Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
De kinderen, die voor plaatsing op de school zijn
aangegeven, hetwelk moet geschieden op de wijze als
nader door Burgemeester en Wethouders zal worden
bepaald, worden onderworpen aan een onderzoek, in
te stellen door het hoofd der school, daarin bijgestaan
door den schoolarts. Na dit onderzoek wordt door Bur
gemeester en Wethouders, behoudens goedkeuring van
den districts-schoolopziener, beslist of de kinderen al
dan niet worden toegelaten.
Reeds toegelaten leerlingen kunnen, wanneer blijkt,
dat zij niet in staat zijn het onderwijs te volgen, her
hinderlijk of gevaarlijk zijn, op voorstel van het hoofd
hinderlijk of gevaarlijk zijn, op voorstel van het hoofd
volgens het besluit van de schoolvergadering, den
schoolarts gehoord, door Burgemeester en Wethouders,
behoudens goedkeuring van den districts-schoolopzie
ner, van de school worden verwijderd.
Art. 1 (verordening jaarwedden vakonderwijzers).
De jaarwedden van de vakonderwijzeressen in de
handwerken bedragen per wekelijksch lesuur:
I. aan de scholen der eerste, der tweede, der derde
en der vierde klasse (behoudens het, wat de scholen
der vierde klasse betreft, onder II bepaalde) 75.
II. aan de scholen der vierde klasse, voor zoover de
onderwijzeressen zijn aangesteld voor de hoogste drie
leerjaren met opleiding voor het einddiploma, 100.
Boven de jaarwedden, bedoeld onder I van het eerste
lid, wordt voor het bezit van de akte, genoemd onder t
van artikel 2 der wet tot regeling van het lager onder
wijs, een jaarlijksche toelage van 50.toegekend,
tenzij dat bezit vereischt is voor het geven door de be
trokken onderwijzeres van onderwijs in de fraaie hand
werken voor meisjes.
Art. 2 (verordening jaarwedden vakonderwijzers).
De belooning van den vakonderwijzer in het teekenen
aan de scholen der vierde klasse voor de hoogste drie
leerjaren met opleiding voor het einddiploma bedraagt
75.'s jaars per wekelijksch lesuur bij het bezit der
lagere akte en 100.'s jaars per wekelijksch lesuur
bij het bezit der middelbare akte voor dat vak.
worden onderworpen aan een onderzoek, in te stellen
door het hoofd der school, daarin bijgestaan door den
schoolarts. Na dit onderzoek wordt door Burgemeester
en Wethouders, behoudens goedkeuring van den inspec
teur, beslist of de kinderen al dan niet worden toege
laten.
Reeds toegelaten leerlingen kunnen, wanneer blijkt,
dat zij niet in staat zijn het onderwijs te volgen, her
haaldelijk de orde verstoren, of voor andere leerlingen
hinderlijk of gevaarlijk zijn, op voorstel van het hoofd
volgens het besluit van de schoolvergadering, den
schoolarts gehoord, door Burgemeester en Wethouders,
behoudens goedkeuring van den inspecteur, van de
school worden verwijderd.
Art. 40.
Voorzoover onder de leerlingen als bedoeld in artikel
35 zwakzinnigen zijn kunnen deze, als daarvoor termen
bestaan, na ingewonnen advies van den schoolarts en
het hoofd der school voor buitengewoon onderwijs en
met goedkeuring van den inspecteur op deze school
worden geplaatst.
Voor deze leerlingen wordt alsdan zoowel in de in
art. 35 bedoelde verklaring van den schoolarts, als in
het daar bedoelde voorstel van het schoolhoofd en het
rapport van den klasse-onderwijzer medegedeeld of en
op welke gronden de leerling wordt geacht geschikt te
zijn voor plaatsing op de school voor buitengewoon
onderwijs.
TITEL VIL
Van de bezoldiging van vakonderwijzers in de
gymnastiek, in het zingen, in het teekenen en
in de handwerken bij het lager onderwijs.
Art. 41.
De jaarwedde van de vakonderwijzers in de gym
nastiek bedraagt 1830.na 1, 2 en 3 dienstjaren
telkens te verhoogen met 120.en na 4, 5, 6, 7, 8,
9, 11, 13, 15, 17, 19, 21 en 23 dienstjaren telkens te
verhoogen met 90.
Als diensttijd komt in aanmerking:
0. de tijd doorgebracht als vakonderwijzer in de
gymnastiek aan scholen van hooger, middelbaar of lager
onderwijs;
b. de tijd bedoeld bij hoofdstuk II, artikel III, sub 6,
van het Koninklijk besluit van 16 December 1920 (Stb.
no. 899).
Art. 42.
De jaarwedden van de vakonderwijzeressen in de
handwerken bedragen per wekelijksch lesuur:
1. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs
75.—;
II. aan de scholen voor uitgebreid lager onderwijs,
met opleiding voor het einddiploma, 100.
Boven de jaarwedden, bedoeld onder I van het eerste
lid, wordt voor het bezit van de akte, genoemd onder u
van artikel 2 der wet tot regeling van het lager onder
wijs, een jaarlijksche toelage van 50.toegekend,
tenzij dat bezit vereischt is voor het geven door de
betrokken onderwijzeres van onderwijs in de fraaie hand
werken voor meisjes.
Art. 43.
De belooning van den vakonderwijzer in het teekenen
aan de scholen voor uitgebreid lager onderwijs bedraagt
75.'s jaars per wekelijksch lesuur bij het bezit der
lagere akte en 100.'s jaars per wekelijksch lesuur
bij het bezit der middelbare akte voor dat vak.
Onder middelbare akte wordt in dit artikel verstaan
248
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden,
Art. 41 tot 54.
Deze artikelen bevatten, behalve wat betreft de wachtgeldregeling, dezelfde
bepalingen als thans in de verordeningen voor de bezoldiging van vakonder
wijzers en voor de belooningen als bedoeld in het le lid van artikel 33 der
Lager Onderwijswet 1920, voorkomen, hier en daar in verband met de reor
ganisatie gewijzigd. De bestaande artikelen zijn met uitzondering van een
tweetal dan ook niet naast den nieuwen tekst gedrukt.
Overneming van deze bepalingen is een uitvloeisel van de gedachte om
alles wat het lager onderwijs betreft in één verordening op te nemen.
249