1
m I
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl. no. 17.
Litt. B.
Rapport van den Directeur
der Gemeentereiniging.
Leeuwarden, 18 April 1923.
De verplaatsing van het aschland is reeds dikwijls
in onze gemeente besproken, en er zijn waarschijnlijk
niet veel werken in Leeuwarden uitgevoerd, waarvan
de voorbereiding zulk een langen tijd heeft gevorderd
en waarvoor zooveel verschillende plannen zijn gemaakt.
Hoe langer echter gewacht werd met de verplaatsing,
des te dringender gevoelde men de behoefte aan een
ander en ruimer terrein. Mede in verband met de uit
breiding der stad werd het hoe langer hoe meer be
helpen en woekeren met de ruimte die men thans bezit.
De toestand is op het oogenblik dan ook zoodanig, dat,
indien men thans nog niet zou overgaan tot verplaatsing
van het bedrijf, of een gedeelte daarvan, men in ieder
geval genoodzaakt is binnen korten tijd zoodanige ver
beteringen en veranderingen aan te brengen op het
bestaande terrein, dat de toestand daar eenigszins aan
de eischen van het bedrijf voldoet. Dit zal echter ook
met aanmerkelijke kosten gepaard gaan, daar de laatste
jaren aan het onderhoud niet altijd voldoende de hand
is gehouden, ook al daar men niet wist welke reorgani
satie de dienst zou ondergaan.
Tijdens deze voorbereidende plannen heeft men ook
al alle moeite gedaan om zich zoo goed mogelijk met
de bestaande ruimte te behelpen en zoo mogelijk hierin
op de een of andere wijze te voorzien, wat dan ook den
aankoop van het terrein te Wartena tengevolge heeft
gehad. Hier had men toen een berging gevonden voor
de waardelooze afvalstoffen, welke niet geschikt waren
voor compostbereiding. Later is het vervoer van vuil
naar Wartena nog belangrijk toegenomen, doordat in
verband met de daling van den prijs der compost, de
hooge loonen voor sorteeren en de geringe opbrengst
van de gesorteerde stoffen, het voor de gemeente be
langrijk goedkooper bleek te zijn zoo weinig mogelijk
compost te bereiden en zooveel mogelijk vuil naar
Wartena te vervoeren.
Door dit vervoer is het nijpende gebrek aan ruimte
op het bestaande aschland wel voor een gedeelte op
geheven. Maar indien men zou besluiten, in verband
met de kosten van verplaatsing, om over te gaan tot
verbetering van het bestaande terrein, dan zou men
hier in Leeuwarden een toestand bestendigen, welke
met elk begrip van hygiène zou strijden, want immers
een dusdanig bedrijf behoort zoo ver mogelijk buiten
de bebouwde kom eener stad te liggen, terwijl men
hier dan dit bedrijf in een dicht bewoond gedeelte der
stad zou handhaven.
Nu dan eindelijk uitgemaakt is welke vorm van be
drijf bij eventueele verplaatsing zal worden gebezigd,
n.l. een compostbedrijf, en een geschikt terrein voor een
nieuw aschland is gevonden, kan men thans er toe
overgaan de nadere plannen uit te werken. Hierbij is
in het oog gehouden niet meer dan het allernoodzake
lijkste te verplaatsen en met de minst mogelijke kosten,
evenwel toch een zoodanige aanleg, dat het bedrijf
later zeer gemakkelijk uitgebreid kan worden. Hiermede
is dan ook zeer bepaald rekening gehouden bij het in
gezonden plan.
Aan Heeren
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Tot bespreking van het nieuwe plan overgaande,
komen wij allereerst tot het terrein waarheen het bedrijf
zal worden verplaatst (aangegeven op blad II van de
teekeningen).
Hiervoor is thans vastgesteld het terrein, gelegen
aan de Potmarge en de Tijnje, Sectie G no. 7822 ge
deeltelijk, no. 6641 gedeeltelijk en no. 3661 gedeeltelijk,
toebehoorende aan de gemeente Leeuwarden. Dit ter
rein is in verschillende opzichten zeer gunstig gelegen,
n.l. ten oosten van de stad (dit met het oog op de
meestal westelijke winden), het verhindert den aanleg
volgens het ontwerp-uitbreidingsplan in deze omgeving
in niets en is verder zeer gemakkelijk te bereiken voor
schepen welke eventueel hier de meststoffen moeten
laden. De geschiktste plaats van dit terrein waarop het
nieuwe aschland kan worden aangelegd, is gelegen
pl.m. 20 Meter ten oosten van de aldaar bestaande
boerderij.
Het voordeel van deze plaats is dat het boerderijtje
zooveel mogelijk intact wordt gelaten. Verder, waar de
hoogte van het terrein gemiddeld 20 centimeter beneden
Friesch Zomerpeil (F.Z.P.) is gelegen en de bestrating en
vloeren van het nieuwe aschland op gemiddeld 1.30 M.
boven F. Z. P. komen te liggen, krijgt men zeer weinig
grondwerk voor den aanleg van de betonplaat waarop
de gier- en compostputten komen te staan, wat ook een
groot verschil en hier alzoo besparing geeft in de kosten
van aanleg.
Om deze plaats te bereiken uit de stad, wordt van
de Spoorstraat bij den overweg van de spoorbaan tegen
over de Julianastraat een rijweg aangelegd.
De hoofdzaak van het eigenlijke plan betreft de vraag,
wat moet verplaatst worden en welke gebouwen dienen
er te worden gesticht. Bij het hiervolgende plan is er
hoofdzakelijk op gerekend het allernoodigste te ver
plaatsen, n.l. de berging van compost, beer en gier en
dit met de minst mogelijke kosten te doen geschieden.
Bij de vroeger opgemaakte plannen voor een compost
bedrijf werd steeds uitgegaan van het standpunt om
zooveel mogelijk compost te maken en de afvalstoffen
te sorteeren, en een zoo groot mogelijke bergruimte
hiervoor te bouwen, zoodat men niet genoodzaakt was
de meststoffen voor eiken prijs van de hand te doen, en
ze dus een tijd vast te kunnen houden. Hiermede is
echter bij het maken van dit nieuwe plan geheel ge
broken.
Nu is gebleken dat het voor het bedrijf het voordee-
ligst is zoo weinig mogelijk compost te maken en zooveel
mogelijk vuil naar Wartena te vervoeren, is hiermede
dan ook rekening gehouden bij het maken van de be-
noodigde bergruimte voor compost.
Een bedrijf geheel zonder compostbereiding is niet
mogelijk, daar men steeds afvalstoffen heeft welke niet
voor vervoer naar Wartena of voor verbranding in den
brander in aanmerking komen (o. a. putmodder uit de
kolken en uit de riolen, het opgehaalde van den straat-
veegdienst, afval en mest van de veemarkt, slagersafval
en meerdere weeke bestanddeelen). Ook dient rekening
te worden gehouden met de mogelijkheid dat tijdens
vorst het vervoer naar Wartena een tijdlang moet wor
den stopgezet, zoodat er voor minstens 8 weken ber
ging moet zijn voor al de verzamelde afvalstoffen uit
de stad en voldoende ruimte om deze hoeveelheid te
verwerken tot compost. Verder moet bij den aanleg van
het aschland de verkoop in natura van beer en gier
zooveel mogelijk bevorderd worden.
Het vorenstaande geeft gelegenheid te kunnen bere
kenen hoeveel compost ongeveer moet kunnen worden
geborgen.
Voor geregelden aanmaak van compost kan gerekend
worden pl.m. 80 M3. per week, dit is per jaar pl.m.
4000 M3. Daar echter ook in dien tijd verscheept wordt,
kan volstaan worden met een bergruimte hiervoor te
212
rekenen van pl.m. 1000 M3. Bovendien moet kunnen
worden geborgen de hoeveelheid, aangemaakt bij een
stremming van het vervoer naar Wartena gedurende 8
weken, welke hoeveelheid mag gerekend worden op
pl.m. 1600 M3. Totaal moet er dus een berging aan
wezig zijn voor pl.m. 2600 M3.
Bij het nieuwe plan vallen op 4 compostloodsen (aan
gegeven op blad I van de teekeningen) ieder met een
fengte van 29.85 M. binnenwerks en een breedte bin
nenwerks van 9.84 M., terwijl de diepte van den put
beneden de rollaag 1.30 M. wordt.
Rekent men dat indien de loods geheel vol is de
compost 1.50 M. boven de rollaag is opgewerkt, dan
krijgt men voor elke loods een nuttigen inhoud van
29.85 X 9.84 X 2.80 M3. 822.50 M3. Dit wordt dan
voor 4 loodsen samen 3290 M3. Hieruit blijkt dat met
den bouw van deze vier compostputten de eerste 25
jaar ruimschoots kan worden volstaan, ook bij een ge
regelde uitbreiding van de stad.
De twee bovengrondsche putten voor beerberging
op het nieuwe terrein krijgen elk de volgende afme
tingen: lang 14.40 Meter, breed 11.10 Meter en hoog
1.40 Meter. Al deze maten zijn ook binnenwerksch,
zoodat de inhoud van eiken put wordt 14.40 X 11-10
X 1-40 M3. pl.m. 225 M3. Te zamen voor de twee
putten wordt deze berging dus pl.m. 450 M3.
De gierberging is op het bestaande terrein wel aller
treurigst en men treft hier een onhoudbaren toestand
aan. Dit is ook een gevolg van het feit dat
de gier maar alleen in het voorjaar verkocht
kan worden, zoodat hiervoor voor het grootste
gedeelte van het jaar berging moet worden ge
maakt. Ook door den grooten aanmaak van compost
verkrijgt men een veel grootere hoeveelheid gier, daar
uit iedere 100 M3. aangemaakte compost pl.m. 50 M3.
gier ontstaat. Wordt echter, zooals boven reeds is aan
gegeven, zoo weinig mogelijk compost gemaakt, zoo zal
men een aanmerkelijk mindere hoeveelheid gier ver
krijgen, daar een groot gedeelte van de gier direct dan
met de beer afgescheept wordt.
Zooals op het nieuwe plan is aangegeven, wordt de
ruimte tusschen de vier compostputten geheel inge
nomen door een drietal gierkelders, welke onderling met
een schuif verbonden zijn.
De afmetingen van iederen gierkelder afzonderlijk zijn:
lang 29.85 Meter, breed 10 Meter en diep 1 Meter, zoo
dat de totale inhoud van iederen kelder zal bedragen
met aftrek van de kolommen en balken welke ter onder
steuning van de bovenafsluiting dienen, pl.m. 300 M3.
Dit wordt dan te zamen voor de 3 kelders pl.m. 900 M3.
Dit is een aanmerkelijk grootere berging dan op het
oude terrein, waar deze bergruimte pl.m. 480 M3. is.
De uitvoering van de compost-, beer- en gierputten
is gerekend geheel van gewapend beton (zie blad III
en IV van de teekeningen). Hiervan komen de compost-
en gierputten op één gezamenlijken betonvloer te staan.
Hierdoor krijgen deze putten dezelfde diepte en dan
wordt er dit voordeel nog mee verkregen dat de veen
laag hierbij bedekt blijft met een pl.m. 1 Meter dikke
laag klei, waardoor, zooals is medegedeeld, heel weinig
ontgraving noodig wordt.
Deze betonvloer verkrijgt een lengte van 72.40 Meter
en een breedte van 32.38 Meter.
De beerputten in dit plan zijn gemaakt met den onder
kant op den beganen grond, waardoor men later niet
meer bij afscheping, zooals nu gebeurt, uit de putten be
hoeft te scheppen, maar de beer door een buisleiding
in het schip kan laten afvloeien.
De beerputten komen ieder afzonderlijk op een beton
plaat te staan, waarvan de afmetingen bedragen 16.80
Meter en 13.50 Meter.
Over elk der compostputten komt een over
kapping, terwijl de twee beerputen te zamen onder
één overkapping komen te staan. De overkappingen van
de compostputten worden gemaakt evenals thans op het
oude terrein, echter met dit verschil, dat de hoogte onder
de gebinten vanaf de bestrating, die thans op het oude
terrein 2.70 Meter is, op het nieuwe terrein 3.50
Meter wordt. Dit zal het opwerken der compost,
wanneer deze boven de rollaag komt, zeer verge
makkelijken, daar thans bij den bestaanden toestand
soms gebukt onder de gebinten moet worden gewerkt.
Ook komen de goten om het dak der loodsen hierdoor
hooger te liggen, zoodat dan de wagens er voldoende
onderdoor kunnen rijden, en er niet, zooals thans dikwijls
op het terrein gebeurt, stukken goot worden afgereden.
Uit vorenstaande blijkt dus dat de te stichten berg
ruimte in de eerste 25 jaar ruimschoots voldoende zal
zijn voor berging der afvalstoffen.
Voor de afscheping der meststoffen wordt aan de
oost- en westzijde van het terrein een opvaart gegraven,
lang pl.m. 100 Meter, breed 12 Meter en op eene diepte
van 2.10 Afeter beneden F. Z. P. Tevens wordt voor
langs het terrein aan de Potmarge deze laatste verbreed
met een strook van pl.m. 6.50 M.
Verder wordt op het nieuwe aschland een verbran
dingsoven gebouwd. Deze krijgt veel grootere afme
tingen wat betreft de ruimte waarin verbrand wordt
dan de tegenwoordige, zoodat veel meer afval
stoffen verbrand kunnen worden, vooral tijdens
stremming van het vervoer naar Wartena, en het
is beter, dat de daarvoor bestemde oven op het
nieuwe terrein komt, met het oog op den stank en het
roet en vuil, hetwelk uit den schoorsteen komt en voor
de omwonenden zeer onaangenaam is. Bij de stichting
van een centrale slachtplaats wordt de aanvoer van
afgekeurd vleesch naar het aschland opgeheven en heeft
de verbranding daarvan ook niet meer plaats op het
reinigingsterrein.
De overkapping van den verbrandingsoven op het
nieuwe terrein wordt verbonden aan de overkapping van
de spoelplaats voor de tonnen en de oven dient tevens
voor verwarming van een waterreservoir, zoodat te
allen tijde warm water aanwezig is.
Voor berging van het rollend materiaal wordt op het
nieuwe terrein een overdekte loods gebouwd, waarin
tevens een paar paardenstallen worden gemaakt. Aan
deze bergplaats wordt een eenvoudige woning verbon
den (aangegeven op blad VIII van de teekeningen)
zoodat 's avonds na het beëindigen der werkzaamheden
er toch nog altijd iemand aanwezig is. Verder dient
een eenvoudig kantoortje op het terrein aanwezig te
zijn (aangegeven op blad Vil van de teekeningen).
Al het bovenstaande is bij een verplaatsing van het
compostbedrijf buiten de stad wel het allernoodzake
lijkste waarmede volstaan kan worden.
De overkappingen van de vier compostputten worden
nieuw gemaakt, terwijl de gezamenlijke overkapping der
beide beerputten wordt gemaakt van een tweetal oude
overkappingen van het bestaande terrein, die dan hier
voor naar het nieuwe terrein worden overgebracht.
Ook de overkapping van de bergruimte voor rollend
materiaal en de overkapping bij den brander worden
gemaakt van bestaande overkappingen van compost
putten van het oude terrein.
De kosten kunnen worden verdeeld in twee groepen
I. die welke noodzakelijk zijn voor den aanleg van
het nieuwe terrein
II. die welke dagelijks terugkeeeren, door een reor
ganisatie van den dienst, tengevolge van de verplaatsing.
Ad I. De begrooting van kosten voor den aanleg is
in enkele onderdeden te splitsen
a. die van het land dat in beslag moet worden ge
nomen. Het nieuwe terrein wordt breed pl.m. 83 Meter
en diep gemiddeld pl.m. 146 Meter. De oppervlakte van
het terrein, hetwelk in beslag wordt genomen, is derhalve
pl.m. 12118 M-. Hierbij is het wel goed dat direct aan
213