Bijlage No. 10. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. De jaarwedde van den bij het inwerking treden dezer verordening fungeerenden directeur wordt op geen lager bedrag gesteld dan het bedrag der wedde, die hij zou genieten zoo hij in zijn vroegere betrekkingen van hoofd van gemeenteschool no. 12 en directeur der avondhandelsschool ware gebleven, eventueel naar bo ven opgevoerd tot die periodieke verhooging boven de ininimum-jaarwedde volgens deze verordening, die dat bedrag het eerst te boven gaat. De aldus bepaalde wedde wordt om de 2 jaren verhoogd met periodieke verhoogingen volgens deze verordening, totdat het maximum van de aan de betrekking verbonden jaar wedde is bereikt. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 196 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1922. Bijl. no. 10. VERPLAATSING van het aschland (bijlage no. 35 van 1915). Litt. A. Voorstel der Commissie voor de gemeentereiniging. Aan den Gemeenteraad. De Commissie voor de gemeentereiniging werd voor enkele jaren tevens belast met de reeds oude taak van de „Commissie voor de verplaatsing van het aschland". De omvangrijkheid van de beantwoording der vraag: „Wat moet er met het aschland gedaan worden" is ge durende vele jaren bij bovengenoemde commissie een punt van ernstige overweging geweest. Verscheidene deskundigen hebben in dezen advies uitgebracht en van dezen kunnen twee rapporten, die in druk zijn verschenen, hierbij worden overgelegd. De eerste, de heer Ir. Fischer, bepleitte in hoofdzaak de verbranding van het huis- en straatvuil, verbonden met een omzetting der faecaliën in zwavelzure ammo niak, terwijl de heer Noppen, ingenieur bij de Reiniging in Amsterdam, in zijn rapport na de behandeling der verschillende oplossingen die tot nog toe voor de Stadsreinigingsbedrijven worden toegepast, als daar zijn: verbranding ammoniakbereiding diepriolee- ring met en zonder biologische reiniging van de fae caliën, vermengd met keukenwater enz., kwam tot twee voorstellen, welke hij A en B noemt, en 't volgende omvatten: Plan A. Het blijven voortgaan met de vermenging van huis- en straatvuil met faecaliën tot compost, zooals dit nog toe hier is gebeurd. Hij is van oordeel, dat de toepassing van dit systeem wel het minst kostbaar belooft te zijn, maar wil in elk geval daarvoor een ander beter ge legen en ruimer terrein gekozen zien. Daarbij vindt hij steun bij het uitbreidingsplan, zooals dit door den Raad reeds voorloopig is vastgesteld. Daarop komt n.l. reeds een voor den dienst der reiniging geschikte plaats voor in den hoek, gevormd door Tijnje en Potmarge. Als schaduwzijde van dit systeem meent hij naar voren te moeten brengen het onaesthetische en minder hygiënische er van, wat hinderlijk is zoowel voor alle ingezetenen als voor het personeel van 't bedrijf. Plan B. Bij het sub B voorgestelde plan moet le. de stad worden voorzien van een rioleering naast de bestaande riolen, waarin de huisleidingen voor keuken- en W. C.- afval uitloopen en 2e. de verbranding van alle huisvuil, waarbij, zoo mogelijk, electriciteit zal worden opgewekt. Dit voorstel B, zoo schrijft hij, zal men als de meest aangename en meest hygiënische oplossing mogen be groeten, maar daarmee gaan zulke hooge kosten ge paard, dat hij 't niet verder durft aanbevelen. Daarna zet hij plan A nog eens uiteen en zegt, dat bij 't toepassen daarvan op het volgende moet worden gelet: le. dat het huisvuil op de wijze, zooals dit hier tot heden gebeurt, moet worden vermengd met faeces tot compost; 2e. dat moet worden voortgegaan met het verbran den der waardelooze resten, voorzoover deze brandbaar zijn, in een vuilnisoven van voldoende capaciteit; 3e. dat worde zorg gedragen voor een deugdelijke technische inrichting van het nieuwe aschland; 4e. dat voorts aan de inrichting dadelijk worden verbonden de noodige dienstwoningen, schaftlokalen met bad- en waschinrichtingen, alsmede met een ont smettingsgebouw; 5e. dat worde zorg gedragen voor een zoo doelma tig mogelijke reorganisatie van den dienst in de stad. Hij komt ten slotte tot het voorstel om als plaats voor het aschland te bestemmen het boven reeds genoemde pl.m. 5 H.A. groote terrein in den hoek Potmarge-Tijnje en dit vooral, omdat het behalve het voordeel van ver uit de kom van de stad te liggen, nog deze voordeelen heeft: a dat het ten Oosten van de stad ligt, van welke zijde hier bijna nooit de wind waait en wanneer dit 't geval is, dat 't dan meestal een droge wind is, die de onaangename lucht van 't Reinigingsbedrijf naar hooger opvoert, zoodat men in de stad er geen of weinig hinder van kan hebben; b. dat de verzending van compost en andere afval stoffen juist in die richting naar buiten plaats vindt. Wel noemt hij behalve dit terrein nog een goede plaats, n.l. een, bestaande uit de ook aan de gemeente behoorende landen aan 't Ouddeel, dat wel is waar nog verder ook in oostelijke richting van de stad ligt, maar dat voor het economische van 't bedrijf toch eigen lijk wel al te ver weg is, want dan zal daardoor de exploitatie nog kostbaarder worden. De nadere uiteenzetting van plan B maakt hij heel kort en zegt alleen dat de door de genoemde rioleering te verzamelen vloeibare afvalstoffen onder onze grachten door moeten worden gevoerd direct naar zee, of vindt men dit te kostbaar, dan naar te maken filtratiebedden in de omgeving van de Harlingervaart, in welke men het na eenige biologische zuivering vloeibare vuil zou kunnen laten afloopen. Bij de behandeling der verbranding van ons huisvuil, waarmee hij in bijzijn van enkele leden onzer commissie in Amsterdam proeven heeft genomen, deelt hij mede, dat daarbij gebleken is, dat onze in den zomer verza melde afvalstoffen niet voldoende brandbaar zijn om zonder toevoeging van belangrijke hoeveelheden steen kool daarmee de verbranding te onderhouden. Zelfs was dit met het in den winter verzamelde afval nog maar even mogelijk. En eindelijk zal, zoo deelt hij mede, ook bij het volgen van dit systeem nog een klein aschland noodig zijn, om daar bijeen te brengen wat aan puin, putmodder, markt- vuil enz., uit de stad zal worden aangevoerd. Hiermede meent Uwe Commissie voorloopig te kun nen volstaan en direct niet verder op de zaak in te gaan, maar wil er nog op wijzen, dat, bij alle systemen, van welken deskundige in dezen ook en hoe ook gedacht, er in alle gevallen een nieuw aschland noodig is, wel van grooter of kleiner omvang maar een nieuwe plaats voor berging van meer of minder vuil is beslist noodzakelijk. En wanneer men bij een nadere behandeling van de zaak nog eens mocht denken over het idee-Fischer, zal dan ook daarvoor niet als de meest geschikte, deze plaats zijn aan te bevelen? Echter had tot voor korten tijd de aanwijzing van dit terrein voor een bedrijf, als de commissie hier wil stichten, een groot bezwaar. Alleen toch over het Patri monium-woningcomplex zou eene verbinding met de nieuwe inrichting mogelijk zijn, doch niet voldoende voor een goede exploitatie van de hierachter gelegen bouwterreinen. Hiervoor is het doortrekken van de Spoorstraat een eerste eisch. Gelukkig is de eigenaar van perceel Sectie G no. 3636 genegen gebleken, daarvan ongeveer 800 M2. opper vlakte, die in geval van doortrekking van de Spoorstraat 197

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1922 | | pagina 99