Bijlage no. 23.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922.
Litt. C.
Schrijven wan Curatoren aan
Burgemeester en Wethouders.
Leeuwarden, 3 April 1922.
De zaak die in Uw schrijven van 25 Maart 1922
no. 517 met zoo groote duidelijkheid wordt uiteen
gezet, had reeds een punt van bespreking in onze ver
gadering uitgemaakt, waarbij wij ook het gevoelen van
den Rector hadden mogen vernemen. Wij hebben hem
verzocht dat gevoelen nog nader schriftelijk uiteen te
zetten, en het schrijven waarin hij dat doet, voegen
wij hierbij.
Waar wij mogen aannemen dat Uw schrijven van 25
iVlaart no. 517, mede aan den Raad zal worden over
gelegd, mogen wij ons ontslagen rekenen van een
nadere motiveering van het voorstel, dat wij de eer
hebben U bij dezen te doen, om den Raad te adviseeren,
nu het niet meer geoorloofd is het Fransch als mede-
eisch voor de toelating van leerlingen tot het gymnasium
te stellen, in artikel 1 van de Verordening voor het
Gymnasium te Leeuwarden (Gemeenteblad no. 33 van
1912) te doen vervallen de woorden „en Fransche".
Ten aanzien van de door Uw college gestelde vraag
of, nu het afleggen van een toelatingsexamen tot het
gymnasium niet meer een gebiedend voorschrift is, dat
examen dient te worden afgeschaft dan wel naast dat
examen de gelegenheid tot toelating op andere wijze,
b.v. door overlegging van een verklaring van een hoofd
der school, met rapport, moet worden gegeven, kunnen
wij als ons zeer beslist oordeel, waarmede de Rector
blijkens zijn rapport instemt, U mededeelen. dat het ons
noodig schijnt het toelatingsexamen te behouden en
daarnevens niet de gelegenheid te geven tot het volgen
van het onderwijs, enkel en alleen op een verklaring van
het hoofd der school dat de betrokken leerling geacht
wordt het onderwijs aan het gymnasium met vrucht te
kunnen volgen, ook al wordt aan die verklaring toege
voegd een rapport dat aan bepaalde eischen voldoet.
De opvattingen der hoofden kunnen zoo uiteenloopen,
dat men, zeer tot schade van het onderwijs, een niet-
homogene klasse zou moeten samenstellen. De Rector
doet ter ondersteuning van een dergelijk argument een
beroep op zijne elders opgedane ervaring en bepleit de
uitsluitende handhaving van het examen, op gronden
van billijkheid. Met hem zijn wij van meening dat in zeer
ïuime mate rekening moet worden gehouden met het
advies der hoofden, wat tot hiertoe ook steeds ge
schiedde.
Wij zijn derhalve van oordeel dat op dit punt de ver
ordening niet behoort te worden gewijzigd.
Curatoren van het Gemeentelijk Gymnasium te
Leeuwarden,
R. VORENKAMP, Voorzitter.
C. B. MENALDA, Secretaris.
Aan Herren Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Litt. D.
Schrijven van den
'ftector aan Curatoren.
Leeuwarden, 26 Maart 1922.
In verband met het door Burgemeester en Wethouders
tot Uw College gericht schrijven (no. 517) aangaande
het toelatingsexamen voor het gymnasium zou ik Uw
college willen adviseeren het hierheen te leiden, dat bij
't eerstvolgende toelatingsexamen geen Fransch meer
worde gevraagd.
Wat de vraag van Burgemeester en Wethouders be
treft omtrent het al of niet afschaffen van het toelatings
examen zou ik Uw college adviseeren bedoeld examen
te behouden; naast dit examen de gelegenheid tot toe
lating tevens op andere wijze open te stellen, lijkt mij
ongewenscht, daar mij meermalen gebleken is dat 't
advies van het eene hoofd der school niet dezelfde
waarde bezit als de verklaring van het andere, zoodat
wij, om tegenover sommige leerlingen niet onbillijk te
worden, voor allen zonder onderscheid een examen
dienen te houden.
Wèl zal steeds het advies der hoofden worden inge
wonnen en bij de overweging, of een candidaat al of
niet mag worden toegelaten, gewicht in de schaal
leggen.
Hoogachtend,
Uw dw. dn.,
P. J. ENK,
Gymnas.-Rector.
Den Heer Secretaris
van het College van Curatoren
van het Gymnasium, alhier.
282
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 23.
VERORDENING regelende het „georganiseerd
overleg".
Aan den Gemeenteraad.
In verband met het voorstel tot een andere regeling
van de salarissen ter secretarie (bijlage no. 52 van 1921
werd door Uw medelid den heer J. Muller in Uwe ver
gadering van 8 November 1921 ingediend de volgende
motie:
„De Raad, van oordeel dat georganiseerd overleg in
het belang van de gemeente is, draagt Burgemeester en
Wethouders op, de noodige stappen te doen, om met
voorstellen dienaangaande bij den Raad te komen."
In de daaraanvolgende vergadering van 22 November
werd deze in onze handen gesteld om prae-advies.
U van dat verlangde advies dienende doen wij op
merken dat o. i. een overleg, zooals blijkens de beraad
slagingen de voorsteller bedoelt en dat beoogt een ge
regeld voorafgaande samenspreking tusschen het ge
meentebestuur en de organisaties van de ambtenaren en
werklieden, vóórdat regelen, hunne dienst- en arbeids
voorwaarden betreffende, worden vastgesteld, nuttig zal
kunnen werken. Dit is trouwens ten aanzien van de onder
het Werkliedenreglement vallende werklieden reeds uit
gesproken in artikel 4 van dat reglement, dat Burge
meester en Wethouders opdraagt een geregeld overleg
tusschen de hoofden van de takken van dienst en de
afgevaardigden van de organisaties der gemeente-werk
lieden over de toepassing van het Werkïiedenreglement
en van de daaruit voortvloeiende regelingen, volgens
door hen te stellen regelen te bevorderen.
In zooverre vraagt de motie van den Raad dus een
overbodige uitspraak, maar wij hebben deze gelegen
heid aangegrepen een stel regelen te ontwerpen die dan
van den Raad zullen uitgaan, die zich ook over de
ambtenaren-aangelegenheden zullen uitstrekken en die
naar wij vertrouwen een meer bevredigende werkwijze
in het leven zullen roepen dan die welke het overleg
thans volgt.
Het eerste lid van artikel 4 van het Werkliedenregle
ment zal dan kunnen vervallen.
Het ontwerp zelf, betreffende het georganiseerd
overleg, behoeft o. i. geen nadere toelichting. Over dat
ontwerp hebben wij advies gevraagd van de betrokken
organisaties, wier opmerkingen, die ons overigens geen
aanleiding gaven om het ontwerp, zooals het primitief
door ons was vastgesteld, te wijzigen, wij hierbij aan
U overleggen.
Wij stellen U voor door bekrachtiging van de beide
hiernavolgende ontwerp-besluiten aan de strekking der
motie gevolg te geven en ten opzichte van deze zelve
over te gaan tot de orde van den dag.
Leeuwarden, 6 April 1922.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP I.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
vast te stellen de volgende
VERORDENING regelende de instelling en de
werkwijze van de commissie van overleg
inzake de arbeids- en dienstvoorwaarden
van het personeel in dienst der gemeente
Leeuwarden.
Art. 1.
Teneinde een geregeld overleg te doen plaats vinden
tusschen het bestuur der gemeente en de algemeene
landelijke organisaties van ambtenaren en (of) werk
lieden over alle zaken, welke in den ruimsten zin des
woords op de arbeids- en dienstvoorwaarden van het
personeel der gemeente betrekking hebben, wordt een
commissie ingesteld.
Art. 2.
De naam der commissie is „Commissie voor Georga
niseerd Overleg".
Art. 3.
Een verzoek of voorstel, rakende de in artikel 1 be
doelde zaken, wordt door den Raad of door Burgemees
ter en Wethouders, spoedeischende gevallen uitgezon
derd, niet in overweging genomen, dan nadat het des
betreffende college kennis heeft genomen van het oordeel
der commissie.
Art. 4.
1. De commissie is bevoegd voorstellen, betreffende
283