b. na de eerste zes weken:
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Art. 6 (verord. vakonderwijzers).
Het aan de onderwijzers in de gymnastiek op verzoek
te verleenen eervol ontslag gaat niet eerder in dan twee
maanden na den dag, waarop het verzoek om ontslag
is ingekomen.
Art. 49.
Aan onderwijzers, aan wie op advies van den behan-
delenden of controleerenden geneesheer een verlof
wegens ziekte wordt toegestaan, wordt dit verlof met
behoud van het volle genot der jaarwedde voor niet
langer verleend dan twaalf achtereenvolgende maanden
en aan tijdelijke onderwijzers met behoud van het volle
genot der wedde voor niet langer dan twee achtereen
volgende maanden. In het laatste geval wordt het verlof
niet langer verleend dan voor den duur der tijdelijke
waarneming op het oogenblik van het intreden der
ziekte.
Blijkt bij het verstrijken van het verlof, in het vorige
lid bedoeld, uit een rapport van den door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen geneesheer, dat de vaste
onderwijzer nog niet in staat is zijne werkzaamheden
te hervatten, dan kan hem opnieuw voor ten hoogste
twaalf maanden verlof worden verleend. Echter
wordt over den tijd van dit verlof aan den onderwijzer
slechts de helft zijner jaarwedde uitbetaald.
Na het verstrijken van het verlof, in het vorige lid
bedoeld, wordt de jaarwedde niet langer uitbetaald,
tenzij in een bepaald geval, ter beoordeeling van Bur
gemeester en Wethouders, eene andere regeling wordt
getroffen.
Indien de onderwijzer binnen ééne maand na de her
vatting van zijne werkzaamheden na ziekteverlof weder
ziek wordt, kan deze laatste ziekte op grond van eene
verklaring van een geneeskundige door Burgemeester
en Wethouders aan te wijzen voor de toepassing van dit
artikel worden beschouwd als eene voortzetting van de
voorafgegane ziekte.
Heeft de afwezigheid op grond van dit artikel langer
geduurd dan twee maanden, dan hervat de onderwijzer
zijne werkzaamheden niet eerder dan na inzending aan
Burgemeester en Wethouders van eene verklaring van
een door hen aan te wijzen geneeskundige, waaruit
blijkt, dat die hervatting kan worden toegelaten met
het oog op de belangen zoowel van het onderwijs als
van den onderwijzer en van de leerlingen.
Art. 50.
De uitbetaling van de jaarwedden geschiedt per
maand, telkens voor een twaalfde gedeelte.
Bij ontslag geschiedt de uitbetaling tot en met den
dag van aftreding.
Bij overlijden wordt de jaarwedde tot en met den dag
van overlijden uitbetaald.
Art. 51.
Onderwijzers, op wie militaire dienstplicht rust, ge
nieten verlof, zoolang zij zich verplicht in werkelijken
dienst bevinden.
Zij genieten over den tijd van dit verlof:
1°. voor zoover zij zich in werkelijken dienst be
vinden voor eerste oefening verlengd verblijf in wer
kelijken dienst als gevolg van opleiding tot een rang
inbegrepen 3/J0 der jaarwedde
2°. voor zoover zij zich in werkelijken dienst be
vinden voor herhalingsoefeningen, de volle jaarwedde;
3°. voor zoover zij zich in werkelijken dienst be
vinden ten gevolge van eene oproeping wegens buiten
gewone omstandigheden:
a. de eerste zes weken de volle jaarwedde;
254
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Hifi. ITO. 22,
Volgens art. 53 der Lager Onderwijswet 1920 is art. 38 dier wet van toe
passing op de vakonderwijzers en daarom moet een bepaling omtrent den
ingang" van het ontslag, welke behoort aan Burgemeester en Wethouders,
vervallen.
Artt. 51 en 52.
In verband met de nieuwe wet op den dienstplicht is de aangebrachte
wijziging noodig. Van opkomst onder de wapenen van de buitengewone
dienstplichtigen zal in gewone omstandigheden geen sprake zijn. Alleen
in buitengewone gevallen kan dit voorkomen. Voor die gevallen gelden
dan dezelfde bepalingen als voor de gewone dienstplichtigen. Zoolang een
dienstplichtige ziek is, ook al is zijn diensttijd verstreken, blijft hij in militair
verband. Vandaar dat de bepalingen omtrent verlof aan militairen van toe
passing blijven.
255