Bijl. no. 17. Bijlage no. 17. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. VASTSTELLING van verordeningen op de heffing en op de invordering van een belasting naar het inkomen. Aan den Gemeenteraad. Bij ons voorstel d.d. 26 Januari 1922 (bijlage no. 13) zijn U ter vaststelling aangeboden wijzigingen in onder scheidene verordeningen betreffende heffing en invor dering van verschillende belastingen. Die omtrent de belasting naar het inkomen kon daarbij niet worden opgenomen omdat wij toen nog wachtende waren het definitieve antwoord op het verzoek om deze nog gedu rende 5 jaren door eigen administratie te doen heffen. Intusschen is op het bedoelde verzoek door de Ministers van Financiën en Binnenlandsche Zaken afwijzend beschikt. Met ingang van 1 Mei 1922 heeft derhalve de regeling en invordering plaats door 's Rijks ambtenaren. Alsdan vervalt de thans geldende verordening krachtens II der Wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923). Wij bieden U hierbij ter vaststelling aan een nieuwe verordening. Veel wat in de thans nog geldende was geregeld, behoeft in de nieuwe niet meer voor te komen, omdat ten opzichte van de vaststelling van het inkomen en het verleenen van ontheffing de bepalingen der Wet op de inkomstenbelasting 1914 toepasselijk zijn verklaard. Het tarief en het vermenigvuldigingscijfer behooren door den raad te worden vastgesteld. Dit laatste telken jare naar gelang van net benoodigde bedrag. Een maximum behoort echter in de verordening voor te komen. Wij meenen dat op 9 te moeten stellen. Aangaande het tarief, waarin de progressie tot uit drukking komt, merken wij op dat daaromtrent reeds op 28 October 1921 een bespreking in de Financieele Com missie heeft plaats gehad. Blijkens het thans weder ter visie gelegd verslag van bedoelde vergadering is die commissie eenstemmig van oordeel dat voor het eerstvolgend belastingjaar nog niet moet wor den overgegaan tot invoering van de sterkere progressie waartoe het nieuwe artikel 243c der gemeentewet de gelegenheid biedt. Wij zijn het daar mede eens en hebben mitsdien in de ontworpen veror dening het thans geldende tarief overgenomen. Ook aangaande den aftrek voor noodzakelijk levensonder houd en kinderen hebben wij genomen de bedragen, zooals die op 15 Maart 1921 door U in overeenstemming met de ter kennis gebrachte zienswijze van den Minister, zijn vastgesteld. Het komt ons voor dat de tijdsomstan digheden sedert dien niet zoodanig zijn gewijzigd, dat verwacht kan worden dat tegen hoogere bedragen geen bezwaar zou worden gemaakt. De bepaling van artikel 6 der oude verordening is in verkorte en verduidelijkte redactie overgenomen en komt nu voor onder artikel 7. Toelichting daarvan kan overbodig geacht worden. Evenals in de oude zijn ook in de ontworpen veror dening, en wel in artikel 8, bepalingen opgenomen om trent navordering. Van de bevoegdheid krachtens het nieuwe artikel 267 der gemeentewet, om te weinig ge heven belasting in voorkomende gevallen met het viervoud te verhoogen, behoort naar onze meening ge bruik te worden gemaakt. Wij stellen U voor te besluiten tot vaststelling van de verordeningen tot heffing en op de invordering van een belasting naar het inkomen en daartoe te nemen het besluit dat in ontwerp hieronder volgt. Leeuwarden, 23 Februari 1922. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; gelet op de Wet van 30 December 1920 (Staatsblad no. 923); besluit: 1. vast te stellen de navolgende A. VERORDENING tot het heffen van een belasting naar het inkomen. Art. 1. Ten behoeve der gemeente wordt eene belasting naar het inkomen geheven. Art. 2. Vóór den aanvang van een belastingjaar bepaalt de raad, in verband met de som uitgetrokken op de be grooting voor het dienstjaar waarin die aanvang valt, hoeveel, doch hoogstens 9, ten honderd van het totaal bedrag der cijfers van aanslag bedoeld in art. 6 zal geheven worden. Art. 3. Belastingplichtig is ieder, door wien volgens de ge meentewet in deze belasting moet worden bijgedragen en wiens belastbaar inkomen, berekend volgens artikel 4, 125.of meer bedraagt. 223

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 112