Fiji. no. 9.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922.
landsche universiteit of hoogeschool, worden twee jaar
meer dan de werkelijke diensttijd vergolden.
Art. 8.
Voor leeraren in vakken, waaraan laboratorium-ar
beid is verbonden, worden voor de berekening van het
salaris laboratoriumuren in aanmerking genomen en wel:
a. voor leeraren in natuur- en scheikunde:
bij 4 tot en met 7 wekelijksche lesuren: één uur;
bij 8 tot en met 15 wekelijksche lesuren: twee uren;
bij meer dan 15 wekelijksche lesuren: drie uren;
b. voor leeraren in natuurlijke historie:
bij 8 of meer wekelijksche lesuren: één uur.
Art. 9.
De leeraar, die is aangewezen om den directeur bij
ontstentenis of afwezigheid te vervangen, geniet boven
zijne bezoldiging eene belooning van 200.per jaar.
Art. 10.
In geval van ontstentenis of van afwezigheid wegens
ziekte, die langer dan een maand duurt, wordt de aan-
vangsjaarwedde van den vroegeren of afwezigen leeraar
berekend over het tijdvak, waarover de ontstentenis of
afwezigheid loopt, door Burgemeester en Wethouders,
den directeur gehoord, verdeeld onder hen, die de
lessen hebben waargenomen.
Art. 11.
De bezoldiging van tijdelijke leeraren wordt geregeld
overeenkomstig het bepaalde in de artt. 2 en 3, in ver
band met de artt. 6, 7 en 8.
Art. 12.
De verhoogingen van jaarwedden geschieden door
Burgemeester en Wethouders. Dit college is bevoegd,
behoudens beroep van den betrokkene op den Raad,
eene verhooging niet toe te kennen, hetzij ambtshalve,
na ingewonnen advies van de commissie van toezicht
op het middelbaar onderwijs, hetzij op voorstel van
genoemde commissie. Deze hoort in beide gevallen de
betrokkene en, waar het een leeraar geldt, den directeur.
De verhoogingen gaan in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin de diensttijd is vol
bracht, tenzij de diensttijd op den eersten dag der
maand volbracht zij; in dat geval gaan zij op dien
datum in.
Art. 13.
Bij aanvragen aan Burgemeester en Wethouders om
verlof tot afwezigheid wegens ziekte door den directeur
of een leeraar wordt tevens een geneeskundige verkla
ring overgelegd, waaruit blijkt, dat de betrokkene
wegens ongesteldheid verhinderd is zijne betrekking
waar te nemen.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie maan
den of wanneer het overigens door Burgemeester en
Wethouders wordt gevorderd, dan hervat de directeur
of de leeraar zijne werkzaamheden niet eerder, dan na
inzending aan Burgemeester en Wethouders van eene
geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat die her
vatting kan worden toegelaten met het oog op de be
langen, zoowel van het onderwijs, als van den betrok
kene zelf en van de leerlingen.
Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte wordt
aan den directeur of den leeraar gedurende het eerste
jaar na den datum, die in het besluit, waarbij hem het
verlof verleend is, als aanvang daarvan is vastgesteld,
de jaarwedde geheel uitgekeerd; gedurende het tweede
194
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922.
jaar wordt op zijne jaarwedde ingehouden hetgeen in
dien tijd besteed is aan de waarneming van den dienst;
over den verderen duur van het verlof wordt de jaar
wedde geheel ingehouden.
De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te hebben
voortgeduurd, indien binnen twee maanden nadat de
werkzaamheden hervat zijn, opnieuw wegens ziekte
verlof wordt verleend.
De termijn van twee maanden wordt door de vacan-
ties opgeschort.
Art. 14.
Ingeval van verlof wegens afwezigheid om andere
redenen dan ziekte, kan bij het besluit, waarbij verlof
wordt verleend, worden bepaald, dat gedurende die
afwezigheid geheel of ten deele geen jaarwedde of b«-
looning wordt uitgekeerd.
Art. 15.
De jaarwedden, genoemd in de vorige artikelen,
worden met 10 ten honderd verhoogd.
Art. 16.
Aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen:
a. het vaststellen van de aanvangsjaarwedden voor
het in deze verordening genoemde personeel, overeen
komstig de voorgaande artikelen, alsmede het bepalen
van den dag, waarop hunne benoeming ingaat;
b. het na elke benoeming en later vóór den aanvang
van het schooljaar, aanwijzen van de groep, waartoe
elke leeraar in verband met het hem op te dragen vast
aantal lesuren zal behooren en het vaststellen der jaar
wedde;
c. het opnieuw vaststellen van de jaarwedden der
leeraren, die den doctorstitel behalen of volledige be
voegdheid voor een door hem onderwezen vak ver
krijgen, zulks met ingang van den eersten dag der
maand, volgende op die waarin de titel of bevoegdheid
is verkregen, tenzij de titel of bevoegdheid op den
eersten dag der maand verkregen zij; in dat geval wordt
de jaarwedde opnieuw vastgesteld met ingang van dien
datum;
d. het bepalen van de bezoldiging bedoeld in art. 11.
Art. 17.
De uitbetaling der jaarwedden en bezoldigingen ge
schiedt in maandelijksche termijnen, telkens vóór het
einde der maand, waarover de betaling verschuldigd is.
Art. 18.
Voor de berekening der jaarwedde of bezoldiging bij
indiensttreding of ontslag in den loop eener maand,
wordt de maand op 30 en het jaar op 360 dagen gesteld.
Art. 19.
Leeraren, aan wie in den nog onvolledigen cursus
meer dan 10 doch minder dan 19 lesuren worden op
gedragen, kunnen, indien het aantal der door hen in
den volledigen cursus te geven lesuren meer dan 18
zou bedragen, worden bezoldigd naar 19 tot 24 lesuren.
Leeraren, aan wie in den nog onvolledigen cursus
minder dan 10 lesuren worden opgedragen, kunnen,
indien het aantal der door hen in den volledigen cursus
te geven lesuren meer dan 9 zou bedragen, worden
bezoldigd naar 10 lesuren.
Art. 20.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden den 1 September 1921.
195