Bijl. no. 24. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. tramweg en den Noord-Frieschen Lokaalspoorweg nabij halte Leeuwarden zonder geldelijken steun van de ge meente en het vervoeren van de spoorwagens van en naar het spoorwegstation over die verbinding en ge noemden locaalspoorweg; 2e. het omleggen van den tramweg tusschen den Marssumerstraatweg en het station der Nederlandsche spoorwegen, waardoor de lijn, met inbegrip van het tram-emplacement bij de Vrouwenpoort, uit de stad verwijderd wordt binnen een termijn van vijf jaar na dagteekening van het raadsbesluit van heden, overmacht voorbehouden en onder voorbehoud, dat financieele steun van de gemeente bij de uitvoering van dit, uit den aard der zaak kostbare, werk niet uitgesloten zij; 3e. het opbreken van het doode spoor tusschen het spoorweg-emplacement en den Stationsweg; 4e. het handhaven van eene rechtstreeksche verbin ding tusschen Leeuwarden en Drachten zonder gelde lijken steun van de gemeente; 5e. het verleenen van vergunning aan de gemeente tot het hebben van een openbaren weg (Fonteinstraat) op het terrein der Maatschappij nabij het Vijverterrein. 20 April in„„ Leeuwarden, - - 1922. 15 Juni Burgemeester cu Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. Litt. B—E. Brieven van de Nederlandsche Tramweg-Maatschappij aan Burgemeester en Wethouders. Litt. B. No. 635/H/I. Utrecht, den 2 Februari 1920. De voorbereidende werkzaamheden voor den aanleg van den ontworpen tramweg „LeeuwardenSuameer" zijn thans zoover gevorderd, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat nog in den loop van dit jaar met den aanleg een aanvang zoude kunnen worden gemaakt. Als gevolg van de tijdsomstandigheden zullen de aan- legkosten evenwel minstens het drievoudige bedragen dan waarop zij aanvankelijk werden geraamd. Wij vreezen, dat het ons niet zal gelukken dat geld bij elkaar te brengen. De bedroevende uitkomsten van ons bedrijf gedurende de oorlogsjaren over de jaren 1914 tot en met 1919 is een verlies geleden van ongeveer 1,500,000. alsmede de nog steeds donkere vooruitzichten voor de eerstvolgende jaren hebben aan ons crediet geen goed gedaan. Mogelijkheid van uitvoering bestaat dan ook alleen, indien de aanlegkosten tot de allernoodzakelijkste wor den teruggebracht. Wij vinden daarin aanleiding nogmaals bij U aan te komen met een voorstel om af te zien van het plan om voor den tramweg de richting langs „de Bleek" te volgen. Deze richting maakt den aanleg veel kostbaarder, zonder een daaraan evenredig nut te stichten; de bedie ning van stadsverkeer is niet het doel van de lijn en zal het stadsverkeer bij een dienst van 6 a 8 treinen per dag toch ook weinig baat vinden, terwijl het verkeer met den Oosthoek van Friesland hoofddoel van de verbinding door den omweg wordt benadeeld. Bovendien is bij aanleg van den tramweg langs „de Bleek" de vrees gegrond, dat klachten over scheuren van muren, zooals bij U zijn ingekomen van bewoners van de Willemskade, niet achterwege zullen blijve-n van bewoners van de straten, waardoor de nieuwe tramlijn werd ontworpen. Wij roepen thans Uwe medewerking in den aanleg van den nieuwen tramweg geldelijk uitvoerbaar te maken door te bevorderen, dat de Raad Uwer gemeente zich er bij neerlegt, dat van de richting langs „de Bleek" wordt afgezien en tusschen Tietjerk en Leeuwarden voor onze treinen gebruik wordt gemaakt van den Staatsspoor weg, evenals dit thans het geval is tusschen Veenwou- den en Leeuwarden. De nieuw te bouwen tramweg wordt dan korter en worden de kosten dientengevolge meer in overeen stemming gebracht met onze krachten, terwijl desniet temin de verbinding tusschen Leeuwarden en Bergum en verder gelegen plaatsen veel verbeterd wordt, daar de duur van de rit ongeveer 20 minuten korter zal worden, mede door het uitvallen van het verplicht op onthoud te Veenwouden. Gaat Uwe gemeente op ons voorstel in, dan berusten wij er in, dat de met Uwe gemeente getroffen regeling, betreffende het toekennen aan onze Maatschappij van een renteloos voorschot, vastgesteld bij gemeenteraads besluit van 26 Juni 1917 no. 257R/150, gewijzigd bij gemeenteraadsbesluit van 5 Februari 1918 no. 35rc,/32, komt te vervallen, desverlangd met behoud van onze verplichting tot aanleg van een zijlijn over een door de gemeente daartoe ter beschikking te stellen strook grond, onmiddellijk benoorden de spoorlijn naar Gro ningen, als verste punt tot aan de spoorbrug over de Tij n je. Ook zouden wij bereid zijn zonder geldelijke hulp Uwer gemeente eene verbinding te maken tusschen onzen tramweg en den Noord-Frieschen Locaalspoor weg, ter opheffing Uwer bezwaren tegen het rijden met goederenwagens der hoofdspoorwagens over den tram weg „Station S.S.Station Vrouwenpoort". Komt U eene bespreking deze aangelegenheden ge- wenscht voor, dan zien wij Uwen oproep tegemoet. De Directie, J. E. AMESHOFF. Litt. C. No. H. D. 23/6/1464. Bericht op schrijven d.d. 27 Jan. 1921 no. 211/123. Utrecht, den 27 Juni 1921. In het bezit van Uw nevenaangehaald schrijven, waarin U onder verwijzing naar Uw schrijven van 10 Maart 1920 no. 359/322 mededeelt, dat U niet onge negen zijt in overweging te nemen een voorstel aan den Raad Uwer gemeente te doen om onze Maatschappij te ontheffen van hare verplichtingen, welke voortge vloeid zijn uit de onderhandelingen over den aanleg van een tramweg van Leeuwarden naar Drachten via de Bleek, achten wij ons verplicht ter voorkoming van 288 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. misverstand uitdrukkelijk te verklaren, dat wij nimmer hebben erkend, dat op ons de verplichting rust tot het bouwen van een brug over het Nieuwe Kanaal, ook in dien de tramweg niet tot stand komt. Integendeel hebben wij ons steeds op het standpunt gesteld, dat brug en tramweg onafscheidenlijk aan el kaar verbonden zijn, zoodat, indien de tramweg niet aangelegd wordt, wij mede ontheven zijn van het bou wen van de brug. In het midden latende of, en zoo ja, welke verplich tingen uit de genoemde onderhandelingen voor ons zijn voortgevloeid, willen wij gaarne voldoen aan Uw ver zoek U mede te deelen, op welke concessies onzerzijds Uwe gemeente kan rekenen. U noemt in het bijzonder den grooten hinder, welken het openbaar verkeer ondervindt van kruising van onze lijnen met den Harlingersingel en de Fonteinstraat, en het aanwezig zijn van lijnen op de Willemskade en de Sophialaan. De hinder, ondervonden door kruising van onze lij nen met de Fonteinstraat, meenen wij buiten beschou wing te mogen laten, omdat bedoelde straat door Uwe gemeente werd aangelegd met overtreding van artikel 84 3 sub van het Tramwegreglement en gedeeltelijk wederrechtelijk op particulier terrein van onze Maat schappij. De hinder, ondervonden door de aanwezigheid van den tramweg op den Harlingersingel, de Willemskade en de Sophialaan, kan thans nog niet geheel wegge nomen worden, omdat verplaatsing van het tramweg emplacement naar een plaats in de nabijheid van het spoorwegstation en opbreken van de lijn door de stad, hoezeer ook wij dat zouden wenschen, vooralsnog vol strekt onmogelijk is. De hinder kan echter tot zeer geringe afmetingen worden teruggebracht wanneer de spoorwagens van halte Leeuwarden over den Noord-Frieschen Lokaal spoorweg naar het spoorwegstation en omgekeerd wor den vervoerd. In dat geval behoeft de lijn door de stad slechts gebruikt te worden door treinen, uitsluitend be staande uit tramwegmaterieel en kan wijziging worden gebracht in den bovenbouw van den tramweg, in zoo verre, dat de wijde groeven tusschen rail en contra-rail belangrijk vernauwd kunnen worden. Wij zijn bereid tot de navolgende tegemoetkomingen: le. het maken van een verbinding tusschen onzen tramweg en den Noord-Frieschen Lokaalspoorweg nabij halte Leeuwaren zonder geldelijken steun van Uwe ge meente en het vervoeren van de spoorwagens van en naar het spoorwegstation over die verbinding en ge noemden locaalspoorweg; 2e. het wijzigen van den bovenbouw van de lijn door de stad zoodanig, dat het rijverkeer den minsten hinder ondervindt van de aanwezigheid der lijn; 3e. het opbreken van het doode spoor tusschen het spoorweg-emplacement en den Parallelweg; 4e. het handhaven van eene rechtstreeksche verbin ding tusschen Leeuwarden en Drachten zonder gelde lijken steun van Uwe gemeente; 5e. het verleenen van vergunning aan Uwe gemeente tot het hebben van een openbaren weg (Fonteinstraat) op het terrein onzer Maatschappij nabij het Vijverterrein. Gaarne zien wij Uw bericht hierop tegemoet. De Directie, H. N. BIEZEVELD. Litt. D. No. H. D. 23/7/2976. Utrecht, den 15 December 1921. In ons schrijven H. D/23/6/1454 van 27 Juni 1.1. boden wij Uwe gemeente een 5-tal concessies aan als tegemoetkoming tegenover de ontheffing door Uwe ge meente van de verplichtingen, die voor ons zouden zijn voortgevloeid uit de onderhandelingen over den aanleg van een tramweg van Leeuwarden naar Drachten via de Bleek. Bij de bespreking van 25 dezer (lees November 1.1. B. en W.) ten gemeentehuize te Leeuwarden tusschen Uw college en de Directie der Nederlandsche spoor wegen, waarbij wij mede tegenwoordig waren, deelde Uw Voorzitter mede, dat de aangeboden concessies niet voldoende werden geacht, omdat daarbij ontbrak de toezegging om binnen een bepaalden termijn de tram lijn te verwijderen uit de stad Leeuwarden. Onzerzijds kon tot dusverre daaromtrent niets worden toegezegd, omdat de wijziging van den tramweg in de omgeving van Leeuwarden ten nauwste samenhangt met de plannen der Nederlandsche Spoorwegen betreffende het spoorweg-emplacement, welke plannen nog geen vasten vorm hebben aangenomen. Naar aanleiding evenwel van de mededeeling van de Directie der Nederlandsche Spoorwegen tijdens boven genoemde bespreking, dat er geen bezwaar tegen be staat thans reeds over te gaan tot het maken van het ontwerp voor het nieuwe spoorweg-emplacement, waar door het mogelijk zal worden tevens vast te stellen op welke wijze de tramweg kan worden omgelegd, kon nu de termijn, binnen welke de omlegging tot stand zal zijn gebracht en de tramlijn uit de stad zal zijn verwijderd, gesteld worden op vijf jaar. In verband daarmede kunnen wij dus aan de vijf con cessies, vermeld in ons schrijven van 27 Juni 1.1., toe voegen: „Het omleggen van den tramweg tusschen den Mars sumerstraatweg en het station der Nederlandsche Spoor wegen, waardoor de lijn uit de stad verwijderd kan wor den, binnen een termijn van vijf jaar, overmacht voor behouden, en onder voorbehoud, dat financieele steun van Uwe gemeente bij de uitvoering van dit, uit den aard der zaak kostbare, werk niet uitgesloten zij." Wij zien thans met belangstelling Uw bericht tege moet, dat Uwe gemeente onze Maatschappij ontheft van alle verplichtingen, die naar het oordeel van de ge meente voortvloeiden uit de onderhandelingen over den aanleg eener tramverbinding LeeuwardenDrachten via de Bleek, zoodra onze Maatschappij voldaan heeft aan de zes aangeboden tegemoetkomingen. De Directie, H. N. BIEZEVELD. Litt. E. No. H. D. 23/2/244. Bericht op schrijven no. 4613/87 van 17 Januari 1922. Utrecht, den 30 Januari 1922. In antwoord op Uw nevenaangehaald schrijven heb ben wij de eer te berichten, dat het inderdaad onze be doeling is den tramweg van Marssum naar Leeuwarden zoowel voor personen als goederenvervoer om te leggen van station Leeuwarden-Halte af, zoodat de bestaande tramweg van dat station af tot het station der Neder landsche Spoorwegen, daarbij inbegrepen ons emplace ment Vrouwenpoort, zal worden opgebroken De Directie, H. N. BIEZEVELD. 289

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 145