Bijl. no. 18. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. kan worden opgetrokken. Gedachtig aan het gezegde „overleg is het halve werk", mag ook hier worden aan genomen dat dit zeker gewenschte overleg gemakke lijker is te plegen tusschen schoolarts en schoolver- pleegster, die dagelijks met elkaar in aanraking komen, dan tusschen de verpleegster en een speciaal voor de behandeling van die lijders aangewezen geneesheer. Waar tot dusver door zusters van het Diaconessenhuis en van het Bonifaciushospitaal de behulpzame hand wordt geboden voor de behandeling van die lijders, zou dus voortaan de schoolverpleegster kunnen optreden. Hebben wij hiervoor eene omschrijving gegeven van de werkzaamheden, welke aan een schoolverpleegster zouden kunnen worden opgedragen en welke zich bij invoering van het schooltandartsinstituut, zooals U hier- j onder zal blijken, nog zullen uitbreiden, thans rest ons j nog de bespreking van het aan haar toe te kennen salaris. Wij meenen U te moeten voorstellen hare jaar- j wedde gelijk te doen zijn aan die voor de wijkver pleegster, n.l. 1700.tot 2000.benevens 75. per jaar vergoeding voor onderhoud van een eigen rij wiel. Het bepleiten van het gebruik van een rijwiel door de verpleegster lijkt ons vrijwel overbodig. Uwe Ver gadering heeft uit het hiervoren medegedeelde reeds kunnen afleiden dat het, vooral met het oog op de door haar uit te oefenen controle, noodzakelijk mag worden geacht dat zij zich spoedig kan verplaatsen, zulks in het belang van den dienst. Hare betrekking wordt daar door productiever. En hiermee zijn wij genaderd tot het instituut school- tandarts. Met betrekking tot dit instituut bevelen wij U lezing van het door den schoolarts uitgebracht verslag van zijn bezoek aan den schooltandarts te Dordrecht, alsmede van de brochure „De strijd tegen het tandbederf en de schooltandverzorging", uitgegeven door de Haagsche Tandheelkundige vereeniging, welke bij de stukken worden aangetroffen, ten zeerste aan. Het zij ons vergund op een paar uitlatingen in be doelde brochure Uwe bijzondere aandacht te vestigen. (blz. 12)„Want dit is eene waarheid, die moet door dringen bij hoog en laag, bij rijk en arm: het tandbederf is eene ziekte, die voor het grootste deel is te voorkomen" (blz. 15): „Het ideaal, het einddoel moet worden: elk kind van 12 a 13 jaar gaat met een gezonden mond de lagere school verlaten, m. a. w. de kinderen moeten van den tijd af waarop de tandwisseling begint, of, als het kan, nog eerder onder het geregelde toezicht komen van den tandarts, totdat die wisseling goed en wel is afgeloopen", en (blz. 26)„Het groote geheim voor welslagen ligt daarin, dat men de kinderen in of vlak bij de school en gedurende den schooltijd behandelt". Laat ons thans ter hand nemen de door den schoolarts uitgebrachte verslagen in 1919 en 1920, opgenomen onderscheidenlijk in bijlagen K en L van het gemeente verslag over die jaren. Wat blijkt daaruit? Dat van de 1495 onderzochte leerlingen in 1919 op de in die bijlage genoemde scholen 1060 werden aangetroffen met afwij kingen van het gebit. Inderdaad een schrikbarend aantal. Treffend is daarentegen, zooals uit bedoeld verslag blijkt, de toestand aan de school van het Nieuwe Stads Weeshuis. Daar toch werden van de 62 onderzochte kinderen slechts 22 met carieuze kiezen aangetroffen. De schoolarts verklaart dezen gunstigen toestand aan die school als volgt: „Deze school maakt een zeer gunstige uitzondering, daar de kinderen geregeld door een tandarts onderzocht worden. Men wacht hier dus niet zoo lang tot de kin deren over kiespijn klagen, zooals zoo dikwijls in het huisgezin geschiedt; men doet hier, wat eigenlijk ieder mensch behoorde te laten doen; men laat geregeld het gebit controleeren. Hier wordt bij de weeskinderen wel praktisch aangetoond, hoe het gebit kan worden be houden". Van de 3304 onderzochte leerlingen in 1920 bleken 2507 afwijkingen van het gebit te vertoonen. Van eene gunstige wending dus geen sprake, integendeel. De schoolarts zegt dan ook nog in zijn verslag over 1920: „Reeds het vorig jaar werd door mij gewezen op het groot aantal aangetaste tanden van de Leeuwarder schooljeugd. Dit was thans ook weer het geval; zelfs viel het mij op, dat aangetaste kiezen van kinderen, die oogenschijnlijk toch niet tot de minvermogenden behoor den, en die, als zij het vorig jaar mijn raad, de kiezen te laten vullen, hadden opgevolgd, deze nog hadden kunnen behouden, niet waren gevuld. Zullen wij het gebit, vooral van de on- en minver mogenden, eenigszins op peil houden, dan moet er m. i. beslist een schooltandarts worden aangesteld". Wij meenen uit het vorenstaande niet anders te kun nen concludeeren dan dat een schooltandarts hier inder daad op zijn plaats zal zijn. Na gehouden besprekingen met den schoolarts zijn wij tot de overtuiging gekomen, dat, althans voorloopig, volstaan kan worden met een halve dagtaak van dien titularis en dat het in het belang van de zaak moet worden geacht, om de behandeling aan elke school, dus niet in een centrale kliniek, te doen plaats hebben. Werd daarvoor een kliniek opgericht, dan zou het ongetwijfeld veel moeilijker gaan om de kinderen daar te krijgen. Oproepen kan plaats hebben, maar of zij verschijnen zullen? Vindt daartegenover de behandeling in de school plaats, dan worden de leer lingen uit de klas gehaald en is niet-verschijnen buiten gesloten. Het instituut zal dus oneindig meer effect sor- teeren als behandeling in en niet buiten de school plaats heeft. Voor de schoolverpleegster zal ook hier een ruim arbeidsveld liggen. Deze toch zal den tandarts assis tentie kunnen verleenen, een hulp, die zonder twijfel niet ontbeerd kan worden. Het salaris van den tandarts zouden wij, evenals in Dordrecht, willen zien bepaald op 2900.tot 3400.De jaarlijksche kosten, aan dit instituut ver bonden, worden door ons geraamd als volgt: salaris tandarts 2900.tot 3400. transport instrumentarium 40. vullingsmateriaal 200. jassen en handdoeken 50. waschvrouw 60. 3250.—tot 3750.— Als verdere kosten (voor eens) worden nog geraamd: aanschaffing verplaatsbaar instrumentarium 2000. aanbrengen kleine veranderingen in school gebouwen, zooals gas- en waterleiding (waar niet aanwezig), gascomforen, enz. 1640. 3640.— Voorts kunnen wij U nog mededeelen, dat wij voor nemens zijn, bij aanneming van ons voorstel door Uwe Vergadering, de vereischte verordening voor schoolarts, schooltandarts en schoolverpleegster te ontwerpen in overleg met de betrokkenen om deze daarna aan U ter vaststelling voor te leggen, en waarin eene bepaling zou kunnen worden opgenomen dat ook (evenals zulks reeds het geval is met het instituut schoolarts) de bijzondere scholen, voor zoover de besturen dier scholen daartoe het verzoek doen, onder het geneeskundig toezicht van den schooltandarts en de schoolverpleegster zullen val len, echter met dien verstande, dat dan van het ge- heele instituut, dus van schoolarts, schooltandarts en schoolverpleegster moet worden gebruik gemaakt. Wij hebben de eer U, onder terugneming van ons in bijlage no. 15 tot het verslag van 's Raads hande lingen over 1920 opgenomen voorstel, als gevolg van welke terugneming tevens zijn vervallen de in bijlage no. 33 van dat jaar opgenomen amendementen van de heeren De Boer en Zandstra, voor te stellen te be sluiten: I. in te trekken het raadsbesluit van 23 Juni 1903 232 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. no. 13 inzake het verstrekken van een crediet aan de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs tot bestrijding van besmettelijk hoofdzeer bij leerlingen der openbare lagere scholen en Burgemeester en Wet houders uit te noodigen een voorstel te doen voor het verstrekken van de noodige gelden op de begrooting voor de behandeling van die lijders door den schoolarts; II. Burgemeester en Wethouders te machtigen: a. tot aanstelling van een schooltandarts op eene jaarwedde van 2900.tot 3400. b. tot aanstelling van eene schoolverpleegster op eene jaarwedde van 1700.tot 2000.benevens 75.per jaar voor vergoeding voor onderhoud van een eigen rijwiel; III. Burgemeester en Wethouders: a. een crediet te verleenen van 3640.voor het aanschaffen van een verplaatsbaar instrumentarium en het aanbrengen van de noodige veranderingen in de schoolgebouwen; b. uit te noodigen te zijner tijd met voorstellen te komen voor het vaststellen van eene verordening voor den schoolarts, den schooltandarts en de schoolver pleegster. Leeuwarden, 9 Maart 1922. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 233

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 117