Bijlage no. 22. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. HO. 22. WIJZIGING der verordening voor het gymna sium te Leeuwarden. Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. Naar aanleiding van het bepaalde bij de Wet van 11 Juni 1921 (Stbl. 782) waarbij art. 9 der Hooger Onderwijswet in dien zin is gewijzigd dat het niet meer geoorloofd is, het Fransch als mede-eisch voor de toelating van leerlingen tot het gymnasium te stellen, heeft ons college Curatoren van het gymnasium ver zocht in verband hiermede een voorstel in te dienen tot wijziging der „Verordening voor het gymnasium te Leeuwarden", opgenomen in de gemeentebladen no. 33 van 1912, no. 35 van 1913, no. 49 van 1918 en no. 27 van 1921. Tevens hebben wij Curatoren verzocht te overwegen of afschaffing van het toelatingsexamen gewenscht is, Lift. B. Schrijven van Burgemeester en Wethouders pan Curatoren. Leeuwarden, 25 Maart 1922. Bij de Wet van 11 Juni 1921 (Stbl. no. 782) is art. 9 der Hooger Onderwijswet in dien zin gewijzigd, dat daaruit het 3e lid, hetwelk bevatte dat, waar de plaatse lijke omstandigheden het raadzaam maakten, de ge meenteraad kon bepalen, dat het (toelatings)examen voor het gymnasium zich o.m. kon uitstrekken tot de beginselen der Fransche taal, is vervallen. Bedoelde wetswijziging is krachtens Koninklijk besluit van 16 Juli 1921 (Stbl. no. 998) met ingang van 1 September 1921 in werking getreden. Aangezien het dus niet meer geoorloofd is het Fransch als mede-eisch voor de toelating van leer lingen tot het gymnasium te stellen, dient de verorde ning (gemeenteblad no. 33 van 1912), zooals die nader is gewijzigd, daarmede in overeenstemming te worden gebracht en verzoeken wij van U een voorstel te mogen ontvangen, waarbij Uw College wordt verzocht er rekening mede te willen houden, dat deze wijziging zoo spoedig.haar beslag krijgt, dat daarmede bij de eerstvolgende toelating van Teerlingen rekening kan worden gehouden. Wij grijpen deze gelegenheid aan tevens Uwe aan dacht op het volgende te vestigen. Was vroeger het afleggen van een examen voor toelating tot het gymnasium een vereischte (art. 9, le lid der wet), thans is bij de Wet van 1 Maart 1920 Heeren Curatoren van het Gymnasium. nu dit examen, ingevolge de wet van 1 Maart 1920 (Stbl. 105), niet meer gebiedend is voorgeschreven. Uit het door ons van Curatoren van het gymnasium ontvangen schrijven waarbij zij mede hebben over gelegd het advies van den Rector blijkt, dat men het toelatingsexamen wil behouden. Bovenbedoelde stukken, alsmede het door ons tot Curatoren gedaan verzoek, worden hieronder afgedrukt. Wij kunnen ons volkomen met het standpunt van Curatoren en Rector vereenigen, weshalve wij U voor stellen te besluiten: „In het eerste lid van art. 1 van boven aangehaalde verordening luidende: „Voor de toelating tot het eerste studiejaar wordt een examen afgelegd in: het lezen, schrijven, rekenen, de beginselen der Nederlandsche en Fransche taal, der aardrijkskunde en der geschiedenis", de woorden „en Fransche" te laten vervallen". Leeuwarden, 6 April 1922. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. (Stbl. no. 105) bedoeld voorschrift in dier voege ge wijzigd, dat voor die toelating het afleggen van een examen kan worden gevorderd, welke wijziging, krach tens Koninklijk besluit van 26 Juli 1920 (Stbl. no. 618), met ingang van 1 Sept. 1920 in werking is getreden. Zooals Uw College ongetwijfeld bekend is, bestaat sinds 1 Sept. 1920 naast het afleggen van een toe latingsexamen tot de R. H. B. S. de gelegenheid voor toelating op verklaring van een hoofd der school, ver meldende dat de betrokken leerling geacht wordt het onderwijs in de le klasse van een R. H. B. S. met vrucht te kunnen volgen en aan welke verklaring moet worden toegevoegd een rapport, welk laatste aan bepaalde eischen moet voldoen (Koninklijk besluit van 25 Juni 1920 (Stbl. no. 316). Nu het afleggen van een toelatingsexamen tot het gymnasium niet meer een gebiedend voorschrift is, verzoeken wij U te overwegen, of van de gegeven vrijheid gebruik dient te worden gemaakt door het toelatingsexamen af te schaffen, dan wel naast dat examen de gelegenheid tot toelating tevens op andere wijze open te stellen. In beide gevallen zou dan, naar alle waarschijnlijkheid voor de toelating eenzelfde, of soortgelijke, regeling dienen te worden getroffen als voor de R. H. B. S. bestaat (hierboven vermeld) en waarmede dan tevens eene wijziging van art. 1 der reeds hierboven aangehaalde verordening gepaard zou gaan. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 281

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 141