Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
met andere gemeenten regelingen aan te gaan omtrentl
de toelating van leerlingen uit die gemeenten op de inrich-
tingen voor Middelbaar onderwijs in deze gemeente
onder de volgende voorwaarden.
Art. 2.
Behoudens het bepaalde in artikel 9, verleent met
ingang van het leerjaar 1923/24 en voor de leerlingen,
die tusschen 1 Januari en 1 September 1923 worden
toegelaten, met den aanvang van die toelating, iedere
gemeente eene bijdrage in de kosten van elke gemeen
teschool voor middelbaar onderwijs, tot welke leerlingen
zijn toegelaten, wier ouders of voogden, of die, bij
meerderjarigheid, zelve in de gemeente hoofdverblijf
hebben in den zin van artikel 244« der Gemeentewet.
De bijdrage is verschuldigd over het afgeloopen leer
jaar en wordt berekend door vijftig ten honderd van het
gemiddeld bedrag van de kosten der school per leerling
te vermenigvuldigen met het getal leerlingen uit die
gemeente dat in dat jaar tot de school was toegelaten.
Art. 3.
Het gemiddeld bedrag der kosten bedoeld in artikel 2
wordt gevonden door het totaal van de kosten der school
wegens:
ci. de jaarwedden van de directeuren, leeraren en
beambten dier scholen;
b. de eventueele bijdrage tot het pensioen van het
sub a bedoelde personeel en van de weduwen en weezen
van dat personeel;
c. het oprichten of uitbreiden en instandhouden of
het huren der schoollokalen en der woningen van de
directeuren, leeraren en beambten, voor zooveel die het
genot van ambtswoning mochten hebben; de inrichting
of verandering van inrichting der schoollokalen, zoo
mede den aankoop of de erfpacht of het huren van ter
reinen en van de inrichting van terreinen;
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl no. 6'.
d.
verlichting,
verwarming en schoonmaak der
schoollokalen, zoomede water- en krachtverbruik;
e. het aanschaffen en onderhouden der schoolmeu-
belen, werktuigen en verdere hulpmiddelen voor het
onderwijs;
uitgaven voor administratie, drukwerk en adver-
tentiën;
g. de plaatselijke commissie van toezicht op het
middelbaar onderwijs;
h. andere uitgaven ter verzekering van den goeden
gang van het onderwijs,
na aftrek van het totaal jaarlijksch bedrag der school
gelden, te deelen door het geheele getal leerlingen, het
welk bij den aanvang van het leerjaar tot de school
was toegelaten.
Art. 4.
Bij de vaststelling van het totaal der kosten wordt
van de bedragen, uitgegeven voor de oprichting van
schoollokalen en den aankoop en de inrichting van ter
reinen geen hooger percentage in rekening gebracht dan
de drie ten honderd rente gevende Nationale Schuld op
den eersten beursdag van het jaar over hetwelk de bij
drage wordt verleend, voor den verkrijger afwierp, ver
meerderd met een half ten honderd.
Art. 5.
Indien het schoolgeld volgens de betrekkelijke heffings
verordeningen slechts voor een gedeelte van een jaar
verschuldigd is wordt de bijdrage over gelijk tijdvak
berekend.
Art. 6.
De bijdrage moet worden betaald binnen twee maan
152
den nadat het bedrag daarvan, door Burgemeester en
Wethouders van Leeuwarden aan het betrokken gemeen
tebestuur is opgegeven.
Overgangsbepalingen.
Art. 7.
Ten opzichte van de leerlingen welke vóór 1 Januari
1923 waren toegelaten is, gedurende den geheelen
schooltijd, de bijdrage in haar geheel verschuldigd voor
hen die bij den aanvang van het leerjaar 1923/24 be-
hooren tot de le klasse;
voor voor die, welke bij den aanvang van het
leerjaar 1923/24 behooren tot de 2e klasse;
voor 2/4 v00r die, welke op dat tijdstip behooren tot
de 3e klasse;
voor y4 voor die, welke op dat tijdstip behooren tot
de 4e klasse,
terwijl voor die, welke op dat tijdstip behooren tot
de 5e klasse, geen bijdrage verschuldigd is.
De in de vorige zinsnede gestelde bepaling geldt
alleen voor de school van middelbaar onderwijs voor
meisjes en hoogere burgerschool met 3-jarigen cursus
met aansluitende hoogere handelsschool met 2-jarigen
cursus, waarbij beide laatste als een geheel zijn te be
schouwen.
Voor de leerlingen welke vóór 1 Januari 1923 tot de
middelbare avondhandelsschool waren toegelaten is,
gedurende den geheelen schooltijd, de bijdrage in haar
geheel verschuldigd voor hen die bij den aanvang van
het leerjaar 1923/1924 tot de le klasse behooren.
de halve bijdrage voor hen, die op dat tijdstip be
hooren tot de 2e klasse,
terwijl voor hen, die op dat tijdstip tot de 3e klasse
behooren, geen bijdrage verschuldigd is.
Art. 8.
De bijdrage, berekend met toepassing van het be
paalde bij artikel 7, wordt gesteld op zoodanig bedrag,
dat deze met het schoolgeld niet lager is dan het bedrag
dat aan schoolgeld zou zijn geheven indien de tot 1
September 1922 gegolden hebbende schoolgeldverorde
ning voor de school van middelbaar onderwijs voor
meisjes en die van de middelbare avondhandelsschool
nog van kracht waren geweest, en eerstgenoemde
schoolgeldverordening ook voor de hoogere burger
school met hoogere handelsschool had gegolden.
Art. 9.
Over het leerjaar 1922/23 wordt het eventueele ver
schil in minder tusschen het verschuldigd schoolgeld
volgens de nieuwe en de oude verordeningen, bedoeld
in artikel 8, als bijdrage geheven.
Leeuwarden,
19
De Raad voornoemd,
153