Bijlage no. 37. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. HO. 37. VERSLAG van Rapporteurs omtrent het ver handelde in de sectie-vergaderingen van den gemeenteraad over de ontwerp-begrootingen voor het dienstjaar 1923 (bijlagen no. 33 van 1922 en nos. 1 en 2 van 1923). Aanwezig waren in de eerste sectie 6 en in de tweede en derde sectie elk 7 leden. BEDRIJFSBEGROOTINGEN. GEMEENTEWERKEN. Volgnummer 26. Zoowel in de tweede als in de derde sectie werd door een der leden gewezen op het groote verschil in de tijdsaanwijzing op de verschillende stadsuurwerken; gevraagd werd hieraan meer aandacht te schenken. Dezelfde leden wezen op de wenschelijk- heid van de sluiting der bruggen 15 minuten vóór het vertrek der treinen. Volgnummer 30. Een lid van de 3e sectie vroeg betere afsluiting bij de Kelders en betere afsluiting der bruggen bij avond; gevraagd werd of een lichtsignaal hier niet de gewenschte verbetering zou brengen. In de 2e en 3e sectie werd door een lid aangedrongen op voorziening in den onhoudbaren toestand van de Verwersbrug, en in verband hiermede op de vervanging van de Oosterbrug. In de 3e sectie werd door een lid demping van de Lijkslootvaart bepleit. Volgnummer 2934. In de 3e sectie verzocht een der leden de gelijksoortige posten op de begrooting zoo veel mogelijk samen te brengen en de begrooting, wat de nummering betreft, zooveel mogelijk aan de voor gaande gelijk te houden. Een der leden van de 2e sectie achtte het totaal be- groote bedrag voor onderhoud der plantsoenen veel te hoog; hij zou voor dit doel niet zooveel willen beschik baar stellen. Volgnummer 35. In de 2e sectie werd gewezen op de noodzakelijkheid van vergrooting van de urinoir op het Wilhelminaplein, voornamelijk met het oog op de Vrijdagsche markt; een der leden bepleitte verplaatsing hiervan naar het plantsoen, een ander lid vroeg op deze inrichtingen lantaarns te plaatsen. In de 3e sectie ge waagde een der leden van de mogelijkheid des Vrijdags tijdelijke urinoirs te plaatsen. Volgnummer 37. Een der leden van de 3e sectie vroeg inlichtingen omtrent het tempeltje en het museum voor de kunstwerken van Pier Pander. Volgnummer 39. In de 2e sectie werd door een der leden de vraag gesteld of het buitenverven van de wo ning le Kanaalbrug alleen de woning betreft, of ook het politie-posthuis; dit bedrag werd te hoog geacht. Volgnummer 46. Het binnenslijns uitgetrokken be drag voor verbetering van den ingang van den Prin sentuin werd door enkele leden van de 2e sectie veel te hoog geacht. Volgnummer 50 enz. Door een der leden van de 2e sectie werd de wensch uitgesproken dat het gewone onderhoud der scholen zou worden aanbesteed, ander zijds werd in dezelfde afdeeling de wenschelijkheid hier van bestreden. GASFABRIEK. Een der leden van de 2e sectie achtte de verlichting des nachts in het centrum der stad te overvloedig, in de buitenwijken te schaarsch dit laatste werd door andere leden beaamd, met name werd gewezen op die in de bocht van de Spanjaardslaan. Voorts werd aan gedrongen op voldoende verlichting van den overweg bij de Julianastraat. In dezelfde afdeeling werd geklaagd over den slechten toestand van de beide lantaarns bij de pont achter den Prinsentuin. Door een der leden van de 2e sectie werd het be treurd dat door het goedkoop verstrekken van cokes door de gasfabriek de particuliere handelaars worden uitgeschakeld. Anderzijds werd dit betoog bestreden en betoogd, dat de gemeenschap geenszins diensten aan den particulieren handel behoefde op te dragen, die zij beter en goedkooper zelf kan uitvoeren, in casu, het distribueeren van de door de gasfabriek gewonnen cokes. Volgnummer 24. In de 3e sectie werd gevraagd naar de oorzaken van het groote verlies aan gas, ge raamd op 455.000 M3. of bijna 10 der productie, en of hiertegen niets is te doen. Volgnummer 28. In dezelfde afdeeling werd de vraag gesteld of de buis over de gracht, achter de gasfabriek, nog lang blijft bestaan. Volgnummers 2, 3, 4 en 6. In dezelfde sectie werd nog gevraagd naar de oorzaken van de belangrijk lagere raming van het af te leveren gas; men meende dat dit feit in verband met de exploitatiekosten de volle aandacht verdient. ELECTRICITEITBEDRIJF. Hierover zijn alleen in de 3e sectie opmerkingen ge maakt. Volgnummer 13. Een der leden dezer sectie vroeg, waarom het aantal K. W., te koopen van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf, lager is geraamd dan het vorige jaar. Volgnummer 33. Hetzelfde lid vroeg of in verband met de winstuitkeering aan de gemeente de prijs der electriciteit niet kan worden verlaagd. Gevraagd werd, of de overdag afgenomen stroom niet op een of andere wijze tegen een goedkooper tarief in rekening kan worden gebracht, zulks vooral om de afneming van electrischen stroom voor koken en verwarming aan te moedigen. Hetzelfde lid vroeg of de gemeente niet kan zorgen, dat electrische apparaten tegen een lagen prijs in het bereik der keine verbruikers worden ge bracht en of hier door samenwerking der gemeenten niet iets te bereiken valt. Volgnummer 1. Een lid vroeg waarom de aan de leden van den Raad toegezegde grafiek der calculatie nog niet is verstrekt. Een ander lid vroeg waarom de ontvangsten zooveel lager zijn geraamd dan voor 1922. Nog werd gevraagd waarom de aan de gemeente ge leverde stroom wordt berekend tegen kostprijs, terwijl zulks bij het geleverde gas niet het geval is; hij zou er bovendien prijs op stellen te vernemen, hoe die kostprijs is berekend. Een ander lid merkte op, mede in verband met de geraamde winstuitkeering aan de gemeente, dat in 1919, 1920, 1921 en 1922 respectievelijk 152, 195, 199 en 212 K. W. U. afname per meter wordt geraamd. Hieruit volgt, dat de distributiekosten per K. W. U. belangrijk lager moeten worden; de door de gemeente ingekochte stroom, uitgedrukt in verkoopsbedragen, wordt dan ook elk jaar belangrijk lager. In de jaren 1919, 1922 en 1923 zijn deze cijfers respectievelijk: 73 63 en 49 Waar volgens dit lid bovendien vaststaat, dat het kleinverbruik is gestegen van 525.000 K. W. U. tot 680.000 K. W. U., de over dubbeltariefmeters gemeten stroom is gelijk gebleven, terwijl de in speciaal tarief geleverde stroom is gedaald van 2.014.000 K. W. U. tot 1.723.000 K. W. U., moet de gevolgtrekking gemaakt worden uit de geraamde winst, dat op het kleinverbruik belangrijk winst wordt gemaakt. Gevraagd wordt of deze gevolgtrekking juist is, en zoo ja, of het dan voor Gemeente en gemeenschap niet voordeeliger wordt ge acht den stroomprijs te verlagen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 174