Bijlage no. 42. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat in die verhoogde inkomstenbelasting door allen zou moeten worden bijgedragen, waaronder ook velen die thans buiten de personeele belasting vallen. Voor deze laatsten zou afschaffing dus nadeelig zijn, en dat zijn voor een groot gedeelte zij, die niet tot de best gesitueerden behooren. Men denke aan de vele inwonende kinderen, die inkomsten uit arbeid hebben en daarvoor zelfstandig in de inkomstenbelasting, doch niet in de personeele belasting worden aangeslagen. Dergelijke belastingplichtigen worden hoofdzakelijk gevonden bij de minder gegoeden, dus juist bij die categorie welke de voorstanders van afschaffing van opcenten op de personeele belasting hebben willen ontlasten. Het hoofd van het gezin dat voor het bewoonde huis in de personeele belasting wordt aangeslagen, zal iets minder hebben te betalen, maar, per gezin gerekend, zal het totaal aan belasting op te brengen bedrag hooger worden door de verhoo ging van het percentage voor de inkomstenbelasting. Afschaffing van de opcenten op de personeele belas ting moet mitsdien geacht worden niet in het belang van een groote groep inwoners te zijn en wel speciaal voor zooveel de in de inkomstenbelasting laagst aan- geslagenen betreft. Wie er wel bij varen zijn zij die er het minst voor in aanmerking komen, omdat zij zoo gemakkelijk de be lasting op anderen kunnen verhalen. Wij hebben hier het oog op de hotel- en koffiehuishouders, benevens de naamlooze vennootschappen en firma's, die voor de uitoefening hunner zaken groote winkelhuizen in gebruik hebben, alsmede op de sociëteiten. Niet uit het oog moet worden verloren, dat de winsten in onderscheidene groote zaken hier gemaakt ten goede komen aan elders wonende deelgenooten of firmanten. Volledigheidshalve wijzen wij er op dat in sommige gevallen de hier be doelde winsten ten behoeve der gemeente echter eenigs- zins worden belast door de heffing van opcenten op de dividend- en tantièmebelasting. Maar dat geldt alleen voor naamlooze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandeelen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekering maatschappijen, en dan is het percentage, waarmede de uitkeeringen ten behoeve der gemeente worden belast, zeer gering. Heeft n.l. een maatschappij enz. als hierbedoeld haar zetel in de gemeente, dan komt de bij de wet toegestane maximum-heffing neer op 2,4 van de uitkeering, terwijl als ze elders zetelt dit maar 1,5 bedraagt en dan nog alleen indien er meer dan 10 per sonen geregeld in het bedrijf alhier werkzaam zijn. Uit het vorenstaande volgt dat voor het behoud der opcenten op de personeele belasting gewichtiger gron den zijn aan te voeren dan voor de afschaffing ervan. Aangaande de heffing van opcenten op de vermogens belasting zijn wij van meening dat niet dadelijk moet worden overgegaan tot heffing van het maximum aantal dat de wet toelaat. Men diene hierbij niet te vergeten dat de opcenten op de grondbelasting pas zijn verdub beld en de inkomstenbelasting reeds zwaar drukt, zoodat tot verzwaring van lasten het belang der gemeente die toch al zoo weinig hoogere inkomens uit kapitaal tot zich trekt brengt dit mede met de uiterste be hoedzaamheid dient te worden overgegaan. Van de geboden gelegenheid om als nieuwe bron van inkomsten opcenten te heffen op de hoofdsom der vermogensbelasting zouden wij dus gebruik willen maken echter tot geen hooger aantal dan 50. Opcenten als sub h bedoeld worden en wel tot het maximum geheven op de dividend- en tantièmebe lasting. Verder dienen ten opzichte dezer opcenten de wetten te worden afgewacht op grond waarvan heffing eventueel zal kunnen plaats hebben. De belastingen, vermeld onder letters i en j, en de rechten enz. onder letter k bedoeld worden hier reeds geheven. Het komt niet gewenscht voor daarin, behou dens op de bloot formeele gronden die de wet zou eischen, verandering te brengen. De verder volgens artikel 240 te heffen belastingen, n.l. die vermeld onder letters tot en met o, geven ons evenmin aanleiding U eenig voorstel te doen. Voor zoover invoering al mogelijk is of de kosten en den omslag der perceptie zou loonen, zal de opbrengst o. i. van zeer geringe beteekenis zijn, afgezien nog van de vraag in hoeverre zij billijk zijn te achten. Ten slotte vestigen wij er nog de aandacht op dat bij de in het hoofd dezer aangehaalde wet nog een nieuw artikel 122a in de Gemeentewet is ingevoegd, luidende het eerste gedeelte: „Indien in een gemeente hoofdver blijf hebben arbeiders, die minder verdienen dan een bedrag, vast te stellen bij algemeenen maatregel van bestuur en die in een andere gemeente werkzaam zijn in een onderneming of inrichting waar ten minste ge middeld tien zoodanige arbeiders werkzaam zijn, kan eerstbedoelde van laatstbedoelde gemeente een tege moetkoming vragen voor het geval, dat de aanwezigheid dier arbeiders aanwijsbare kosten veroorzaakt, welke niet door van hen te heffen belastingen kunnen gedekt worden". Aangezien ondernemingen als in dezen bedoeld in de omringende plaatsen niet van beteekenis worden ge vonden en derhalve het aantal arbeiders, waarvoor eventueel vergoeding zou kunnen gevraagd worden, uiterst gering is, behoeft het al of niet invoeren van deze heffing geen punt van overweging uit te maken. Wij stellen U mitsdien voor, in afwachting van onze nadere gedetailleerde voorstellen, thans in beginsel te besluiten: 1. tot invoering van eene zakelijke belasting op het bedrijf, als bedoeld in artikel 240, litt. c, der Gemeente wet en deze te doen ingaan op 1 Januari 1922; 2. tot heffing van 50 opcenten op de hoofdsom der vermogensbelasting, te beginnen met het belastingjaar aanvangende op 1 Mei 1922. Leeuwarden, 7 Juli 1921. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 308 v- - Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijlage HO. 42, NIEUWE bureauruimte voor secretarie, gemeen tewerken en politie (bijlage no. 32). Aan den Gemeenteraad. Wij meenen den Raad een dienst te doen met hem in de gelegenheid te stellen nogmaals te overwegen de motieven, die in de laatstleden gehouden besloten zitting van onze zijde nog nader zijn aangevoerd voor het voorstel tot uitbreiding der secretarieruimte in de eerste plaats en voorts tot het verkrijgen van een nieuw bureau voor Gemeentewerken en als gevolg van beide: stichting van een nieuw politiebureau (bijlage no. 32), omdat enkele dier gronden niet of niet voldoende in het voorstel zijn belicht, maar ook omdat uit den boezem van den Raad beweegredenen voor de uitgebrachte stem tegen de voordracht zijn gehoord, die bij nadere toetsing daar van blijken slechts in een zijdelingsch verband te staan met de zaak waarom het hier gaat. Op grond van een en ander is het mogelijk dat de Raad er prijs op zou stellen de zaak opnieuw onder de oogen te zien, waar door een ander besluit kan worden verkregen. Dit zou dezerzijds niet anders dan kunnen worden toegejuicht, omdat het ook de wensch van den Raad niet kan zijn voor tal van jaren niet de uitbreiding der werk zaamheden (want die geschiedt voor een deel ondanks het toedoen van den Raad), maar wel de huisvesting der daarvoor noodzakelijke ambtenaren en de onder brenging der noodige meubelen, registers enz tegen te houden. In dit verband zij nogmaals de aandacht ge vestigd op de toeneming, die het getal ambtenaren bij de secretarie, bij Gemeentewerken en bij de politie in de laatste 7 jaren heeft ondergaan. Blijft die toeneming zoo doorgaan en er zijn geen teekenen die op het tegendeel wijzen dan is, als de Raad niet de moge lijkheid opent door uitbreiding van bureauruimte tijdig aan dien toevloed het hoofd te bieden, het onvermijde lijk gevolg dat de zaken vastloopen en dat de leidende hoofdambtenaren en dus ook Burgemeester en Wethou ders zich voor den goeden gang van zaken niet langer verantwoordelijk kunnen stellen. Wij achten ons daar om niet verantwoord als wij niet nogmaals met den grootsten nadruk 's Raads aandacht hierop vestigen. De thans door de secretarie en de Gemeentewerken ingenomen ruimten zijn overvuld en voor het meeren- deel op deze frequente bezetting niet ingericht, tot schade van de gezondheid der ambtenaren en tot nadeel van den dienst'beide. Reeds thans vragen wij ons af waar, als binnenkort de nieuwe bevolkingsboekhouding moet worden ingevoerd, met in haar gevolg eischen tot plaatsruimte voor kaartenopberging en -raadpleging, de daarvoor noodige plaats moet worden gevonden. Het eenige zou zijn ontneming van een paar kamers aan het politiebureau, maar daaraan kan onmogelijk worden gedacht. In het Stadhuis is alle beschikbare ruimte ingenomen, vele ambtenaren houden bureau in lokalen, die te ver verwijderd zijn van andere, waar ze voor den dienst elk oogenblik moeten zijn. In het bureau van Gemeente werken is het niets beter. Het is den Directeur onmo gelijk de voor de goede functionneering van den dienst veel plaats eischende bureaux van teekenaren en op zichters in het tegenwoordige gebouw te vinden. Wij zouden den raadsleden dit gaarne persoonlijk willen wijzen en de burgemeester, de wethouder van Openbare Werken en de secretaris stellen zich gaarne beschikbaar om hen, die dat mochten wenschen, van dienst te zijn, vóór deze aangelegenheid opnieuw aan 's Raads aandacht wordt onderworpen. Wij stellen dus op den voorgrond dat de secretarie en Gemeentewerken moeten worden geholpen en liefst zoo gauw mogelijk. De vraag is slechts hoe? Wij bren gen in herinnering dat de in het voorstel genoemde op lossing de goedkoopste werd genoemd en wij nemen hiervan geen woord terug, mits men er aan toevoegt „met het oog op de belangen van den dienst". Zoo zou het misschien voor minder geld mogelijk wezen ge deelten van deze takken van dienst elders in afzonder lijke gebouwen onder te brengen. Er komen, als het denkbeeld verwezenlijkt wordt om de financieele bureaux naar het bankgebouw op den Nieuweweg over te plaatsen, een paar kamers open in het gebouw Raadhuisplein no. 30 en ook het kantoor van den ge meenteontvanger, maar de eerstgenoemde zetten geen voldoende zoden aan den dijk en op het tweede zal Gemeentewerken, als het niet verplaatst wordt, beslag moeten leggen, alsook op de thans voor openbare lees zaal gebruikte vertrekken, waarvan deze tak van dienst de verdieping reeds in gebruik heeft. Maar dat alles daargelaten, dergelijke versnippering is voor den dienst zeer schadelijk, zij kan niet te ver en niet overal worden doorgevoerd, omdat zeker contact met het Stadhuis niet kan worden verbroken en zij sleept kosten van afzon derlijke bediening (concierge enz.) met zich. Zonder veel kosten van vernieuwing of verandering is daaren tegen bijtrekking van het politiebureau bij, en inrichting voor den dienst van, de secretarie mogelijk. Maar, en dit is het onvermijdelijk gevolg, dan moet de gemeente gelooven aan een nieuw politiebureau. Een voordeel is daartegenover dat de secretarie voor weinig kosten voor geruimen tijd kan worden geholpen en dat, als de tijden ruimer worden, de stichting van een geheel nieuwen vleugel, die dan het geheele complex tusschen Hofplein, St. Jacobsstraat en Raadhuisstraatje omvat, altijd moge lijk blijft. Moet er een nieuw politiebureau komen, dan zou het geld vermorsen zijn het thans niet zoo in te richten dat het aan» moderne eischen zou voldoen. Dat het ontwerp van den Directeur der Gemeentewerken hieraan zal beantwoorden en anderzijds overdaad zal vermijden, hiervan moge de Raad zich overtuigd houden. Ten slotte, de thans aanhangige plannen staan of vallen niet met de vestiging van het bureau van Gemeente werken in het voormalig hotel Weidema, doch men verlieze niet uit het oog dat de stichting van een bureau elders, dat op een gelijke wijze aan redelijk te stellen eischen zou voldoen als het thans liggende plan, voor 61,000.30,000.kosten van aankoop van hotel Weidema en 31,000.kosten van inrichting) wel niet mogelijk zal blijken. Tenzij men dus vooraf de voorkeur mocht geven aan een persoonlijk bezoek aan de secretarie en Gemeente werken, in welk geval Burgemeester en Wethouders zich voor het geven van alle gewenschte inlichtingen beschikbaar zullen houden, geven wij U in overweging goed te vinden dat de beraadslagingen over de boven besproken aangelegenheid in Uwe eerstvolgende ver gadering worden heropend. Leeuwarden, 14 Juli 1921. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 309

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1921 | | pagina 166