TITEL VI. Van de toelating op de scholen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Art. 14 (verordening tot uitvoering). Onverminderd het bepaalde bij den algemeenen maat regel van bestuur, bedoeld bij art. 4 der wet tot regeling van het lager onderwijs, worden de inrichting der lo kalen en de verdere regeling van het onderwijs door Burgemeester en Wethouders vastgesteld, den arron- dissements-schoolopziener en de commissie van toe zicht op het lager onderwijs gehoord. Hierbij geldt als beginsel, dat, in gewone omstandig heden, geen lokaal van de scholen der tweede en der derde klasse meer dan veertig, van de scholen der eerste en der vierde klasse tot en met het zesde leerjaar meer dan dertig en voor de hoogere leerjaren meer dan vier en twintig leerlingen zal bevatten. Art. 1 (verordening tot uitvoering). Om op de openbare lagere scholen te worden toege laten, moeten de kinderen den leeftijd van zes jaren hebben bereikt. Voor kinderen, die vóór 1 Augustus, en, wat de scholen der eerste en der vierde klasse betreft, die vóór het einde van het loopende kalenderjaar dien leeftijd zullen hebben bereikt, kan van het bepaalde in het eerste lid door Burgemeester en Wethouders ontheffing worden verleend, de commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord. Art. 2 (verordening tot uitvoering). Het schooljaar begint: voor de scholen der eerste en der vierde klasse den Dinsdag, volgende op het einde van de zomervacantie; voor de scholen der tweede, derde en vijfde klasse den eersten Maandag in de maand Mei. Zij, die kinderen verlangen te hebben toegelaten, doen daartoe aangifte bij de commissie van toezicht op het lager onderwijs, in het voor hare vergaderingen be stemde lokaal, voor de scholen der eerste klasse in de maand Juni, voor de andere scholen in de maand Maart, op jaarlijks door de commissie vast te stellen en, door middel van een of meer dagbladen, tijdig bekend te maken dagen en uren. Bij de aangifte voor de scholen der tweede, der derde en der vierde klasse kan worden opgegeven de school, waar de belanghebbenden de kinderen bij voorkeur wenschen te zien geplaatst. Na afloop van de in het 2e lid van dit artikel ver melde termijnen, regelt de commissie de plaatsing der kinderen op de onderscheidene scholen, met inacht neming, zooveel mogelijk, van de wenschen der aan gevers. Zij is echter bevoegd te allen tijde de oorspronkelijke regeling te wijzigen. De commissie geeft van de door haar gemaakte re geling schriftelijk kennis aan de hoofden der scholen, ieder zooveel hem betreft. Deze deelen die regeling op gelijke wijze den belanghebbenden mede. De belanghebbenden moeten zich aan de beslissing der commissie onderwerpen. Kinderen van schippers worden op de school der vijfde klasse geplaatst. Ten behoeve van kinderen, die van elders in de ge meente komen wonen, kan door de commissie van de in het 2e lid van dit artikel vermelde tijdsbepalingen worden afgeweken. EERSTE AFDEELING. Op de scholen voor gewoon lager en uitgebreid lager onderwijs. Art. 29. Onverminderd het bepaalde bij den algemeenen maat regel van bestuur, bedoeld bij art. 6 der Lager Onder wijswet 1920, worden de inrichting der lokalen en de verdere regeling van het lager onderwijs door Burge meester en Wethouders vastgesteld, den inspecteur van het lager onderwijs en de commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord. Hierbij geldt als beginsel, dat in gewone omstandig heden op de scholen voor gewoon lager onderwijs in het 7e en 8e leerjaar het aantal leerlingen gemiddeld 30 met een maximum van 32 bedraagt, in de andere 6 klassen gemiddeld 36 met een maximum van 38 en op de school voor uitgebreid lager onderwijs in elke klasse niet meer dan 24. Art. 30. Om op de openbare scholen voor gewoon lager on derwijs te worden toegelaten moeten de kinderen vóór den len December van het jaar van toelating den leeftijd van zes jaren hebben bereikt. Toelating tot de school of scholen voor uitgebreid lager onderwijs heeft plaats voor kinderen die het zesde leerjaar van de school voor gewoon lager onderwijs met vrucht hebben doorloopen. Art. 31. Het schooljaar begint 1 September. Art. 32. Zij, die kinderen verlangen toegelaten te hebben, doen daartoe aangifte ter secretarie in de maand Juni, op door Burgemeester en Wethouders vast te stellen en door middel van een of meer dagbladen tijdig bekend te ma ken dagen en uren. Bij de aangifte kan worden opgegeven, voorzoover de toelating wordt gevraagd tot de scholen voor gewoon lager onderwijs, of voor de kinderen al dan niet gemengd onderricht wordt verlangd. Na afloop van den termijn van aangifte wordt met inachtneming voor zooveel mogelijk van het te kennen gegeven verlangen de plaatsing der kinderen op de onderscheiden scholen door Burgemeester en Wethou ders geregeld. Tusschentijds kunnen de kinderen van de eene school naar de andere worden overgeplaatst. Kinderen, die onderwijs volgens de wet hebben genoten, kunnen in den loop van een schooljaar, op aan vraag ter secretarie, worden toegelaten. Kinderen van schippers worden geplaatst op de school daarvoor in het bijzonder aangewezen. Indien de kinderen de school zullen verlaten, moet daarvan ten minste acht dagen te voren door hen, die ze ter school hebben gezonden, aan het hoofd der school kennis worden gegeven. Het hoofd der school stelt Burgemeester en Wet houders met het vertrek in kennis. 242 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Rijl. HO. Art. 29. Vergelijk de toelichting op artikel 3, het raadsbesluit van 23 Augustus 1921 en dat van 8 Mei 1923, no. 130R/85. De artt. 30 en 31 sluiten aan bij punt i en h van het raadsbesluit van 11 April 1922. Art. 32. Het wordt wenschelijk geacht om de toelating tot de scholen door Burge meester en Wethouders te doen plaats hebben. Met de wenschen omtrent het al dan niet gemengd onderwijs zal rekening worden gehouden (punt van het raadsbesluit van 11 April 1922). Een voorschrift, om de gelegenheid te openen ook van een voorkeur voor eene bepaalde school blijk te geven, kan thans, nu alle scholen in wezen gelijk zijn, vervallen. Tusschentijdsche verplaatsing moet mogelijk blijven, omdat het anders zou kunnen voorkomen, dat een school (vergelijk artikel 29) te veel leerlingen zou tellen. De thans verder in het betrekkelijke artikel nog opgenomen bepa lingen raken ondergeschikte punten van de uitvoering en kunnen wel worden gemist. De werking van het artikel in de praktijk zal van zelf tot de toepassing daarvan leiden. Door de aangegeven redactie is het mogelijk kinderen van elders, die huis- of schoolonderwijs hebben genoten, wat dit laatste betreft zoowel op eene bijzondere als op eene openbare school tusschentijds toe te laten, evenals dit het geval is met kinderen in de gemeente. Voor de toelating tot de scholen voor uitgebreid lager onderwijs eene ver klaring van het hoofd der school te verlangen, dat de kinderen met vrucht het onderwijs op die scholen zullen kunnen volgen, zooals vroeger te doen ge bruikelijk was voor het M. U. L. O., wordt in strijd geacht met de wet. Deze laat de uitgebreid lagere school aansluiten aan het zesde leerjaar eener school voor gewoon lager onderwijs. Heeft een kind alzoo dat leerjaar met vrucht doorloopen dan moet de school voor uitgebreid lager onderwijs voor hem open staan. Een verklaring als bedoeld mag hier niet worden tusschenge- schoven. 243

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 120