken bedragen toe. Art. 4. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de ge meente-ontvanger binnen veertien dagen een gedag- teekend aanslagbiljet, waarvan het model door Burge meester en Wethouders wordt vastgesteld, aan de daarop voorkomende schoolgeldplichtigen. Art. 5. De schoolgelden zijn vorderbaar in zoovele termijnen als er na de maand, waarin een lijst aan den Gemeente ontvanger is toegezonden, nog maanden van het jaar overblijven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de maand, volgende op die, waarin de toezending heeft plaats gehad, en zoo vervolgens den laatsten dag van iedere opvolgende maand één termijn. De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die na de maand Mei worden toegezonden, zijn één maand daarna ineens vorderbaar. Art. 6. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen termijnen geschiedt de invordering overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet. In dat geval zijn Burgmeester en Wethouders, curatoren van het gymnasium gehoord, tevens bevoegd de toelating op de school van den leerling of toehoorder, dien het betreft, in te trekken. Slotbepaling. Art. 7. Deze verordening treedt in werking 1 September 258 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 29. BESTAANDE REDACTIE. Art. 14 bis. De boeken en leermiddelen worden door de gemeente bekostigd voor die leerlingen, voor wie vrijstelling van schoolgeld is verkregen op grond, dat zij, die hen naar het gymnasium hebben gezonden, tot de on- of minver mogenden behooren. 1920, met welk tijdstip wordt ingetrokken de ver ordening op de invordering van het schoolgeld, geheven voor onderwijs aan het gymnasum, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 April 1913 (gemeenteblad no. 20 van 1913). C. VERORDENING tot wijziging van de veror dening voor het gymnasium te Leeuwarden (gemeentebladen 1912 no. 33, 1913 no. 35 en 1918 no. 49). Eenig artikel. Artikel 14bis, ingevoegd bij raadsbesluit van 26 Augustus 1913 (gemeenteblad no. 35), wordt gelezen als volgt: De leerlingen, voor wie geen schoolgeld is verschul digd, ontvangen desgewenscht van gemeentewege in bruikleen de benoodigde boeken en leermiddelen, met uitzondering van kleeding en schoeisel voor de licha melijke oefening. De leerlingen, met uitzondering van de in artikel 6 en 7 der verordening op het heffen van schoolgeld bedoelde, voor wie, bij uitsluitende toepassing van artikel 1 der laatstbedoelde verordening, 5.of meer tot en met 15.schoolgeld verschuldigd is, ontvan gen desgewenscht van gemeentewege in bruikleen de benoodigde boeken, niet echter de leermiddelen (woor denboeken, atlassen, teekenbehoeften, cahiers). II. te bepalen dat de sub C genoemde wijziging in werking treedt bij den aanvang van het schooljaar 1921 (22; III. Burgemeester en Wethouders te machtigen om eventueel in het vorenstaande die wijzigingen van ondergeschikt belang aan te brengen, welke van regee- ringswege noodig mochten worden geacht. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 259

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1921 | | pagina 141