Bijlage no. 35.
I
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. HO.
WIJZïGING van het besluit tot steun aan
de woningstichting „St. Jozeph" voor
den bouw van 79 arbeiderswoningen
nabij het Cambuursterpad (bijlage no.
58 van 1920).
Aan den Gemeenteraad.
Uw besluit van den 30 November 1920, no. 588R/305,
tot steunverleening aan de woningstichting „St. Jozeph"
alhier, voor den bouw van 79 arbeiderswoningen op
een terrein tusschen den Groningerstraatweg en het
Cambuursterpad, heeft de Minister van Arbeid aanlei
ding gegeven tot de mededeeling dat volgens berekening
van den Inspecteur van de Volksgezondheid een groot
deel van genoemde woningen een grooteren inhoud
heeft dan 300 M3., waardoor zij niet voor het verleenen
van steun ingevolge de Woningwet in aanmerking
kunnen komen. De Minister geeft in overweging het
plan zoodanig te vereenvoudigen dat geen der woningen
I een grooteren inhoud heeft dan van 300 M3.
Voorts werden door Gedeputeerde Staten van Fries-
I land bij resolutie van 6 Januari 1921, no. 142, le afd. B,
de aan dat college toegezonden stukken betreffende
bovenbedoelden woningbouw aan het gemeentebestuur
teruggezonden, onder bijvoeging van een afschrift van
j een advies van den Inspecteur bovengenoemd, waarin
naast enkele aanteekeningen van meer ondergeschikt
belang, o.a. het aanbrengen van meerdere kastruimte,
dezelfde opmerking inzake den inhoud der woningen
voorkomt als door den Minister ter kennis van het
gemeentebestuur werd gebracht. Gedeputeerde Staten
verzochten om te bevorderen dat de bouwplannen aan
de hand van de gemaakte opmerkingen in nadere
overweging werden genomen.
De geopperde bezwaren zijn door ons aan het be
trokken stichtingsbestuur medegedeeld.
Als gevolg van een en ander zijn door bedoeld be
stuur bij schrijven van 26 Maart j.l. aan ons college
nieuwe plannen, met bouwkosten- en exploitatiereke
ning ingezonden, die wij hierbij aan Uwe Vergadering
overleggen.
Daaruit zal U blijken dat thans alle woningen be
neden den maximum-inhoud van 300 M3. blijven, terwijl
tevens aan het verlangen van meerdere kasruimte is
voldaan. De totale bouwkosten, bij het oorspronkelijke
plan berekend op 549,053.40, worden thans geraamd
op ƒ530,310.de grondkosten, eerst uitgetrokken op
ƒ51,060.zijn thans begroot op ƒ49,642.24, terwijl
de bijdrage in het tekort op de exploitatie, bij het boven
aangehaalde raadsbesluit bepaald op ten hoogste
ƒ15,093.05, volgens de nieuwe exploitatierekening
i 13,983.52 zal bedragen.
De nieuwe exploitatierekening Iaat de volgende uit
komsten zien:
Uitgaven.
75-jarige annuïteit van 49,642.24 a 5.132 2,547.64
50 - 530,310.— 5.478 29,050.38
Grondbelasting 79 X 14.1,106.
Waterleiding 79 X 21.—1,659.
Onderhoud 79 X 35.—2,765.—
Administratiekosten 79 X 2.50 197.50
Onverhuurd 240.
Totaal 37,565.52
Ontvangsten.
Huuropbrengst per week:
43 woningen type A a 6.f 258.
28 B 5.50 154.
6 C 4.75 28.50
77 Transporteeren f 440.50 f 37,565.52
77 Transport f 440.50 f 37,565.52
2 woningen type D a f 6.50 13.
79 453.50
X 52 23,582.—
Te kort 13,983.52
of per woning 177.
Dit tekort wordt volgens de bestaande voorschriften
voor 3/4 gedeelte door het Rijk en voor i/4 gedeelte
door de gemeente gedragen. Het ten laste der gemeente
blijvende gedeelte zou derhalve i/4 X
44.25 per woning bedragen.
Aan het voorschrift van den Minister van Arbeid
gegeven bij circulaire van 30 Juli 1920, no. 13251, dat
voor woningen van beneden 225 M3. inhoud ten minste
50 van 226275 M3. ten minste 60 en van
276—300 M3. ten minste 70 van de exploitatiekosten
aan huur moet worden opgebracht, wordt bij het ge
wijzigde plan in zooverre voldaan dat de voorgestelde
huur in totaal iets meer bedraagt dan het totaal dat bij
toepassing van de geëischte percentages zou worden
verkregen. Voor sommige woningen overtreft de huur
het gevorderde minimum, voor anderen blijft zij er
beneden. Of de Regeering hierin aanleiding zal vinden
te bepalen dat de laatstbedoelde huren alsnog tot het
geëischte minimum moeten worden opgevoerd, is ons
niet bekend. Dit is af te wachten. Aan de toe te zeggen
bijdrage in het exploitatie-tekort doet het niets af, aan
gezien daarbij toch de bepaling geldt dat die bijdrage
in geen geval hooger zal zijn dan 4/3 maal de som die
door de gemeente als bijdrage uit 's Rijks kas wordt
ontvangen.
Wat de bouwkosten betreft zij opgemerkt dat volgens
de thans bestaande opvatting, zoowel van den Minister
van Arbeid, als van Gedeputeerde Staten van Friesland
en van den Inspecteur van de volksgezondheid, een
arbeiderswoning in deze gemeente niet duurder mag zijn
dan gemiddeld ƒ7000.(alle kosten, behalve die van
den grond, inbegrepen). Aan deze voorwaarde wordt
bij het gewijzigde plan voldaan: de hierbedoelde kosten
worden geraamd op gemiddeld 6713.
De tegen het bouwplan gemaakte bezwaren zijn
alzoo bij den nieuwen opzet geheel ondervangen, zoo
dat daarop naar onze meening thans wel de goedkeuring
der Regeering kan worden tegemoet gezien. Wij nemen
aan dat de pas verschenen circulaire van den Minister
van Arbeid d.d. 1 Juni 1921, no. 1311 L, houdende
nadere bepalingen omtrent woningbouw, geen oorzaak
van nieuwe vertraging zal zijn, aangezien de stukken
van het oorspronkelijk bouwplan reeds in December
van het vorige jaar het betrokken Departement hebben
bereikt.
Het door den Raad den 30 November 1920 genomen
besluit, no. 588R/305, dient in overeenstemming met
den nieuwen toestand te worden gebracht.
Mede kan daarbij de gelegenheid worden benut om
bedoeld besluit aan te vullen met eenige bepalingen
die krachtens het nieuwe „Woningbesluit" of ingevolge
beschikkingen van den Minister van Arbeid als anders
zins moeten worden gesteld, of waarvan het aanbrengen
Burgemeester en Wethouders wenschelijk voorkomt.
De Gezondheidscommissie kan zich blijkens haar
advies d.d. 20 Mei 1921 met de gewijzigde plannen
vereenigen.
Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen te be
sluiten overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp.
Leeuwarden, den 23 Juni 1921.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
SCHOONDERMARK, L.-Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
283