Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922.
met de oudste meters te controleeren op een inmiddels
in den handel verschenen contrölemeter, waardoor de
noodzakelijkheid is vervallen de te controleeren meters
tot dat doel naar de fabriek te transporteeren. De snel
heid, waarmede deze oude meters worden verwisseld
voor deugdelijke, is afhankelijk van de snelheid, waar
mede de meterfabrieken de reparaties uitvoeren.
Intusschen kan worden medegedeeld, dat het gasver-
lies, over de eerste 3 maanden van 1922 9,51 be
dragende, is gereduceerd tot 8,59 over de eerste 8
maanden.
Behalve door miswijzing van de meters wordt het
verlies o. a. veroorzaakt door lekke spruitleidingen. Ook
deze leidingen worden voortdurend weggenomen en
door nieuwe vervangen. In sommige stadsgedeelten kan
slechts met een zeer korten levensduur der spruitlei
dingen gerekend worden (pl.m. 6 a 8 jaar).
Volgnummer 28. Deze stoonileiding heeft alleen
dienst gedaan, indien óf aan de watergas- óf aan de
koolgasfabriek de stoomproductie moest worden aange
vuld. Zij was dus nuttig uit een oogpunt van bedrijfs
zekerheid. Daar zij echter niet meer noodig is zal de
opruiming worden gelast.
Volgnummers 2—6. De lagere raming van het gas
verbruik ten opzichte van die over 1921 is veroorzaakt
doordien de raming voor 1923 is gebaseerd op de
resultaten van 1921.
Waar deze resultaten bevredigend waren, is voor
vrees voor te hooge exploitatiekosten, in verband met
den omzet, geen grond.
ELECTRICITEITBEDRIJF.
Volgnummer 13. Het in te koopen aantal K.W. over
1923 is lager geraamd dan het vorig jaar, omdat de
raming over 1922 vermoedelijk te hoog is geweest. Dit
zal over eenige maanden pas kunnen blijken.
Volgnummer 33. Met Gedeputeerde Staten zijn Bur
gemeester en Wethouders op dit oogenblik in bespre
king over eene herziening van den prijs van de van de
provincie af te nemen electriciteit. Zal die prijs hooger
moeten worden gesteld dan zal de geheele geldelijke
opzet van het electriciteitbedrijf opnieuw onder de
oogen moeten worden gezien. Het verdient aanbeveling
tot zoolang te wachten met de beantwoording van de
vraag of met het oog op de te maken winst de electri-
citeitstarieven moeten worden verlaagd.
Met den Directeur zal worden overlegd of een prijs
bepaling voor huishoudelijke doeleinden, in den geest
van de Amsterdamsche regeling, mogelijk is.
Burgemeester en Wethouders hebben eenigen tijd
geleden in overweging gehad om een inrichting in het
leven te roepen waar gas- en electriciteit-apparaten
zouden kunnen worden tentoongesteld. Verkoop zou
daarin niet plaats hebben, ten einde concurrentie met j
de handelaren, welke in de gemeente wonen, te ver- j
mijden. Dit denkbeeld is echter afgestuit op de hooge
kosten voor gebouw, installatie, administratie en per
soneel.
Volgnummer 1. Aan de toezegging aan de leden
van den Raad van een graphiek, als hier bedoeld, zal
door Burgemeester en Wethouders worden voldaan.
Ten aanzien van de lagere raming der ontvangsten,
zie boven onder volgnummer 13 dezer rubriek.
Met „aan de gemeente geleverde stroom" schijnt te
zijn bedoeld de aan de gemeente voor de straatver
lichting in rekening gebrachte stroom. Inderdaad is de
berekening anders dan voor het voor dit doel geleverde
gas. De zaak heeft echter door de electrificatie der
straatverlichting weldra haar belang verloren.
Werkelijk wordt op klein-verbruik een niet onbe-
langrijke winst gemaakt; de prijs daarvoor kan echter
zonder bezwaar worden opgebracht; hij is, als gevolg
van het contract met de provincie, niet te hoog te noe
men. Gelijk boven gezegd, is het echter thans niet de
tijd om nu een prijsverlaging in overweging te nemen.
REINIGING.
Volgnummer 8. De hierbedoelde post zal volgend
jaar in een cijferpost worden omgezet.
WONINGBEDRIJF.
De motie-Tiemersma inzake gemeentelijken woning
bouw is, wat haar strekking aangaat, door Burgemeester
en Wethouders in de vergadering van den Raad van 20
December 1921 overgenomen. Prae-advies wordt dus
niet meer uitgebracht. Tot dusver is de uitvoering der
plannen, die met Rijks-steun zijn opgezet, nog genoeg
zaam meegevallen. Mocht die medewerking worden
stopgezet, dan zullen Burgemeester en Wethouders
nader onder de oogen zien wat in den geest der motie
door de gemeente moet worden gedaan.
GEMEENTE-BEGROOTING.
Algemeene beschouwingen.
Bij Burgemeester en Wethouders is nog niet in be
spreking geweest in hoeverre door een minder gunsti-
gen stand van het belastbaar inkomen en den daardoor
veroorzaakten terugslag op de gemeente-financiën zal
moeten worden overgegaan tot verlaging der bezoldi
gingen en loonen en/of verlenging van den arbeidsduur.
Dit vraagstuk hangt trouwens niet alleen samen met
den financieelen toestand der gemeente, maar mede
met de beweging der indexcijfers, in het algemeen met
den levenstandaard, nog algemeener met den economi-
schen toestand in ons land. Dat de verlaging van het
heffingspercentage van de plaatselijke inkomstenbelas
ting uitsluitend zou wijzen op een gunstiger conjunc
tuur, mag uit de begrooting niet worden afgeleid. Zij
is veeleer een gevolg van het hooge batig saldo van het
jaar 1921, waarmede het jaar 1923 kan worden be
gonnen, te weeg gebracht, zooals Burgemeester en
Wethouders dit nader hebben aangeduid in het schrijven
waarbij de begrootingen zijn aangeboden. Het ware
niet te verwonderen geweest indien men van dit batig
saldo een gedeelte had gereserveerd voor komende
mogelijk ongunstiger jaren, maar deze redeneering heeft
dadelijk moeten zwichten voor deze andere dat, waar
een groot deel van het saldo bestaat uit te veel geheven
plaatselijke inkomstenbelasting, de eerste de beste ge
legenheid behoort te worden aangegrepen om die gelden
wederom ten voordeele te doen komen van de belasting
schuldigen van wie het ten onrechte is geheven. Bo
vendien was het wel wenschelijk, dat kon worden over
gegaan tot verlaging van de belasting, die hier ter
plaatse toch reeds zóó hoog is. Met het voorafgaande
is tevens beantwoord hetgeen opgemerkt is onder
volgnummer 1. Onder de verlaging van de bezoldi
gingen en loonen zou, zooals terecht in het afdeelings-
verslag wordt opgemerkt, mede behooren de betaling
door de betrokkenen geheel of gedeeltelijk van de pen
sioensbijdragen, doch ook Burgemeester en Wethou
ders zijn van oordeel, dat het verloop van de beraad
slagingen in de Tweede Kamer omtrent de rijksambte
naren allereerst dient te worden afgewacht.
Ook Burgemeester en Wethouders is opgevallen dat
de bediening van de telefoon soms te wenschen overlaat.
Zij zullen niet nalaten de rijksadministratie met de hier
geuite klachten in kennis te stellen.
Volgnummer 157. Noch onwil, noch onbekwaamheid
kan een eigenschap genoemd worden van het Leeu
warder politiecorps. Als het juist is, dat „een paar
agenten" in Huizum de volksmassa van meeloopen met
een optocht kunnen tegenhouden, dan is dat waar
schijnlijk een gevolg van de omstandigheid, dat in een
dorp een dergelijke handhaving van de orde veel een
414
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. 110. 41.
voudiger kan geschieden dan in de stad. Medewerking
van het publiek zal elders wel evenmin met succes
kunnen worden ingeroepen als hier.
Volgnummer 178. Voor de beantwoording van de
vraag wanneer nieuwe voorstellen betreffende school-
tandartsen en schoolverpleegsters kunnen worden te
gemoet gezien zij verwezen naar het antwoord dat
door Burgemeester en Wethouders in de vergadering
van 22 Augustus j.l. is gegeven op de vragen van den
heer de Boer.
Volgnummer 180. Op de vraag of de gemeente bij
het uitbreken eener epidemische ziekte voldoende voor
bereid zal zijn kan worden geantwoord dat de com
missie tot reorganisatie van de geneeskundige zieken
verzorging en de oprichting van een nieuw ziekenhuis
over deze aangelegenheid o. m. heeft gerapporteerd dat
zij zich voorstelt, na de indiening van plannen betref
fende reorganisatie van den geneeskundigen dienst te
komen met voorstellen tot oprichting van barakken voor
besmettelijke ziekten. Dit punt heeft dan ook de volle
aandacht van Burgemeester en Wethouders.
Volgnummer 187. De adviezen inzake moederschaps-
zorg zijn juist dezer dagen ingekomen, doch hebben bij
het college van Burgemeester en Wethouders nog geen
punt van bespreking kunnen uitmaken.
Volgnummer 189. Als het mogelijk is door overleg
de aansluiting tusschen de verschillende takken van
onderwijs zoo goed mogelijk te maken, zullen Burge
meester en Wethouders niet nalaten zooveel in hun
vermogen is dat overleg te bevorderen.
Het rapport inzake speciale gemeentelijke school
bioscoop is reeds in het laatst van 1920 bij Burge
meester en Wethouders ingekomen; het komt tot de
conclusie dat op dit oogenblik eene dergelijke inrichting
niet noodzakelijk is en Burgemeester en Wethouders
hebben zich daarmede vereenigd; het rapport wordt
voor de leden ter visie gelegd. Mede wordt er bij ge
voegd een verslag over het gebruik van de bioscoop
voor onderwijsdoeleinden over het jaar 1921.
Onder dagteekening van 29 Juni 1921 ontvingen Bur
gemeester en Wethouders van de zwem- en roeiconi-
missie, een onderdeel van de commissie voor lichame
lijke opvoeding, een schrijven waarbij werd gevraagd
of Burgemeester en Wethouders in hunne vergadering,
gelijk door een wethouder was toegezegd, hadden be
sproken de mogelijkheid van medewerking der gemeente
aan eene afzonderlijke zwemgelegenheid aan de Wielen,
waarvoor zich reeds 900 kinderen hadden aangegeven.
Inderdaad heeft die bespreking plaats gehad, maar Bur
gemeester en Wethouders zijn tot de overtuiging moeten
komen dat het vervoer van het groot aantal kinderen
cp gezette tijden daarheen practisch onuitvoerbaar was,
waarom die aangelegenheid verder geen punt van over
weging heeft uitgemaakt. Zij hebben dit aan de com
missie bericht. In het jaarverslag over 1921 vermeldt
de schoolarts dan ook dat de zaak op deze moeilijk
heden is afgestuit.
Wat de schoolbaden betreft dit punt kan pas bij
Burgemeester en Wethouders onder de oogen worden
gezien, wanneer in de stad meer badgelegenheid is dan
thans. Door de voorgenomen oprichting van een bad
huis bij het militair hospitaal is reeds de eerste stap in
die richting gedaan.
De plannen van Burgemeester en Wethouders ten
opzichte van de school voor achterlijke kinderen, van
de schippersschool en van de voorziening in school
ruimte in het algemeen zijn den 22sten Augustus bij
den Raad aan de orde geweest. Een overzicht van de
schoolbevolking over de verschillende scholen verdeeld
is later aan den Raad overgelegd. Nu bovendien bij de
Staten-Generaal aanhangig is een wetsontwerp tot wij
ziging van de Lageronderwijswet 1920, waarbij juist
op het punt van de grootte der klassen eene nieuwe
regeling zal worden getroffen, heeft het, naar Burge
meester en Wethouders oordeelen, geen zin het vraag
stuk opnieuw aan een, in dit stadium prae-mature, be
spreking te onderwerpen. De school voor de achterlijke
kinderen en de schipperschool komen aan de orde,
de eerste, zoodra zekerheid is gekregen over de wette
lijke bepalingen over de schoolruimte, de tweede
zoodra het overleg omtrent de vestiging der rijksdag
normaalschool in een ander gebouw zijn beslag zal
hebben gekregen, hetgeen eerstdaags te wachten is.
In het standpunt van Burgemeester en Wethouders
inzake de oprichting van een nieuwe bewaarschool in
het zuidelijk stadsgedeelte, is, sinds het antwoord op
een gelijksoortige vraag in het vorige scctieverslag (zie
Bijlage no. 59 van 1921, bladz. 380 onder d) nog geen
verandering gekomen. Ditzelfde is het geval met het
vraagstuk der beroepskeuze (zie t. a. p. bladz. 381
eerste kolom).
Burgemeester en Wethouders zullen gaarne op de
hoogte worden gebracht met de motieven die in de
tweede en derde sectie hebben gegolden voor de wen-
schelijkheid om te komen tot een inspecteur van onder
wijs, teneinde te kunnen nagaan of dat denkbeeld ook
hunnerzijds kan worden ondersteund. Met Januari wordt
een afzonderlijke afdeeling Onderwijs op de secretarie
in het leven geroepen. Eenige plannen tot reorganisatie
van het vervolgonderwijs zijn bij Burgemeester en Wet
houders niet in behandeling.
Volgnummer 192. Burgemeester en Wethouders ge
voelen niets voor het na afloop van den leertijd aan de
kinderen meegeven van boeken, die het eigendom der
school moeten blijven. De maatregel zou op betrekkelijk
hooge kosten komen.
Volgnummer 199. Het ligt vooralsnog evenmin in de
bedoeling om aan de kinderen die de school verlaten van
gemeentewege anderszins gratis boekjes mede te geven.
Het uitreiken van een diploma aan hen die het 8e leer
jaar hebben doorloopen kan worden overwogen.
Volgnummer 205. De post voor schoolreisjes, strek
kende om die ouders tegemoet te komen die niet bij
machte zijn de kosten zelf te betalen, schijnt voldoende
hoog. Met de schoolhoofden wordt omtrent de ver
deeling der hier beschikbaar gestelde gelden overleg
gepleegd.
Volgnummer 207. Burgemeester en Wethouders
hebben besloten het afrekenlokaal in de waag beschik
baar te stellen voor het houden van ouderavonden.
Zij bevelen zich aan te mogen vernemen waarom dit
minder juist is en deze vergaderingen liever in de
scholen zouden moeten worden gehouden. Men vergete
niet dat de geschikte lokaliteit met de noodige stoelen
enz. daar niet aanwezig is en dat het in orde maken
daarvan veel kosten medebrengt.
Volgnummer 222. Burgemeester en Wethouders
hebben besloten naar aanleiding van de bespreking in
den Raad van den 23sten Maart 1920 (Handelingen blz.
121 en 122) om hen uit te noodigen na te gaan of, en
op welke wijze de Middelbare Technische school en de
Ambachtsschool tot gemeentelijke instellingen kunnen
worden gemaakt, geen nadere stappen te doen. Daartoe
bestond h. i. geen aanleiding nu de wet voor voldoende
financiering van deze inrichtingen heeft gezorgd.
Volgnummer 230. Volgens verkregen inlichtingen
van den Directeur der burgeravondschool zijn van de
105 leerlingen voor de eerste klasse vijf uit het 7e leer
jaar der school voor gewoon lager onderwijs, waarvan
drie reeds een vak hebben gekozen en één werkt bij een
baas; één zal in het voorjaar de ambachtsschool be
zoeken.
Volgnummer 233. Naar aanleiding van een verzoek
aan den Minister om te willen bevorderen dat de rechten,
verleend aan de bezitters van het einddiploma der
li. H. S. elders, ook worden toegekend aan hen die met
goed gevolg het eindexamen in deze gemeente hebben
afgelegd, heeft de Minister bij schrijven van 8 Juli 1.1.
medegedeeld dat eene beslissing omtrent dit verzoek
tot het voorjaar van 1923 moet worden aangehouden.