Bijlage no. 33. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 33. AANBIEDING der gemeente- en bedrijfsbegroo- tingen voor 1923. Aan den Gemeenteraad. Bij de aanbieding van de ontwerp-begrootingen voor het dienstjaar 1923 van: a. de inkomsten en uitgaven van het bedrijf der ge meentewerken; b. de baten en lasten ten behoeve der gemeentelijke gasfabriek; c. de baten en lasten ten behoeve van het gemeente lijk electriciteitbedrijf d. de inkomsten en uitgaven ten behoeve der ge meente-reiniging; e. de inkomsten en uitgaven van het gemeentelijk grondbedrijf; de inkomsten en uitgaven van het gemeentelijk woningbedrijf; g. de inkomsten en uitgaven van de gemeentelijke drinkwaterleiding; h. de inkomsten en uitgaven der gemeente, hebben wij de eer het volgende onder de aandacht van den Raad te brengen. Hoewel in de volgorde geen wijziging is aangebracht, zijn de begrootingen niet meer, zooals vroegere jaren, als afzonderlijke bijlagen gedrukt, doch opgenomen in 2 bijlagen en wel bijlage 1 bevattende de gemeente- begrooting en bijlage 2 bevattende alle bedrijfsbe- grootingen. Deze wijziging is in de eerste plaats als een bezuinigingsmaatregel bedoeld daar ze onnoodig papierverbruik voorkomt, en wij vleien ons dat de raadpleging der gedrukte stukken er tevens door wordt vergemakkelijkt. Omtrent de verschillende begrootingen volgen hierna eenige bijzonderheden. Gemeentewerken. De vergoeding voor den gewonen dienst door de ge meente te betalen, wegens de voor rekening van haar uitgevoerde werken enz., is thans uitgetrokken op 545.295.255, terwijl op gelijken post van den dienst 1921 476.333.91 is uitgegeven. Deze cijfers, naast elkaar geplaatst, doen denken aan een stijging der uitgaven. In werkelijkheid is dit echter niet het geval. Bij den opzet dezer begrooting zijn n.l. de uitgaven, geraamd onder hoofdstuk I, uitgetrokken op de z.g. exploitatie bedragen, d. w. z. dat buiten de raming is gelaten het gedeelte der jaarwedden en andere indirecte kosten ge noemd in de hoofdstukken II tot en met VI en VIII, dat na afloop van het boekjaar over al de uitgevoerde werken wordt omgeslagen. Het voor 1923 geraamde bedrag kan dan ook bij de afsluiting van het dienstjaar worden teruggebracht tot het werkelijk kostenbedrag; immers het gedeelte der jaarwedden en andere indirecte kosten, dat ten laste van den buitengewonen dienst gebracht kan worden, komt dan in mindering van den gewonen dienst. Bij de eindwijziging der begrooting voor 1921 van het bedrijf, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 27 Juni 1922, is dit op dezelfde wijze geschied en kon in ver band daarmede het bedrag van den gewonen dienst met 80.000.worden verlaagd. Óf een belangrijke verlaging aan het eind van het dienstjaar van den hierbedoelden post voor 1923 kan worden verwacht, hangt geheel af van de hoegrootheid van het werkelijk uitgegeven bedrag, dat ten laste van den buitengewonen dienst komt. Ofschoon bij het ramen der posten voor onderhouds werken naar soberheid is gestreefd, is daarbij niet uit het oog verloren dat in het strikt noodige moet worden voorzien, om te voorkomen dat de lasten worden ver schoven naar latere jaren. Gezien de omvangrijkheid dezer werken valt het te voorzien dat ook in de toe komst de onderhoudskosten niet onbelangrijk op het budget der gemeente zullen drukken. Gemeente-reiniging. Het verlies dat door de gemeente op dit bedrijf wordt geleden bedroeg over 1921 278.672.325. De raming voor 1922 bedraagt 298.712.61, terwijl dit voor 1923 gesteld kan worden op 277.174.88. Hieruit blijkt dat niettegenstaande bijna alle ontvangposten zijn verlaagd, de raming nog beneden het in 1921 werkelijk geleden verlies is gebleven. Gemeentelijk grondbedrijf. Het tekort van het grondbedrijf heeft geen invloed op de gemeente-begrooting, omdat hiervoor wordt ge leend. De posten zijn afzonderlijk toegelicht en be hoeven geen nadere uiteenzetting. Gemeentelijk woningbedrijf. Het tekort over 1923 is niet lager gesteld kunnen worden dan voor 1922 is geraamd. Het saldo wegens door afschrijving beschikbare mid delen bedraagt 22.081.19. Genieente-begrooting. Deze begrooting brengt weinig nieuws. In verband met de invoering van de Vleeschkeurings- wet en ten opzichte van het bijzonder onderwijs zijri enkele posten gewijzigd en nieuwe aangebracht. Geconstateerd kan worden dat al wat op onderwijs gebied betrekking heeft, nog min of meer in staat van wording is en eerst na eenigen tijd vasteren vorm zal kunnen aannemen. Als eerste post komt op de begrooting voor het ver moedelijk batig saldo der rekening over 1921, tot een bedrag van 585.831.52. In vergelijking met voorafgaande jaren is dit saldo hoog te noemen. Ook in verschillende andere groote gemeenten des lands wijst de rekening over 1921 een belangrijk saldo aan, wat naar onze meening te zien geeft eenerzijds dat op het gebied van de opbrengst der plaatselijke in komstenbelasting nog geen tegenvallers zijn te boeken, anderzijds dat de steeds hooger klimmende uitgaven voor werkloonen en materialen meer stabiel zijn ge worden. Het saldo is hoofdzakelijk ontstaan doordat: le. aan opcenten op de personeele belasting en de dividend- en tantièmebelasting 11 33.000. meer is ontvangen dan aanvankelijk geraamd; 2e. eene winstuitkeering van het gemeentelijk elec triciteitbedrijf heeft plaats gehad tot een bedrag van 138.205.475, terwijl de raming was gesteld op 37.064.93; 3e. op den post „alle andere ontvangsten" 159.000.boven de raming werd ontvangen, wegens opbrengst van belastingen over vooraf gaande jaren; 4e. tengevolge omzetting van de begrooting voor het bedrijf der gemeentewerken bij wijziging d.d. 27 Juni 1922 een bedrag van 158.619.ten behoeve van den gewonen dienst beschikbaar werd gesteld. Op volgno. 7 „Plaatselijke directe belasting naar het inkomen" kan allereerst aangebracht worden 1/3 van de opbrengst van het belastingjaar 1922. Dit belasting jaar loopt van 1 Mei 1922 tot 1 Mei 1923. Het bedrag uitgetrokken op de kohieren der rijksinkomstenbelasting 367

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 168