f
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
gelet op de Middelbaar-Onderwijswet, gelijk zij laat
stelijk is gewijzigd bij de wet van 1 Maart 1920
(Staatsblad no. 106) tot wijziging en aanvulling der
Middelbaarbaar-Onderwijswet;
besluit:
I. vast te stellen de navolgende
A. VERORDENING tot het heffen van schoolgeld
voor het onderwijs aan de gemeentelijke
hoogere burgerschool met driejarigen cur
sus en daarop aansluitende hoogere han
delsschool met tweejarigen cursus.
Art. 1.
Het schoolgeld voor de gemeentelijke hoogere bur
gerschool met driejarigen cursus en daarop aansluitende
hoogere handelsschool met tweejarigen cursus, wordt,
behoudens het bepaalde in de artt. 2 en 6, volgens de
onderstaande tabel geheven naar het zuiver inkomen,
waarnaar de aanslag in de belasting van hem die het
schoolgeld volgens art. 10 verschuldigd is, of van den
leerling, indien deze zelf in de belasting is aangeslagen,
geregeld is.
Zuiver inkomen waar
naar de aanslag in de
belasting is geregeld
van diegenen, die vol
gens art. 10 school-
geldplichtig zijn, of,
indien de leerling zelf
Verschuldigd bedrag in gul
dens per leerling en per jaar
bij een aantal kinderen, waar
voor volgens de verordening
op de inkomstenbelasting der
gemeente Leeuwarden aftrek
is of zou worden verleend.
in de belasting is aan
geslagen, van den leer
ling zelf.
2
1
0 of
1
2
3
4
5
6 of meer
Beneden
1200.-
tot beneden
1200.—
1600.—
5
- 1600.—
yy
2000.—
10
5
- 2000.—
2400.—
15
10
5
- 2400.—
2800.—
20
15
10
5
- 2800.—
3200.—
25
20
15
10
5
- 3200.—
3600.—
30
25
20
15
10
5
- 3600.—
yy
4000.—
35
30
25
20
15
10
- 4000.—
yy
4400.—
40
35
30
25
20
15
- 4400.—
yy
4800.—
45
40
35
30
25
20
- 4800.—
yy
5200.—
50
45
40
35
30
25
- 5200.—
yy
5600.—
55
50
45
40
35
30
- 5600.—
yy
6000.—
60
55
50
45
40
35
- 6000.—
yy
6500.—
70
60
55
50
45
40
- 6500.—
yy
7000.—
80
70
60
55
50
45
- 7000.—
yy
7500.—
90
80
70
60
55
50
- 7500.—
yy
8000.—
100
90
80
70
60
55
- 8000.—
yy
8500.—
110
100
90
80
70
60
- 8500.—
yy
9000.—
120
110
100
90
80
70
- 9000.—
yy
9600.—
140
120
110
100
90
80
- 9600.—
yy
10200.—
160
140
120
110
100
90
- 10200.—
yy
10800.—
180
160
140
120
110
100
- 10800.—
yy
11400.—
200
180
160
140
120
110
- 11400.—
yy
12200.—
225
200
180
160
140
120
- 12200.—
yy
13000.—
250
225
200
180
160
140
- 13000.—
yy
13800.—
275
250
225
200
180
160
- 13800.—
14600.—
300
275
250
225
200
180
- 14600.—
yy
15400.—
300
300
275
250
225
200
- 15400.—
yy
16200.—
300
300
300
275
250
225
- 16200.—
yy
17000.—
300
300
300
300
275
250
- 17000.—
yy
17800.—
300
300
300
300
300
275
- 17800.—
en hooger
300
300
300
300
300
300
310
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 27.
Voor de toepassing dezer regeling wordt een in het
gezin verpleegde ouder gelijkgesteld met een kind vol
gens kolom 2 der tabel.
Art. 2.
Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
10.of meer tot en met 60.dan wordt voor den
tweeden en iederen volgenden leerling 2/5 betaald van
wat voor den eersten verschuldigd is.
Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
70.of meer tot en met 120.dan wordt voor den
tweeden en iederen volgenden leerling s/5 betaald van
wat voor den eersten verschuldigd is.
Bedraagt het schoolgeld voor den eersten leerling
140.of meer, dan wordt voor den tweeden 4/5, voor
den derden en iederen volgenden leerling s/5 betaald,
van wat voor den eersten verschuldigd is.
Art. 3.
Voor de toepassing van artikel 2 wordt onder leerling
verstaan elk kind, dat een gemeentelijke inrichting van
middelbaar of hooger onderwijs bezoekt.
Art. 4.
Overeenkomstige rijks- en bijzondere inrichtingen
worden ten dezen met gemeentelijke gelijkgesteld, in
dien de beheerders of besturen van die inrichtingen ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders de ver
plichting hebben aanvaard om naar denzelfden maat
staf als in dit artikel en in de artikelen 2 en 5 is vermeld
vermindering toe te staan, en bij die vermindering reke
ning te houden met leerlingen in de gemeente school
gaande op andere rijks-, gemeentelijke- of bijzondere
inrichtngen als boven bedoeld.
Deze vermindering wordt toegepast voor de bij den
aanvang van het jaar tot de schoolbevolking behoo-
rende leerlingen, indien aan den controleur der ge
meentebelastingen binnen 1 maand na den aanvang
van het jaar wordt overgelegd een bewijs van het hoofd
der betrokken inrichting, waaruit van het aldaar ter
school gaan van een of meer leerlingen blijkt.
Art. 5.
De volgorde der vermindering in de artt. 2, 3 en 4
bedoeld, geschiedt volgens den leeftijd der leerlingen,
met dien verstande, dat de oudste leerling als de eerste
wordt beschouwd.
Is het schoolgeld niet voor alle leerlingen gelijk, dan
wordt de leerling, waarvoor het hoogste schoolgeld
verschuldigd is, als de eerste beschouwd en heeft de
vermindering plaats in volgorde van de hoegrootheid
van het schoolgeld.
Art. 6.
Voor een leerling, die het onderwijs in minder dan
4 vakken bijwoont, bedraagt het schoolgeld voor ieder
vak (4 van 'n artikel 1 bedoelde bedragen. De arti
kelen 2, 3, 4 en 5 zijn ten aanzien van deze leerlingen
niet toepasselijk.
Art. 7.
De schoolgeldplichtigen zijn verplicht op aanvraag
van den controleur der gemeentebelastingen binnen 20
dagen aan dezen ter inzage over te leggen hun aanslag
biljet (of een duplicaat daarvan) in de belasting. Indien
aan de aanvraag binnen dien tijd niet wordt voldaan,
wordt de aanslag naar het hoogste schoolgeld opgelegd.
Art. 8.
Waar in deze verordening gesproken wordt van
1. een „aanslag in de belasting", is daaronder te
verstaan de laatst vastgestelde aanslag in de plaatselijke
belasting naar het inkomen, of indien zoodanige belas-
311