Bijl. no. 13. „VERORDENING op de invordering eener bijzondere belasting krachtens art. 242d der Gemeente wet". d. de verordening verder te wijzigen als volgt: Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Wanneer Burgemeester en Wethouders ten gunste van den belastingplichtige beslissen, wordt hem het te veel betaalde op kwitantie teruggegeven. Art. 9. Als ontduiking of overtreding ter zake van plaatselijke belasting wordt beschouwd het niet tijdig doen van aan gifte, het afgeven of voorhanden hebben op de in het laatste lid van art. 4 genoemde plaatsen en lokalen van toegangsbewijzen, die niet van gemeentewege zijn ver strekt of gestempeld, het toelaten van personen die geen geldig toegangsbewijs hebben kunnen vertoonen of het zich aan de betaling der belasting onttrekken. Art. 4. Indien een belastingschuldige hierin nalatig is geeft de gaarder of pachter daarvan terstond kennis aan den ambtenaar bedoeld in artikel 261 der Gemeentewet, die deswege overeenkomstig artikel 275 dier wet proces verbaal opgemaakt en dat aan den gemeente-ontvanger ter hand stelt, teneinde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet. Art. 3. Bij weigering of nalatigheid geeft de pachter hiervan terstond kennis aan den ambtenaar, bedoeld in art. 261 der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad no. 85), die des wege overeenkomstig art. 275 dier wet proces-verbaal opmaakt en aan den gemeente-ontvanger ter hand stelt, teneinde de invordering te doen plaats hebben overeen komstig de bepalingen van de artt. 258, 259, 260 en 261 der aangehaalde wet wat art. 260 betreft, zooals dit is gewijzigd bij art. 11 der wet van 7 Juni 1865 (Staatsblad no. 79). Art. 8. Deze verordening treedt in werking dadelijk na hare goedkeuring VIII. Art. 9 wordt gelezen als volgt: Overtreding van de artikelen Abis en Ater der veror dening op de heffing dezer belasting wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijfentwintig gulden. C. de verordening op de invordering der belasting onder den naam van bruggeld geheven wordende, voor het afdraaien of ophalen van de Harlingervaartsbrug, de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hendrikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug, de Verversbrug, de bruggen over het Nieuwe Kanaal, de Oosterbrug, de Vlietsterbrug, de Boomsbrug, de Blauwebrug, de Witte- brug en de Poppebrug (gemeenteblad 1919, no. 35) te wijzigen als volgt: Eenig artikel. Art. 4 wordt gelezen als volgt: Indien een belastingschuldige hierin nalatig is, geeft de gaarder of pachter daarvan terstond kennis aan den gemeente-ontvanger, ten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet. D. de verordening op de invordering van het veer geld, voor het gebruik maken van door de gemeente aangelegde pontveren (gemeenteblad 1908, no. 6, 1909, no. 5, 1918, no. 36) te wijzigen als volgt: Eenig artikel. Art. 3 wordt gelezen als volgt: Bij weigering of nalatigheid geeft de pachter hiervan terstond kennis aan den gemeente-ontvanger, teneinde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de bepalingen van de artt. 258 tot en met 261 der Gemeentewet. E. a. den titel van de verordening op de heffing eener bijzondere belasting krachtens art. 240; der Ge meentewet (gemeenteblad no. 15 van 1913) te lezen: „VERORDENING op de heffing eener bijzondere belasting krachtens art. 242d der Gemeen tewet". b. deze verordening verder te wijzigen als volgt: Eenig artikel. Art. 8 wordt aangevuld met de woorden: „zij vervalt den 1 Januari 1943". c. den titel van de verordening op de invordering van een bijzondere belasting krachtens art. 240/. der Gemeentewet (gemeenteblad 1913, no. 15) te lezen: 212 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Art. 2. Het formulier van het aanslagbiljet wordt met inacht neming van artikel 265 der Gemeentewet door Burge meester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt met inachtneming van den termijn, daarvoor bij evengemeld artikel vastgesteld. Art. 5. Deze verordening treedt in werking tegelijk met de verordening tot heffing der hierbedoelde belasting. Art. 8. Deze verordening treedt in werking den lsten Janu ari 1914. Art. 2. Het formulier van het aanslagbiljet wordt met inacht neming van artikel 265 der Gemeentewet door Burge meester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt, met inachtneming van den termijn, daarvoor bij evengemeld artikel vastgesteld. Art. 4. De invordering dezer belasting geschiedt verder overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 258261 en 264266 der Gemeentewet. Art. 5. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1914. Art. 8. Deze verordening treedt in werking den 1 Juli 1917. Art. 2. Het formulier van het aanslagbiljet wordt met inacht neming van artikel 265 der Gemeentewet door Burge meester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt, met inachtneming van den termijn, daarvoor bij evengemeld artikel vastgesteld. I. Art. 2 wordt gelezen als volgt: Het formulier van het aanslagbiljet wordt door Bur gemeester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt. II. Art. 5 wordt gelezen als volgt: Deze verordening treedt in werking en vervalt tegelijk met de verordening tot heffing der hierbedoelde belas ting. F. a. de verordening op de heffing eener bijzondere belasting wegens den aanleg van een riool in den Stien- serweg (gemeenteblad 1914, no. 10) te wijzigen als volgt: Eenig artikel. Aan art. 8 wordt toegevoegd de zinsnede: „Zij vervalt den 1 Januari 1944". b. de verordening op de invordering der belasting wegens den aanleg van een riool in den Stienserweg (gemeenteblad 1914, no. 10), te wijzigen als volgt: I. Art. 2 wordt gelezen als volgt: Het formulier van het aanslagbiljet wordt door Bur gemeester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt. II. Art. 4 wordt gelezen als volgt: De invordering dezer belasting geschiedt verder overeenkomstig de bepalingen van de artt. 258261 der Gemeentewet. III. Aan art. 5 wordt toegevoegd de zinsnede: „Zij vervalt den 1 Januari 1944". G. a. de verordening op de heffing eener bijzondere belasting wegens den aanleg van een riool in den Har- lingerstraatweg (gemeenteblad 1917, no. 47) te wijzigen als volgt: Eenig artikel. Aan art. 8 wordt toegevoegd de zinsnede: „Zij vervalt den 1 Januari 1947". b. de verordening op de invordering der belasting wegens den aanleg van een riool in den Harlingerstraat- weg (gemeenteblad 1917, no. 47) te wijzigen als volgt: I. Art. 2 wordt gelezen als volgt: Het formulier van het aanslagbiljet wordt door Bur gemeester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt. 213

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 107