Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. I Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Lijl. no. 49.
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 1.
Er wordt ten behoeve der gemeente een recht ge
heven onder den naam van markt- en staangeld wegens
a. enz.
c. het innemen van de straat op daartoe door Bur
gemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen:
1. met rijtuigen die op min of meer geregelde tijd
stippen personen vervoeren van andere bepaalde plaat
sen naar deze gemeente of terug;
2. met vracht- of hondenkarren of voertuigen die
geregeld goederen vervoeren van andere bepaalde plaat
sen naar deze gemeente of terug;
Art. 2.
Het recht bedraagt per dag:
voor het gebruik, omschreven bij artikel 1, litt. a en b:
op de dagen waarop jaar- of weekmarkt wordt ge
houden:
voor eene oppervlakte van drie centiare of daar be
neden 0.05;
voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met
zes centiare 0.15;
voor elke verdere drie centiare of minder 0.05 meer;
op andere dagen:
voor elke oppervlakte van zes centiare of minder
0.025.
Het recht voor het gebruik, omschreven bij artikel 1,
litt. c, bedraagt per kalenderkwartaal, gedeelten daar
van voor vol gerekend, voor de rijtuigen en de door trek
dieren getrokken vrachtkarren of voertuigen:
Art. 3.
Voor de beteekenis der uitdrukkingen voertuigen",
„rijtuigen" en „trekdieren" in de vorige artikels is artikel
1 der Algemeene Politieverordening voor de gemeente
Leeuwarden toepasselijk.
Art. 5.
Indien er tusschen den belastingplichtige en den
pachter of den gaarder verschil bestaat over de toepas
sing van de heffingsverordening, is de eerstgenoemde
bevoegd de beslissing van Burgemeester en Wethouders
in te roepen, mits hij vooraf het recht, zooals dat door
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
A. de verordening tot het heffen van markt- en
staangeld (gemeenteblad 1913 no. 33) te wijzigen en
aan te vullen als volgt:
I.
In artikel 1, eerste lid sub c onder 1, worden na het
woord „rijtuigen" ingevoegd de woorden „en motor
rijtuigen".
II.
In artikel 1, eerste lid, sub c onder 2, vervalt het I
tweede genoemde woord „of", waarvoor in de plaats
wordt gesteld een komma, terwijl na het woord „voer- I
tuigen" worden ingevoegd de woorden „of rpotorrijtui- I
gen".
III.
Artikel 2, eerste lid, wordt gelezen als volgt:
Het recht bedraagt per dag of gedeelten daarvan:
I. voor het gebruik, omschreven bij artikel 1, litt. I
a en b;
op de dagen waarop jaar- of weekmarkt wordt ge- I
houden:
voor eene oppervlakte van drie centiare of daar be- I
neden 0.15;
voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met I
zes centiare 0.45;
voor elke verdere drie centiare of minder 0.15 meer; I
Deze bedragen worden onderscheidenlijk 0.25, I
0.75 en 0.25 voorzoover het gebruik betreft de alge- I
meene weekmarkt in het Zaailand ten zuiden en ten I
westen van het plantsoen (Oude Veemarkt).
II. op andere dagen:
voor elke oppervlakte van zes centiare of minder I
0.075.
IV.
De eerste zinsnede van het tweede lid van artikel 2 I
wordt gelezen als volgt:
Het recht voor het gebruik, omschreven bij artikel 1, I
litt. c, bedraagt per kalenderkwartaal, gedeelten daar- I
van voor vol gerekend, voor de rijtuigen of motor- I
rijtuigen en de door trekdieren getrokken vrachtkarren I
of voertuigen:
V.
In artikel 3, 2e lid, wordt na het woord „rijtuigen" I
gelezen een komma, terwijl daarachter geplaatst wordt I
„motorrijtuigen".
B. de verordening op de invordering van markt- en I
staangeld (gemeenteblad 1913, no. 33) te wijzigen als I
volgt:
In artikel 5 wordt na het woord „eerstgenoemde"
ingevoegd: „onverminderd het bepaalde in artikel 265c
der Gemeentewet".
den pachter of den gaarder is berekend, hebbe voldaan.
Ingeval Burgemeester en Wethouders ten gunste van
den belastingschuldige beslissen, wordt het te veel be
taalde aan hem teruggegeven.
Art. 6.
Indien de belastingschuldige op de aanvraag van
den pachter of den gaarder niet dadelijk het verschul
digde voldoet, geeft de pachter of de gaarder daarvan
onmiddellijk kennis aan den ambtenaar, bedoeld bij
artikel 261 der Gemeentewet, die de vordering herhaalt
en bij niet betaling van het recht terstond proces-ver
baal opmaakt en aan den gemeenteontvanger zendt,
teneinde de invordering te doen plaats hebben overeen
komstig de artikelen 258261 der Gemeentewet.
Art. 2.
Het recht bedraagt bij elke'aankomst:
a. enz.;
b. voor schepen en stoombooten, die niet in een
vaste beurt varen, per ton inhoud 1 f2 cent.
c. voor pramen, jachten en booten, die voortdurend
in de gemeente ligplaats hebben, per week en per ton
1 cent.
d. voor houtvlotten per week voor elke 15 vierkante
meter oppervlakte 10 cent.
Art. 7.
Geen recht is verschuldigd wegens vaartuigen en
houtvlotten welke ligplaats hebben:
wat de Dokkumer Ee betreft, ten noorden van het
brugje op Camstraburen bij het perceel kadastraal
sectie E, no. 1676;
wat de Potmarge aangaat, ten oosten van de lijn, ge
trokken van de zuidelijke grens der sloot, ten zuidwesten
van het aschland, kadastraal sectie G, no. 4945 tot den
zuidwestelijken hoek van het perceel, kadastraal sectie
G, no. 6930;
Art. 8.
Vrijstelling van recht wordt verleend:
1. enz.;
4. voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor den
gemeentedienst, de ammoniakschuit, liggende bij de gas
fabriek, hieronder begrepen;
5. enz.
Art. 4.
Indien er tusschen den belastingplichtige of belasting
schuldige en den pachter of gaarder verschil bestaat
over de toepassing van het heffingsbesluit, is de eerst
genoemde bevoegd, de beslissing van Burgemeester en
Wethouders in te roepen, mits na vooraf het recht,
II.
Artikel 6 wordt gelezen als volgt:
Indien de belastingschuldige op de aanvraag van den
pachter of den gaarder niet dadelijk het verschuldigde
voldoet, geeft de pachter of de gaarder daarvan onmid
dellijk kennis aan den gemeenteontvanger, teneinde de
invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de
artikelen 258261 der Gemeentewet.
C. de verordening tot het heffen van havengeld
(gemeenteblad 1907, no. 25) te wijzigen en aan te vullen
als volgt:
I.
Het bepaalde onder b van artikel 2 wordt gelezen:
voor schepen en stoombooten, die niet in een vaste
beurt varen en 50 ton of meer inhoud hebben, per
ton3 cent.
bij een geringeren inhoud per ton 1 y2
II.
In de plaats van „1 cent", genoemd in artikel 2 onder
c, wordt gelezen „2 cent".
III.
In de plaats van „10 cent", genoemd in artikel 2 onder
d, wordt gelezen „20 cent".
IV.
De 2e zinsnede van artikel 7 wordt gelezen:
„wat de Dokkumer Ee betreft ten noorden van het
van de stad af gerekend tweede betonbrugje in den
trekweg bij het perceel kadastraal Sectie E no. 2997;"
V.
Het kadastrale nummer 4945, genoemd in artikel 7,
vierde zinsnede, wordt vervangen door het nummer 4714
VI.
In artikel 8, eerste lid onder no. 4, vervallen de laatste
8 woorden.
D. de verordening op de invordering van het haven
geld (gemeenteblad 1907, no. 25) te wijzigen als volgt:
I.
In artikel 4 wordt na het woord „eerstgenoemde"
ingevoegd: „onverminderd het bepaalde in artikel 265c
der Gemeentewet".
328
329