Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Onder overlegging van diverse stukken hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten volgens de hierbij aangeboden ontwerpen. Leeuwarden, 8 Juni 1922. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden; gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet houders; gelet op de bepalingen van de Vleeschkeuringswet (Staatsblad 1919 no. 524); gelet op de het advies der Gezondheidscommissie, gegeven bij schrijven van besluit: vast te stellen de volgende I. VERORDENING op den keuringsdienst van vee en vleesch in de gemeente Leeuwarden. Art. 1. Deze verordening verstaat onder „Slachtdieren", „Vleesch", „Dooden in nood" en „Keuringsveearts", wat daaronder wordt verstaan in en krachtens de Vleeschkeuringswet, Staatsblad 1919, no. 524; onder: „Keuringsdienst", den gemeentelijken keu ringsdienst van vee en vleesch; onder: „Vleeschkeuringswet", de Vleeschkeuringswet, Staatsblad 1919, no. 524. Art. 2. Het bureel van den keuringsdienst is gevestigd ten huize van den keuringsveearts. Art. 3. De kennisgeving van het voornemen een slachtdier te slachten of te doen slachten geschiedt overeenkom stig de voorschriften van artikel 2 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285, ten bureele van den keuringsdienst tusschen de uren door Burge meester en Wethouders vast te stellen. De kennisgeving, dat een slachtdier gestorven of in nood gedood is, geschiedt overeenkomstig de voor schriften van artikel 3 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285, ten bureele van den keu ringsdienst tusschen de uren door Burgemeester en Wethouders vast te stellen of buiten deze uren aan het politiebureau. Art. 4. De keuring vóór het slachten geschiedt op de plaats, waar het vee zich ter keuring bevindt, vermeld in de kennisgeving bedoeld in artikel 2 van het Koninklijk be sluit van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285. Art. 5. De keuring na het slachten geschiedt ter plaatse van 294 m*r Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 26. slachting vermeld in de kennisgeving, bedoeld in art. 2 van het Koninklijk besluit van 5 Juni 1920, Staatsblad no. 285. Van gestorven en in nood gedoode slachtdieren ge schiedt de keuring in de in artikel 10 van deze veror dening bedoelde inrichting. Art. 6. Op Zondag, benevens op de door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen dagen, wordt niet gekeurd. Op andere dagen geschiedt de keuring zoowel voor als na het slachten op nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen uren. Art. 7. Behoudens het bepaalde bij artikel 9 der Vleeschkeu ringswet zal het in artikel 8, eerste lid, dier wet bedoeld onderzoek van vleesch of sedert de keuring in de ge meente van uitvoer veranderingen zijn opgetreden, waardoor het voorwaardelijk goedgekeurd of afgekeurd moet worden, dagelijks op dezelfde uren als bestemd voor de in art. 6 bedoelde keuring na het slachten kun nen geschieden, met uitzondering van Zondagen en de door Burgemeester en Wethouders vast te stellen dagen, aan een nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen keurlokaal. Het is verboden het, in het eerste lid van dit artikel bedoelde, vleesch in de gemeente in te voeren, door te voeren of te vervoeren gedurende de uren, nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen. Dit verbod geldt niet voor: o. vleesch, dat per spoor de gemeente wordt door gevoerd of ingevoerd, in welk laatste geval het op het station moet verblijven, totdat het vervoer is toegestaan; b. vleesch, dat per postpakket wordt vervoerd. Art. 8. Behoudens het bepaalde bij artikel 9 der Vleeschkeu ringswet, is een ieder, die vleesch in de gemeente in- of doorvoert, verplicht dat vleesch zonder oponthoud langs één der door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen wegen naar het keurlokaal te vervoeren, al waar het op de in artikel 6 vastgestelde uren aan het daarin bedoelde onderzoek zoo spoedig mogelijk wordt onderworpen. Van het in het eerste lid van dit artikel bepaalde is uitgezonderd: a. vleesch, dat per spoor de gemeente wordt door gevoerd; b. vleesch, dat per postpakket wordt ingevoerd. Art. 9. Hij, die vleesch vervoert of in zijn bezit of onder zijn beheer heeft, is verplicht dit op de eerste vordering van de ambtenaren, genoemd in artikel 44 der Vleeschkeu ringswet te vertoonen, en, zoo dit verlangd wordt, over te brengen of te doen overbrengen naar het keurlokaal. Bij weigering zal de overbrenging op zijn kosten ge schieden, onverminderd de strafvervolging ter zake van de weigering. Art. 10. De eigenaar, houder of hoeder van een gestorven of in nood gedood slachtdier is verplicht van het sterven of afmaken zoo spoedig mogelijk, althans binnen 6 uren daarna, kennis te geven en het dier met inachtneming der bepalingen van de Veewet, uiterlijk binnen 12 uren na den dood, te vervoeren of te doen vervoeren langs den kortsten weg naar de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gemeentelijke slachtplaats, 295

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 148