Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. ganiseerd overleg bij te staan en te dienen van voor lichting en advies. 2. De samenstelling, werkkring en werkwijze eener dienstcommissie worden geregeld door Burgemeester en Wethouders in overleg met de commissie voor georga niseerd overleg. Art. 18. 1. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel: „Verordening regelende het Georganiseerd Overleg." 2. Zij is niet van toepassing op het politie- en het onderwijzend personeel. Art. 19. Deze verordening treedt in werking op een door Bur gemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, ONTWERP II. BESTAANDE REDACTIE. Art. 4. 1. Burgemeester en Wethouders bevorderen volgens door hen te stellen regelen een geregeld overleg tusschen de hoofden van de takken van dienst en de afgevaar digden van de organisaties der gemeentewerklieden over de toepassing van dit reglement en van de daaruit voortvloeiende regelingen. De organisaties zijn daarbij naar evenredigheid van de sterkte harer plaatselijke af- deelingen vertegenwoordigd. 2. De hoofden van de takken van dienst geven op de door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze bovendien gelegenheid tot het in ontvangst nemen van klachten der werklieden, hun persoonlijk belang betref fende. De Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; besluit: 1. het Werkliedenreglement te wijzigen als volgt: a. artikel 4, eerste lid, vervalt; b. in het overgebleven lid vervalt het woord „boven dien"; II. te bepalen dat deze wijziging in werking treedt op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 286 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. lltfl. 710. 24. Bijlac/e no. 24. TRAMAANLEG naar Suameer (bijlagen nos. 12 van 1908, 28 van 1909, 7 en 24 van 1910, 11 en 32 van 1911, 23 van 1912, 31 van 1915, 5 van 1916, 17 van 1917 en 5 van 1918). Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. De raadsbesluiten van 25 April en 14 November 1911, waarbij aan de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij in uitzicht werd gesteld een renteloos voorschot van 58,000.voor den aanleg door haar van een stoom- tramlijn station S.S. Willem Lode wijkstraat Emma- plein Vliet Bleeklaan herberg de Bleek en zoo langs den Groningerstraatweg in de richting Veen- wouden, zijn gewijzigd bij die van 26 Juni 1917 (bijlage no. 17) en 5 Februari 1918 (bijlage no. 5), zulks in afwachting van eene herziening ook der voorwaarden waarop bij dezelfde besluiten voor dien aanleg aan de maatschappij vergunning was verleend om van ge meente-eigendommen gebruik te maken. Die wijzi gingen hingen, zooals wij in de aangehaalde bijlage no. 17 van 1917 uiteenzetten, samen met de wet van 15 Juli 1912 (Stbl. no. 247), waarbij ten behoeve van dien aanleg een renteloos rijksvoorschot was toegekend. Gelijk den Raad den 26 Maart 1918 is medegedeeld, heeft de maatschappij daarop die voorwaarden van het gemeentelijk voorschot aanvaard. Sinds werd niets meer over deze zaak van de Maatschappij vernomen, totdat wij onder dagteekening van den 2en Februari 1920 den brief ontvingen die onder litt. B hieronder is opgenomen. Nadat wij hadden gewezen op het ontbre ken in dat schrijven van elke zinspeling op de verplich ting der Maatschappij, die zij in 1911 had aanvaard om een brug over het Nieuwe Kanaal te leggen bij het Emmaplein, werd die brief gevolgd door het schrijven van 27 Juni 1921, mede hieronder afgedrukt (litt. C). Naar uit dien laatsten brief blijkt, doet de Maatschappij tegenover het opgeven harerzijds van den tramaanleg- Suameer eenige concessies aan de hand, waarvan de verkrijging voor de gemeente niet zonder belang is. De voornaamste daarvan zijn het handhaven van een recht- streeksche verbinding tusschen Leeuwarden en Drachten zonder geldelijken steun der gemeente en verbetering van het tramverkeer langs Willemskade, Sophialaan en Harlingersingel, door wijziging van den bovenbouw der lijn en het vervoeren der spoorwagens langs den Noord- Frieschen locaalspoorweg. Meer bepaald over dit laatste punt hebben wij een onderhoud met een vertegenwoordiger der Staatsspoor weg-maatschappij en de Tramweg-maatschappij gehad. Het was toch bezwaarlijk gebleken op de aanbieding van laatstgenoemde in te gaan, indien niet vaststond tegen welken tijd genoemde verbeteringen zouden zijn tot stand gekomen, daargelaten nog dat zij, zoolang elk tramverkeer niet buiten de stad zou zijn gebracht, nim mer afdoende zouden zijn. Bij dat onderhoud bleek op verrassende wijze, dat de bezwaren die aanvankelijk hadden bestaan tegen de voorwaarde om het geheele tramverkeer van de halte der Noord Friesche Locaal langs de lijn dier Maatschappij naar het station S.S. te leiden, n.l. de vergrooting van het S.S.-emplacement, teneinde ook dat nieuwe verkeer te kunnen opnemen, minder groot waren dan men had gedacht, zoodat brieven der Maatschappij van 15 December 1921 en 30 Januari 1922, opgenomen onder litt. D en E) in uit zicht kon worden gesteld dat het geheele tramverkeer binnen 5 jaar uit de stad kan worden weggenomen, „onder voorbehoud dat financieele steun van de ge meente bij de uitvoering van dit, uit den aard der zaak kostbare, werk niet uitgesloten zij". Wat dit voorbehoud betreft, daarover kan bij gebreke van nadere gegevens thans nog geen mededeeling wor den gedaan, zoodat daaromtrent geen enkele verbintenis kan worden aangegaan. Wat geeft de gemeente tegenover de genoemde con cessies prijs? Vooreerst de verbinding met Drachten via de Bleek, op welke verbinding de Raad door al de jaren der onderhandelingen met de tram heen steeds heeft getoond prijs te stellen en waaraan hij immer heeft vastgehouden. En vervolgens de brug over het Nieuwe Kanaal bij het Emmaplein, die de Maatschappij sinds 25 October 1912 verplicht is te bouwen, ook al zou de tram naar de Bleek niet tot stand komen (zie bijlage no. 11 van 1911, toelichting F; zie ook het raadsbesluit van 8 October 1912). Voorts moet hierbij worden aan- geteekend, dat op den aanleg van de Bleeklaan, die anders zeker een ander beloop en een mindere breedte zou hebben gekregen, de tramplannen van grooten in vloed zijn geweest, dat land en huizen ten behoeve van de totstandkoming dier straat zijn gekocht moeten worden en dat langs de Willem Lodewijkstraat voor de tram een strook grond beschikbaar is gehouden, die nu voortaan renteloos zal blijven. Nu evenwel reeds sinds Alei 1913 gebleken is dat een goede verbinding met Drachten via de spoorlijn tot Veenwouden mogelijk is, lijkt ons het opgeven van de halte de Bleek en het dus in kas houden van het rente loos voorschot van 58,000.voor de lijn-Suameer via die halte op te wegen tegen het groote voordeel dat verkregen wordt door het verwijderen van de tram uit de stad en de overige aangeboden concessies. Over die andere door de maatschappij aangeboden voordeelen nog een enkel woord. Het zijn: 1°. het opbreken van het doode spoor tusschen het spoorweg-emplacement en den Parallelweg en 2°. vergunning tot het hebben van de Fonteinstraat op het terrein der Tramwegmaatschappij. Ad 1. Het hierbedoelde opbreken betreft het lijntje langs den Stationsweg dat loopt uit het in het stations plein gelegen spoor veestallen - spoorweg-emplace ment langs het stationsgebouw. Het verder strekkend doel van het doen verdwijnen van dat doode spoor is de verkrijging van de strook grond waarop het ligt en die eigendom is van den Staat, om ter plaatse op den duur een trottoir te kunnen aanleggen. De besprekingen over dien grondafstand zijn nog niet afgeloopen. Ad 2. In het besef dat de uitbreiding van de be bouwde kom bezwaarlijk kan worden tegengehouden of belemmerd door een tramspoor is men dezerzijds be gonnen met het aanleggen van de Fonteinstraat van den Westersingel over dat spoor in westelijke richting en na ingewonnen advies van den rechtsgeleerden raads man der gemeente, die het standpunt inneemt dat de gemeente hare bevoegdheid niet had overschreden, hiermede voortgegaan. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: tegen opheffing van de verplichtingen, die voor de gemeente uit na te noemen onderhandelingen en raads besluiten voortvloeien, de Nederlandsche Tramweg maatschappij te ontheffen van de verplichtingen die voor haar zijn voortgekomen uit de raadsbesluiten van 25 April 1911 no. 168R/72a, 14 November 1911 no. 437R/208, 26 Juni 1917 no. 257R/150 en 5 Februari 1918 no. 35r/32 en de in verband daarmede gevoerde onderhandelingen en daartegenover te aanvaarden de door de Maatschappij aan de gemeente bij brieven van 27 Juni en 15 December 1921 en 30 Januari 1922 voor geslagen concessies, zoodat zij zich verbindt tot: le. het maken van een verbinding tusschen den 287

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 144