Bijlno. 22.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Indien de kinderen de school zullen verlaten, moet
daarvan ten minste acht dagen te voren door hen, die
ze ter school hebben gezonden, aan het hoofd der
school schriftelijk kennis worden gegeven.
Hij geeft hun van de ontvangst dier kennisgeving een
schriftelijk bewijs.
Art. 5 (verordening tot uitvoering).
Bij eene aangifte voor toelating tot eene school der
vierde klasse, ten einde voor een kind plaatsing te ver
krijgen in het 5e of een hooger leerjaar, moet worden
overgelegd eene schriftelijke verklaring van het hoofd
der school, welke dat kind het laatst heeft bezocht, dat
het vermoedelijk in staat zal zijn, het onderwijs op eene
school voor M. U. L. O. ten einde toe met vrucht te
volgen.
Het betrokken hoofd geeft die verklaring niet af, dan
na den klasse-onderwijzer te hebben gehoord. Bij ver
schil van gevoelen tusschen het hoofd en den klasse
onderwijzer beslist de commissie van toezicht op het
lager onderwijs.
Indien geene zoodanige verklaring kan worden afge
legd, kan de toelating geschieden op eene schriftelijke
verklaring van de commissie van toezicht, dat de in het
eerste lid bedoelde geschiktheid haar op eenigerlei
andere, in de verklaring te vermelden, wijze is aan
nemelijk gemaakt.
De toelating geschiedt door Burgemeester en Wet
houders.
Art. 6 (verordening tot uitvoering).
Behoudens het bepaalde in artikel 5, moeten aan
vragen voor overplaatsing van leerlingen eener open
bare of bijzondere lagere school in deze gemeente, of
van zoodanige seholen in andere gemeenten naar eene
openbare lagere school in deze gemeente worden ge
richt tot de commissie van toezicht op het lager onder
wijs. In overleg met het hoofd der school, voor welke
de aanvrage geldt, wordt daarover door haar beslist.
Art. 3 (verordening tot uitvoering).
De toelating tot de scholen der derde klasse geschiedt
door Burgemeester en Wethouders op grond van onver
mogen der ouders van de betrokken kinderen, of indien
de kinderen ouderloos zijn, van dezen zeiven.
Art. 4 (verordening tot uitvoering).
Burgemeester en Wethouders weigeren de toelating
van kinderen, die niet in een hooger dan het vierde
leerjaar kunnen worden geplaatst, tot eene der scholen
van de vierde klasse, indien hun niet aannemelijk wordt
gemaakt, dat het de bedoeling is, om die kinderen later
meer uitgebreid lager onderwijs, of wel hooger of mid
delbaar onderwijs te doen genieten.
Art. 7 (verordening tot uitvoering).
Aan leerlingen van eene der scholen van de vierde
klasse, die na afloop van een leerjaar niet naar eene
hoogere klasse kunnen worden bevorderd, kan op voor
stel van de commissie van toezicht, het hoofd der school,
de betrokken klasse-onderwijzers en den betrokken
schoolarts gehoord, op grond van algeheele ongeschikt
heid om het M. U. L. O. ten einde toe te volgen, door
Burgemeester en Wethouders de verdere toegang tot
die school worden ontzegd.
Art. 8 (verordening tof uitvoering).
Aan leerlingen die, na twee jaren achtereen op eene
der scholen van de vierde klasse hetzelfde leerjaar te
Art. 33.
Aan leerlingen van eene school voor uitgebreid lager
onderwijs, die na afloop van een leerjaar niet naar eene
hoogere klasse kunnen worden bevorderd, kan op voor
stel van het hoofd der school, de betrokken klasse-on
derwijzers en den schoolarts gehoord, op grond van
algeheele ongeschiktheid om het uitgebreid lager onder
wijs ten einde toe te volgen, door Burgemeester en Wet
houders de verdere toegang tot die school worden
ontzegd.
Art. 34.
Aan leerlingen die, na twee jaren achtereen op eene
school voor uitgebreid lager onderwijs hetzelfde leerjaar
244
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,
1923.
Eene regeling als de onder artt. 3 en 4 van de verordening op de uitvoering
bevatten past niet in het nieuwe stelsel.
Artt. 33, 34 en 35.
Bepalingen als in deze artikelen opgenomen zullen wel bij hooge uitzon
dering toepassing vinden. Teneinde op de scholen voor uitgebreid lager on
derwijs struikelblokken als de hier bedoelde leerlingen voor de anderen weg
te nemen en den voortgang van het onderwijs niet door enkelen te laten storen,
kunnen de bepalingen niet worden gemist. Het betreft hier leerlingen, die
blijk geven op deze scholen niet thuis te behooren. Nu de toelating niet meer
plaats heeft door de commissie van toezicht, zal deze voor het vervolg over
deze verwijdering ook niet meer gehoord worden.
De laatste alinea van het oude artikel 9 (thans 35) moet vervallen, omdat
een kind, als hier bedoeld, op de school voor buitengewoon onderwijs ge
plaatst zou kunnen worden (zie artikel 40 der verordening).
245