Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. ting in de gemeente waar de schoolgeldplichtige hoofd verblijf heeft niet geheven wordt, in de Rijksinkomsten belasting. Indien nimmer een aanslag is opgelegd, wordt het inkomen door Burgemeester en Wethouders geschat. II. „het jaar", is daaronder te verstaan het tijdvak aanvangende na het eindigen van de groote vacantie in het eene kalenderjaar en eindigende bij den aanvang van de groote vacantie in het volgende kalenderjaar. Art. 9. Het schoolgeld is verschuldigd voor hen, die bij den aanvang van het jaar tot de bevolking van de inrichting behooren. Voor hen, die in den loop van het jaar worden toe gelaten, bedraagt het schoolgeld, indien de toelating plaats heeft: in de maand September10/io October November December Januari Februari Maart April Mei maanden Juni of Juli van het voor een geheel jaar verschu Art. 10. 9/io 8/io V digd bedrag. 10 6/io 5/io 4/io 3/l0 2/io VlO Het schoolgeld is verschuldigd door hen, die de leerlingen naar de school hebben gezonden en dien tengevolge door Burgemeester en Wethouders op de schoolgeldlijsten zijn geplaatst. Art. 11. Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door Burgemeester en Wethouders verleend: I. ambtshalve bij het verlaten van de inrichting: 1. door vertrek van dengene, die den leerling naar de school heeft gezonden, of bij overlijden van den leerling; 2. wanneer de leerling om andere redenen dan de onder 1 bedoelde de inrichting verlaat vóór den len Maart van het Ioopende jaar; II. op aanvraag van den schoolgeldplichtige: 1. wanneer uit een, bij de aanvraag over te leggen, bewijs van een geneeskundige blijkt, dat de leerling in den loop van het jaar meer dan 30 achtereenvolgende dagen, de Kerst- en Paaschvacantie niet medegerekend, wegens ziekte de inrichting niet heeft kunnen bezoeken; 2. wanneer tengevolge van een bij de aanvraag over te leggen onherroepelijk geworden uitspraak be treffende den aanslag in de belasting, de aanslag in het schoolgeld moet worden verminderd. Deze aanvragen moeten worden ingediend: die sub 1 bedoeld binnen een maand na afloop van het jaar en die sub 2 binnen 2 maanden na dagteekening van de uitspraak. Art. 12. De in artikel 11 bedoelde ontheffing of teruggave be draagt: a. wanneer het geval onder I, 1 z in de maand September October November December Januari Februari Maart April Mei ch voordoet: van het voor een geheel jaar verschuldigd bedrag; 9/io 8/io Vio 6/io 5/io 4/io 3/io 2/io VlO 312 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 27. b. in het geval onder I- 2 4/io van het voor een ge heel jaar verschuldigd bedrag; c. in het geval onder II. 1 voor ieder vol tijdvak van 30 dagen, dat de leerling de inrichting niet heeft kunnen bezoeken, i/io van het voor een geheel jaar verschul digd bedrag; d. in het geval onder II. 2 het verschil tusschen den aanslag, en het bedrag waarop deze zou zijn vastgesteld wanneer reeds bij de opmaking van de schoolgeldlijst met de uitspraak rekening was gehouden. Van het bedrag der verleende ontheffing of teruggave wordt den belanghebbende schriftelijk kennis gegeven. Art. 13. Verhooging van den aanslag in de belasting ten ge volge van navordering brengt tevens mede navordering van het dientengevolge te weinig betaalde schoolgeld. Art. 14. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden 1 September 1921. B. VERORDENING op de invordering van school geld voor het onderwijs aan de gemeentelijke hoogere burgerschool met driejarigen cursus en daarop aansluitende hoogere handels school met tweejarigen cursus. Art. 1. De directeur der school legt bij den aanvang van het jaar eene lijst aan van de leerlingen en toehoorders, die alsdan tot de bevolking der inrichting behooren, inge richt overeenkomstig het door Burgemeester en Wet houders vast te stellen model. In die lijst worden cle in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en nauwkeurig aangeteekend. Onder „jaar" wordt in deze verordening verstaan hetzlfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening is bepaald. Art. 2. Binnen 10 dagen na den aanvang van het jaar wordt door den directeur een door hem voor deugdelijk ver klaard afschrift van de in het eerste lid van het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en Wethouders gezonden. Een uittreksel uit de lijst van het Ioopende jaar, wat de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt vervolgens door hem vóór den 5en van iedere maand aan Burgemeester en Wethouders ingediend. Hebben in den loop eener maand geene veranderin gen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door een negatief bericht. Art. 3. Burgemeester en Wethouders doen uit de volgens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig moge lijk schoolgeldlijsten opmaken en zenden die, na vast stelling, aan den gemeente-ontvanger ter invordering van de daarin uitgetrokken bedragen toe. Art. 4. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de ge meente-ontvanger binnen veertien dagen een gedag- teekend aanslagbiljet, waarvan het model door Burge meester en Wethouders wordt vastgesteld, aan de daarop voorkomende schoolgeldplichtigen. 313

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 157