296
Bijlage no. 28.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Het lijkt ons gewenscht te bepalen dat naast het ge
tuigschrift voor de eerste 6 leerjaren een diploma voor
het 7e en 8e leerjaar in uitzicht wordt gesteld. Dit
zal de ambitie voor en de resultaten van dit onderwijs
zeer ten goede komen, vooral omdat de bezitters daar
van bij sollicitaties grooten steun zullen hebben.
Administratief lijkt het beter deze aankondiging door
Burgemeester en Wethouders te doen plaats hebben.
Zie de toelichting bij artikel 9.
Zie de toelichting bij artikel 9.
Het amendement bedoelt te voorkomen dat midden
in een leerjaar de kinderen van de eene school naar de
andere worden overgeplaatst. Voor de kinderen zijn
deze overplaatsingen zeer schadelijk, daar ze gewoon
lijk achterop komen, aangezien er tijd noodig is, aan
het nieuwe milieu te wennen en bovendien is het scha
delijk voor de nieuwe klas, omdat ook deze hiervan den
remmenden invloed ondervindt.
Het woord toelaten is hier o. i. niet op zijn plaats.
In veel gevallen zal n.l. door de onderwijzers en de
schoolarts een kind voor deze school aangewezen
worden. Het woord „geplaatst" is hier meer juist.
Het valt niet in te zien in welk opzicht het handwerk-
onderwijs in het 7e en 8e leerjaar verschilt van dat op
de U. L. O. scholen. De bezoldiging behoort dan ook
gelijk te zijn.
Artikel 14 wordt gelezen als volgt
„Aan de leerlingen van de scholen voor gewoon lager
onderwijs waar de eerste zes leerjaren worden onder
wezen, die de school doorloopen hebben en daarvoor
wegens hunne vorderingen of hun gedrag in aanmerking
komen, wordt door den klasse-onderwijzer, na bespre
king in de schoolvergadering, een getuigschrift uitge
reikt.
Aan de leerlingen die het achtste leerjaar van de
scholen voor gewoon lager onderwijs (eindonderwijs)
met vrucht hebben doorloopen, wordt door den klasse
onderwijzer, na bespreking in de schoolvergadering, een
diploma uitgereikt".
In artikel 16 worden de woorden „het hoofd der
school" vervangen door „Burgemeester en Wethouders".
In artikel 24, 2e lid, aanhef worden de woorden „De
onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan" ver
vangen door „De andere onderwijzers, die aan de school
werkzaam zijn".
Artikel 25, laatste lid, vervalt.
In artikel 27, le lid, aanhef, worden de woorden
„Voor de berekening van de jaarwedden en der verdere
inkomsten van het hoofd der school en van de onder
wijzers, die het hoofd bijstaan", vervangen door „Voor
de berekening van de jaarwedden en der verdere in
komsten van het hoofd der school en van de andere
onderwijzers".
Artikel 32, 4e lid, wordt gelezen als volgt
„Tusschentijds kunnen de kinderen van de eene
school naar de andere worden overgeplaatst, indien het
belang van het onderwijs dit vordert. Andere over
plaatsingen kunnen alleen geschieden na afloop van het
schooljaar".
In artikel 39, le lid, aanhef, worden de woorden „Tot
de school worden toegelaten" vervangen door „Op de
school worden geplaatst".
Artikel 42, le lid I, wordt gelezen als volgt
„De jaarwedden van de vakonderwijzeressen in de
handwerken bedragen per wekelijksch lesuur
I. aan de scholen voor gewoon lager onderwijs
a. in de eerste zes leerjaren 75.
b. in het 7e en 8e leerjaar 100.
Wij maken van deze gelegenheid gebruik U voor te
stellen in artikel 12 tusschen de woorden „hieronder" en
„begrepen" in te voegen het woord „niet", waardoor
dat artikel zal luiden als volgt
„De leermiddelen, hieronder niet begrepen schoeisel
voor het onderwijs in de lichamelijke oefening, worden
door de gemeente verstrekt".
De ongetwijfeld vrij belangrijke uitgave welke met
deze verstrekking gemoeid zou gaan en het feit dat dit
schoeisel toch minder eigenaardig tot de leermiddelen
kan gerekend worden, deed ons besluiten deze wijziging
alsnog voor te stellen.
Verder achten wij het wenschelijk in den aanhef van
artikel 14 de woorden „Aan de leerlingen van de scholen
voor gewoon lager onderwijs, die de school doorloopen
hebben" te vervangen door „Aan de leerlingen die het
gewoon lager onderwijs doorloopen hebben".
In verband met de afzonderlijke scholen voor het 7e
en 8e leerjaar schijnt deze redactie juister, omdat dan
pas een getuigschrift zal worden afgegeven als alle
leerjaren van het gewoon lager onderwijs doorloopen
zijn en dus niet als de zes leerjaren van een zesklassige
school gevolgd zijn.
Leeuwarden, 11 October 1923.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bt/l HO. 28.
GEMEENTELIJKE STEUN voor woningbouw door
de Vereeniging voor Volkshuisvesting.
Aan den Gemeenteraad.
Bij Uw besluit van den 10 Juli j.l. werd om prae-
advies in onze handen gesteld een adres van de Ver
eeniging voor Volkshuisvesting alhier, waarin gevraagd
wordt haar voor den bouw van 20 woningen op haar
terrein tusschen den Harlingerstraatweg en den Stienser-
weg (Merelstraat) een voorschot uit de gemeentekas te
verleenen van ten hoogste 62.975.
Wij hebben de eer U aangaande dit woningplan het
volgende te berichten.
Ten behoeve van den bouw der woningen is bij be
schikking van den Minister van Arbeid, Handel en Nij
verheid d.d. 8 Juni 1923, no. LXXXVII, afdeeling Volks
gezondheid, eene bijdrage (bouwpremie) uit 's Rijks kas
in uitzicht gesteld van 6000.De bouwkosten, met
inbegrip van den grond, zijn volgens een bij het adres
overgelegde begrooting met exploitatierekening geraamd
op 68.975.zoodat na aftrek van de bouwpremie nog
een bedrag van 62.975.benoodigd zal zijn. Ten
einde eene sluitende exploitatie te krijgen is in de ex
ploitatierekening op een weekhuur van 4.70 per woning
aangehouden. (Hiermede wordt een saldo van 106.01
per jaar verkregen). Blijkens de mede overgelegde
bouwteekeningen zullen de woningen bevatten, beneden
gang, woonkamer, kleine kamer (eventueel slaapkamer),
keukentje, bergplaats en W. C. en boven 3 slaapkamers
en een vlierinkje.
Uitgaande van de gedachte, die ook bij den Gemeente
raad voorzit, dat het voor de gemeente verkieslijker is
steun te verleenen in den vorm van garantie voor rente
betaling en aflossing van door derden verstrekte gelden
dan het ter leen geven van gelden uit de gemeentekas
op langen aflossingstermijn, hebben wij aan het be
stuur der adresseerende vereeniging in overweging ge
geven te trachten de benoodigde gelden bij derden te
bekomen. De pogingen van het bestuur hebben tot re
sultaat gehad dat de Nationale Levensverzekering Bank
te Rotterdam bereid is gevonden door bemiddeling van
de Friesche Bank alhier het noodige kapitaal te ver
strekken tegen eene rente van 6 op een 50-jarigen
aflossingstermijn bij wijze van annuïteit, onder hypo
thecair verband der woningen en voorts onder borg
stelling van de gemeente. Als provisie moet aan de
Friesche Bank f4 worden betaald.
Door het vereenigingsbestuur is ons nader me
degedeeld dat zij een bedrag van 64.875.—
of rond 65.000.— noodig heeft. Naar aanlei
ding hiervan merken wij op dat in de hierboven
genoemde exploitatierekening op een kapitaal van
62.975.en een 75-jarige annuïteit naar een
rentevoet van 6 is gerekend, terwijl aan de hand
van de leeningsvoorwaarden en het nieuwe begrootings-
cijfer, eene annuïteit naar 6 op 50-jarigen termijn
van 64.875.in rekening dient te worden gebracht.
Een en ander is oorzaak dat uit dien hoofde de exploi
tatie jaarlijks met eene meerdere uitgaaf van 288.68
zal worden belast, hetgeen, indien daarvan in mindering
komt in eersten opzet geraamde overschot van 106.01,
een huurverhooging van 0.18 per week per woning
zal medebrengen, tenzij op andere wijze eenige bezui
niging in de exploitatie kan worden verkregen.
Waar aan woningen van de hierbedoelde soort in de
gemeente nog steeds groote behoefte bestaat, zijn wij
van meening dat door het verleenen eener gemeentelijke
garantie de totstandkoming van dit bouwplan, dat niet
anders is dan een onderdeel van het complex der 169
woningen en 1 badhuis, voor den bouw waarvan de
Gemeenteraad bij besluit van 10 Mei 1921, no. 1 83r/1 01
zijn medewerking verleende, dient te worden mogelijk
gemaakt. Hierbij zullen van gemeentewege gelijke voor
waarden kunnen worden gesteld als in den laatsten tijd
bij het verleenen van dergelijken steun steeds geschiedt.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten over
eenkomstig het hierna volgend ontwerp.
Leeuwarden, 1 November 1923.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelezen een adres d.d. 27 Juni 1923 van het bestuur
der Vereeniging voor Volkshuisvesting alhier, waarin
gevraagd wordt ten behoeve van den bouw van 20 wo
ningen op een terrein tusschen den Harlingerstraatweg
en den Stienserweg (Merelstraat), aan genoemde ver
eeniging een voorschot uit de gemeentekas te verleenen
tot een bedrag van ten hoogste 62.975.
Overwegende dat volgens een nadere mededeeling
van het vereenigingsbestuur voor de uitvoering van het
bouwplan noodig zal zijn 64.875.
dat gebleken is dat de Nationale Levensverzekering
Bank te Rotterdam bereid is door bemiddeling van de
Friesche Bank te Leeuwarden het benoodigde kapitaal,
297