TITEL IV. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. de scholen, waaraan zij zijn verbonden, tenzij in bijzon dere gevallen met vergunning van Burgemeester en Wethouders, de commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord. Art. 17 (verordening tot uitvoering). Aan de leerlingen van de scholen der tweede en der derde klasse, die de school doorloopen hebben en daar voor wegens hunne vorderingen of hun gedrag in aan merking komen, wordt door de commissie van toezicht op het lager onderwijs, op voordracht van het hoofd der school, een getuigschrift uitgereikt. Art. 18 (verordening tot uitvoering). Aan de leerlingen, die het hoogste leerjaar van een school der vierde klasse met vrucht hebben doorloopen, wordt door de commissie van toezicht op het lager onderwijs, op voordracht van het hoofd der school, een diploma uitgereikt. Art. 19 (verordening tot uitvoering). De uitreiking van het getuigschrift, bedoeld in artikel 17 en van het diploma, bedoeld in artikel 18, welke door belangstellenden kan worden bijgewoond, geschiedt door een lid der commsisie van toezicht of, ingevolge diens opdracht, in zijne tegenwoordigheid door het hoofd der school, aan het einde van elk schooljaar op door de commissie van toezicht door middel van een of meer dagbladen tijdig bekend te maken dagen en uren. Art. 20 (verordening tot uitvoering). Aan de leerlingen, die het hoogste leerjaar van de school der eerste klasse voor meisjes en aan de vrou welijke leerlingen, die de desbetreffende afdeeling van het 7e leerjaar van een school der vierde klasse door loopen hebben, wordt eene verklaring van bekwaamheid tot het volgen der lessen aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes uitgereikt. Deze verklaring is voorwaardelijk, indien de be kwaamheid in twee der leervakken te wenschen over laat. Laat deze in meer dan twee vakken te wenschen over, dan wordt de verklaring niet uitgereikt. De beoordeeling van een en ander geschiedt door de commissie van toezicht op het lager onderwijs of door één of meer harer leden, daartoe aan te wijzen, gehoord het hoofd der school en de onderwijzers of onderwij zeressen in het hoogste leerjaar. Art. 10 (verordening tot regeling). Er zijn twee herhalingsscholen, één voor jongens en één voor meisjes. Art. 11 (verordening tot regeling). De herhalingsscholen worden gehouden, wat die voor jongens betreft tusschen 15 September en 15 Maart en wat die voor meisjes aangaat tusschen 1 October en 1 April, vier malen in de week, telkens twee uren, tot een maximum van honderd twee en negentig lesuren per jaar. De herhalingsschool voor jongens heeft een cursus van twee, die voor meisjes een van drie jaren. gunning van Burgemeester en Wethouders, de com missie van toezicht op het lager onderwijs gehoord. Art. 14. Aan de leerlingen van de scholen voor gewoon lager onderwijs, die de school doorloopen hebben en daar voor wegens hunne vorderingen of hun gedrag in aan merking komen, wordt door den klasse-onderwijzer, na bespreking in de schoolvergadering, een getuigschriit uitgereikt. Art. 15. Aan de leerlingen, die met vrucht eene school voor uitgebreid lager onderwijs hebben doorloopen, wordt door het hoofd der school, na bespreking in de school vergadering, een diploma uitgereikt. Art. 16. De uitreiking van het getuigschrift, bedoeld in artikel 14 en van het diploma, bedoeld in art. 15, welke door belangstellenden kan worden bijgewoond, geschiedt aan het einde van elk schooljaar op door het hoofd der school door middel van een of meer dagbladen tijdig bekend te maken dagen en uren. Van het vervolgonderwijs. Art. 17. Er zijn cursussen voor vervolgonderwijs, één of meer voor jongens en één of meer voor meisjes, die de lagere school hebben verlaten en niet meer voor die school leerplichtig zijn. Art. 18. De cursussen omvatten ten minste twee achtereen volgende leerjaren. Het aantal leerjaren kan met ten hoogste één worden vermeerderd. Art. 19. De cursussen worden gehouden, wat die voor jongens betreft tusschen 15 September en 15 Maart en wat die voor meisjes aangaat tusschen 1 October en 1 April, viermaal in de week, telkens twee uren. 232 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl. 710. 22. zijn verboden, is het wenschelijk dit ook voor de onderwijzers te laten gelden. (Vergelijk voorts de artt. 44 en 45 der lager onderwijswet 1920). Artt. 14, 15 en 16. Uit deze artikelen is de commissie vervallen. De minister heeft te kennen gegeven (vergelijk School en Wet van 19 Dec. 1922) dat een geregeld bezoek aan de scholen niet op den weg ligt van de Commissie van Toezicht. Bezoek is alleen noodig, indien dit in verband met uit te brengen adviezen voor haar noodzakelijk is. Blijven deze bezoeken achterwege dan zal de commissie ook moeilijk zich op de hoogte kunnen stellen van de resultaten van het onderwijs der leerlingen die de school verlaten en dus voor de uitreiking der getuig schriften geen verantwoording kunnen dragen. 's Ministers overweging is, dat onder geen der verplichtingen van de com missie in artikel 184 der wet opgesomd het regelen van proeflessen en het uitreiken van getuigschriften gebracht kunnen worden. Op grond van deze beschouwing is de commissie in dezen van hare bemoei ingen ontheven. Artikel 20 oud, uit de verordening tot uitvoering van de verordening rege lende het openbaar lager onderwijs, past niet meer in het stelsel en moet daarom vervallen (vergelijk het ontwerp onder D). Art. 17. Tot nog toe bestonden twee herhalingsscholen: een voor jongens en een voor meisjes. In aansluiting aan de wet wordt thans van „cursussen" ge sproken. Mocht één cursus in de toekomst niet voldoende zijn dan laat naar de voorgestelde redactie de verordening meer cursussen toe. De behoefte zal ook hier het aantal regelen. Zie verder de toelichting op de artt. 1 en 2. 233

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 115