b. aan die voor meisjes in: Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Art. 12 (verordening tot regeling). Het onderwijs aan de herhalingsscholen omvat aan de school voor jongens: 1°. het lezen, 2°. het schrijven, 3°. de beginselen der Nederlandsche taal, 4°. het rekenen, (de berekening van vlakken en in houden daaronder begrepen), 5°. het handteekenen; aan de school voor meisjes: dezelfde vakken, met uitzondering van het handtee kenen, en de nuttige en fraaie handwerken. Art. 13 (verordening tot regeling). De ouders, die hunne kinderen niet meer dan 96 uren herhalingsonderwijs in het jaar willen doen genieten (art. 17, 3e lid, sub 3 der wet op het L. O.), hebben daartoe gelegenheid op de in art. 10 gemelde scholen, ten behoeve van de jongens op die voor jongens, ten behoeve van de meisjes op die voor meisjes, telkens ge durende het aanvangsuur der lessen. Het onderwijs omvat: voor deze jongens: 1°. het lezen, 2°. de beginselen der Nederlandsche taai, 3°. het rekenen, 4°. het handteekenen; voor deze meisjes: 1°. het lezen, 2°. het schrijven, 3°. de beginselen der Nederlandsche taal, 4°. het rekenen. Art. 20. Op de vervolgcursussen wordt onderwijs gegeven: a. aan dien voor jongens in: lezen, rekenen, Nederlandsche taal, geschiedenis, kennis der natuur, teekenen; dezelfde vakken (met uitzondering van het teekenen) en de nuttige en fraaie handwerken. Art. 14 (verordening tot regeling). De lokalen waarin het herhalingsonderwijs wordt ge geven, worden door Burgemeester en Wethouders aan gewezen. De met dat onderwijs te belasten onderwijzers van bijstand worden jaarlijks door Burgemeester en Wet houders voor zooveel mogelijk uit het onderwijzend personeel der openbare lagere scholen benoemd. Burgemeester en Wethouders benoemen tevens den onderwijzer, die met de leiding van het herhalingson derwijs wordt belast. De arrondissements-schoolopziener en de commissie van toezicht op het lager onderwijs worden bij deze benoemingen gehoord. Art. 1 (verordening buitengewone school). De school is bestemd voor kinderen, die door zwakte van geestvermogens ongeschikt zijn, om het onderwijs aan een gewone school voor lager onderwijs te volgen (zwakzinnigen). Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, voor zoover de omstandigheden dit gedoogen en behoudens de bepalingen van eene met het betrokken gemeente bestuur aangegane gemeenschappelijke regeling, ook tot de school toe te laten kinderen als bedoeld in het lste lid, die buiten de gemeente woonachtig zijn. Art. 21. De lokalen, waarin vervolgonderwijs wordt gegeven, worden door Burgemeester en Wethouders aangewezen. De met dat onderwijs te belasten onderwijzers worden jaarlijks door Burgemeester en Wethouders voor zoover mogelijk uit het onderwijzend personeel der openbare lagere scholen benoemd. Burgemeester en Wethouders benoemen tevens de hoofden van de cursussen. TITEL V. Van het buitengewoon lager onderwijs. Art. 22. Er is ten minste één school voor buitengewoon lager onderwijs. De school is bestemd voor kinderen, die door zwakte van geestvermogens ongeschikt zijn, om het onderwijs aan een school voor gewoon lager onderwijs te volgen (zwakzinnigen). Art. 4 (verordening buitengewone school). Het onderwijs omvat: het lezen, het schrijven, het rekenen, de beginselen der Nederlandsche taal, het zingen, de eerste oefeningen van het handteekenen, de vrije- en orde oefeningen der gymnastiek, slöjd (han denarbeid) en de nuttige handwerken voor meisjes. Aan die vakken kunnen worden toegevoegd: de be ginselen der vaderlandsche geschiedenis, die der aard rijkskunde en die van de kennis der natuur. Art. 23. Het onderwijs omvat: lezen, schrijven, rekenen, Ne derlandsche taal, zingen, teekenen, lichamelijke oefe ning, slöjd (handenarbeid) en nuttige handwerken voor meisjes. Aan die vakken kunnen worden toegevoegd: vader landsche geschiedenis, aardrijkskunde en kennis der natuur. 234 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl no. 22. Art. 20. Bij de keuze van de vakken van onderwijs op de vervolgcursussen moet rekening gehouden worden met de vakken op de scholen voor nijverheids onderwijs, dat is in de gemeente de burgeravondschool. In verband daarmede kunnen de vakken op vervolgcursussen beperkt blijven tot de genoemde. Eene gelegenheid als het oude artikel 13 opende en welke verband hield met het 3e lid sub 3 van artikel 17 der oude wet behoeft thans niet meer gegeven te worden (artikel 21 Lager Onderwijswet 1920). Art. 21. De Inspecteur van het lager onderwijs wenscht in de benoeming van deze onderwijzers niet betrokken te worden. De commissie van toezicht kan moeilijk in dezen een aanbeveling aan de hand doen. Daarom is de laatste alinea van het oude artikel weggelaten. Art. 22. Artikel 3, lid 5, van de Lager Onderwijswet maakt eene onderscheiding in de scholen voor buitengewoon lager onderwijs: n.l. voor kinderen, die wegens zielsgebreken, die wegens lichaamsgebreken, die wegens maatschappelijke oorzaken niet in staat zijn geregeld en met vrucht het gewoon lager onderwijs te volgen, alsmede voor kinderen, wier gedrag het noodzakelijk maakt hun afgezonderd onderwijs te doen geven. Naar deze onderscheiding behooren de kinderen op verschillende scholen thuis. De school in de verordening bedoeld zal alleen toelaten kinderen met zwakke geestvermogens, 't Is niet gebleken, dat in Leeuwarden aan inrich tingen voor kinderen, als verder in het wetsartikel genoemd, behoefte bestaat. Nu overeenkomstig de bepalingen aan het slot gemeenschappelijke rege lingen met andere gemeentebesturen kunnen worden getroffen heeft het geen zin om de laatste alinea van het oude artikel te behouden. Art. 23. Indien voldaan wordt aan bepaalde eischen wordt in de kosten dezer school eene bijdrage uit 's Rijks kas verleend (vergelijk Koninklijk besluit van 31 December 1920, Staatsblad no. 948). Eén van deze eischen wordt gesteld ten opzichte van de vakken van onderwijs. Met het voorgestelde wordt aan dezen eisch tegemoet gekomen. 235

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 116