Bijlage no. 22. en van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl. no 22 ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden gelezen een adres d.d. 31 Mei 1923 van het bestuui der woningbouwvereeniging „Beter Wonen" alhier] waarin gevraagd wordt ten behoeve van den bouw van 36 woningen en één winkelhuis op een terrein tusschen de Jacob Binckesstraat en het Cambuursterpad, aan genoemde vereeniging uit de gemeentekas een bedrag van 130.000.ter leen te verstrekken op nader over een te komen voorwaarden overwegende dat uit een nader ingekomen schrijven van het vereenigingsbestuur d.d. 11 Juni 1923, zoomede uit een schrijven d.d. 17 Juli 1923 van „Kingma's Bank" te Leeuwarden, blijkt dat de Spaarbank aldaar genegen is aan de vereeniging het noodige bouwkapitaal, tot een maximum van 125.000.te verstrekken, tegen eene rente van 6 met aflossing op 53-jarigen termijn bij wijze van annuïteit, onder hypothecair verband van de woningen en voorts onder verbinding van de ge meente als borg en mede-schuldemyes voor de richtige betaling van rente en aflossing dat het in verband met den woningnood wenschelijk is ten behoeve van de totstandkoming van het bouw plan aan de vereeniging, die zelve geen gelden bezit van gemeentewege steun te verleenen; dat aan steun in den vorm van gemeentelijke garantie de voorkeur moet worden gegeven besluit I. aan adressant te berichten dat op zijn verzoek om verstrekking van een voorschot uit de gemeentekas is gelet II. de gemeente Leeuwarden als borg en mede- schuldenares te doen optreden voor de richtige betaling van rente en aflossing van een bedrag ad 125.000. door bemiddeling van „Kingma's Bank" te Leeuwarden, door de Spaarbank aldaar, tegen eene rente van 6 en een 53-jarige aflossing bij annuïteiten te verstrekken aan de woningbouwvereeniging „Beter Wonen" te Leeuwarden onder hypothecair verband van hare 36 woningen en 1 winkelhuis op een terrein tusschen de Jacob Binckesstraat en het Cambuursterpad, onder voorwaarde dat, bij het niet nakomen door ge-1 melde vereeniging van hare verplichtingen, de eigendom van genoemde woningen zal overgaan op de gemeente tegen overneming van de daarop rustende schuld, en voorts onder de voorwaarden die Burgemeester en Wethouders in het belang der gemeente noodig zullen oordeelen. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, WIJZIGING van onderscheidene verordeningen betreffende het OPENBAAR LAGER ONDERWIJS en van de verordening op de school van middelbaar onderwijs voor meisjes (bijlagen nos. 20 van 1922 en 14 van 1923). Aan den Gemeenteraad. In Uwe vergadering van 11 April 1922 (bijlage no. 20) werd in beginsel en in afwachting van onze voor stellen tot wijziging der betrekkelijke verordeningen o. m. besloten, dat a. de scholen voor gewoon lager onderwijs in de gemeente zullen omvatten acht leerjaren; b. voor de eerste zes leerjaren op alle scholen het zelfde leerplan zal gelden; c. voor het zevende (en achtste) leerjaar twee leer plannen worden opgemaakt: één voor de leerlingen die middelbaar en gymnasiaal onderwijs zullen ontvangen, één voor de leerlingen die eindonderwijs ontvangen; d. de zevende en achtste leerjaren, groep bij groep, zooveel mogelijk in afzonderlijke schoolgebouwen wor den ondergebracht; e. de indeeling der scholen in klassen vervalt; naar gelang van de behoefte er zullen zijn jon gensscholen, meisjesscholen en gemengde scholen; g. in het 7e en in het 8e leerjaar het aantal leerlingen per klasse ten hoogste 24, in de andere zes klassen ten hoogste 32 bedraagt; h. de toelating van nieuwe leerlingen in September geschiedt; i. de leeftijd voor de toelating van leerlingen op de scholen wordt gesteld op 6 jaar, met dien verstande echter dat kinderen die vóór den 1 December van het jaar, waarin toelating wordt gevraagd, den zesjarigen leeftijd bereiken, ook met 1 September de school mogen bezoeken. Naar aanleiding van de herziening der Lager Onder wijswet (Staatsblad no. 38 van 1923) besloot Uwe Ver gadering d.d. 8 Mei j.l. (bijlage no. 14), met intrekking van het sub g vermelde, te bepalen dat in het 7e en 8e leerjaar het aantal leerlingen gemiddeld 30 met een maximum van 32 bedraagt, in de andere 6 klassen ge middeld 36 met een maximum van 38. Verder werden bij Uw besluit van 12 Juni 1923 no. 161R/93 vastgesteld de vakken voor de 7e en 8e leerjaarscholen. In verband met deze besluiten is de wijziging van de verschillende verordeningen door ons ter hand genomen. Nu de wijziging van ingrijpenden aard is en zich tot zoo veel verordeningen uitstrekt, is het ons wenschelijk voor gekomen alle bepalingen, het lager onderwijs betreffende (verordening tot regeling van het lager onderwijs, ver ordening ter uitvoering van de verordening tot regeling van het lager onderwijs, verordening voor de buiten gewone school voor het lager onderwijs, verordening tot regeling der jaarwedden van de vakonderwijzers in de gymnastiek aan de scholen voor openbaar lager on derwijs, verordening regelende de belooning van de vakonderwijzeressen in de handwerken en van de vak onderwijzers in het teekenen bij het lager onderwijs en de verordening, regelende de bij het eerste lid van art. 33 der Lager Onderwijswet 1920 bedoelde belooningen), in één verordening op te nemen. In de praktijk zal het raadplegen van één stuk groot gemak opleveren. De verandering van die verordeningen sleept eene wijziging van de verordening op de samenstelling, inrichting en bevoegdheid van de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs met zich mee, alsook eene wijziging van de verordening op de school van middelbaar onderwijs voor meisjes. Tevens nemen wij de gelegenheid te baat om eene oude verordening op het beschikbaar stellen van school lokalen voor het godsdienstonderwijs, welke gemist kan worden, te laten intrekken. De door ons noodig of gewenscht geachte toelich tingen worden bij de betrekkelijke artikelen gegeven. Onder de „bestaande redactie" is aangegeven uit welke verordening een artikel afkomstig is. De Lager Onderwijswet 1920 maakt het tevens nood zakelijk om de bepalingen van met andere gemeenten getroffen gemeenschappelijke onderwijsregelingen te herzien. Voor wat de vergoeding betreft voor het onder wijs aan kinderen van buiten op de scholen in onze gemeente gegeven, zouden wij de regeling willen volgen in de wet voor het bijzonder onderwijs neergelegd. Ouders of voogden van kinderen uit eene gemeente, met welker bestuur eene regeling is aangegaan, kunnen zich in het vervolg rechtstreeks tot ons college wenden met verzoek om plaatsing. Het schoolgeld wordt be paald overeenkomstig de hier geldende verordening. Na afloop van ieder jaar wordt eene berekening gemaakt als in art. 104 der wet is bedoeld, waarvan de uitkomst het door de betrokken gemeente verschuldigd bedrag aanwijst. Deze opzet leidt er toe, dat de nieuwe regeling er zeer eenvoudig uitziet. De bestaande tekst is daarom niet naast den nieuwen afgedrukt. De oude verordening moet worden ingetrokken. Adviezen zijn ingewonnen a. van de commissie van toezicht op het Lager on derwijs (schrijven d.d. 16 December 1922 no. 729) b. van de afdeeling Leeuwarden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers c. van de afdeeling Leeuwarden van het Neder- landsch Onderwijzers Genootschap d. van de groep Leeuwarden van den Bond van Nederlandsche Schoolhoofden (schrijven d.d. 28 Juli 1923), welke stukken niet zijn gedrukt, doch voor de leden ter visie worden gelegd. Wij hebben de eer Uwe Vergadering de hier volgende ontwerp-besluiten ter vaststelling aan te bieden. Leeuwarden, 16 Augustus 1923. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, S. TULP Sz., L.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 224 225

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 111