Bijl no. JO.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Met deze ervaringen voor oogen heeft de Gemeen
teraad, op ons voorstel, bij het vaststellen van de jaar
wedden van het aan de in het vorige jaar geopende
(niet gesubsidieerde) gemeentelijke hoogere burger- en
hoogere handelsschool verbonden personeel, waarvoor
overigens de rijksregeling werd gevolgd, die jaarwedden
met 10 ten honderd verhoogd, teneinde te bevorderen,
dat, zoo mogelijk, bevoegd personeel kon worden be
noemd. Het meerdere salaris valt dus te beschouwen
als een compensatie voor het gemis van velerlei, wat
meer gunstig gelegen plaatsen wel bieden.
Met betrekking tot de inhouding van de pensioens
bijdragen op de jaarwedden van het personeel aan het
gymnasium wordt bovendien nog opgemerkt, dat deze
gemeente die bijdragen op hare ambtenaren niet ver
haalt. Wordt thans dus besloten tot inhouding daarvan
op het aan het gymnasium verbonden personeel, dan
wordt daarmede, in verhouding tot de andere gemeente
ambtenaren, eene hoogst onbillijke toestand in het leven
geroepen.
Wij hebben in verband met het bovenstaande dan
ook de eer Uwe Excellentie te verzoeken ons te willen
mededeelen of het Uwe goedkeuring kan wegdragen,
dat
a. op de jaarwedden van het aan het gymnasium
Aan Zijne Excellentie
den Minister van Onderwijs
Kunsten en Wetenschappen.
verbonden personeel geen pensioensbijdragen worden
ingehouden
b. de gemeente de noodige vrijheid behoudt in de
saiarisregeling van het personeel aan het gymnasium,
of dat, moet zij worden herzien, in de betrekkelijke ver
ordening eene bepaling wordt opgenomen in den geest
van die voor de niet gesubsidieerde gemeentelijke hoo
gere burger- en hoogere handelsschool, waarbij de
jaarwedden met een bepaald percentage boven de rijks
regeling zijn verhoogd.
Met het oog op het belang dat aan het totstandkomen
van de onder b bedoelde bepaling is verbonden zijn wij
desnoods bereid, indien zulks door U als eisch gesteld
mocht worden, aan den Gemeenteraad voor te stellen
de daaraan verbonden meerdere kosten geheel voor re
kening der gemeente te nemen.
Wij veroorloven ons bij U op een, zoo mogelijk,
spoedig antwoord aan te dringen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester
M. GOSLINGS, Secretaris.
Litt. C.
Schrijven van den Minister
van O. K. en W. aan Bur
gemeester en Wethouders.
Bericht op schrijven van
5 Februari 1923, no. 4040/214.
Betreffende
verhaal van pensioensbijdragen
gymnasium Leeuwarden.
Nr. 1427 Afd. M. O.
Aan
Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
's Gravenhage, 14 Maart 1923.
Ik heb de eer Uw College mede te deelen, dat ik met
het oog op de consequenties, geen vrijheid kan vinden
om wijziging te brengen in de in mijn schrijven van
27 October 1922 no. 11436, Afd. M. O., gestelde sub
sidievoorwaarden en mitsdien geen goedkeuring zal
hechten aan eventueele bepalingen in de plaatselijke
jaarwedderegeling als onder a en b van nevensvermeld
schrijven bedoeld.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen,
Voor den Minister,
De Secretaris-Generaal,
C. FEITH.
Litt. D.
Schrijven van Curatoren aan
Burgemeester en i Wethouders
Bericht op schrijven van 28
Aug. 1923, 2760, 2979/1270.
Leeuwarden, 20 September 1923.
Bij Uw nevensvermeld schrijven wordt ons de vraag
gesteld of, nu de Regeering een nieuwe regeling der
salarissen van de leeraren der Gymnasia vaststelde,
waarbij deze in het geheele land op hetzelfde peil wor
den gebracht, en nu de Regeering niet wenschte toe te
laten dat voor de leeraren aan het Leeuwarder Gym
nasium gunstiger bestaansvoorwaarden werden gescha
pen, waardoor de lust om naar deze excentrisch gelegen
gemeente te solliciteeren, kon worden aangewakkerd, de
vrijheid der gemeente niet in die mate aan banden wordt
gelegd, dat het aanbeveling zou verdienen om het Rijks
subsidie prijs te geven, teneinde van verdere in
menging van het Rijk gevrijwaard te zijn. Wij hebben
bij de ernstige en langdurige behandeling dezer vraag
toegestemd dat het door U geschetste euvel inderdaad
een groot bezwaar kan opleveren, doch dat het ook voor
dezen bestond, daar reeds sedert eenige jaren de wedden
der gymnasiale leeraren over het geheele land bij een
zelfde schaal worden geregeld, behoudens een korting
van 4 en 8 voor gemeenten van de 2e en 3e klasse.
Den vroegeren toestand weer te gaan invoeren en
daarmede een stelsel van opbieden van de gemeenten
tegen elkaar, opnieuw te gaan sanctionneeren, zou stel
lig ook groote nadeelen medebrengen. Tot nu toe hebben
wij ook door Uwe krachtige medewerking, o. a. bij de
benoeming van een rector, weinig nadeel van de gel
dende regeling ondervonden. Maar de tijd kan aanbre
ken, dat de nadeelen aan de huidige regeling verbonden,
zich zoo sterk doen gelden, dat de zorg voor het onder
wijs noodzaakt om zich van de rijksregeling los te
maken.
Wanneer het getal leerlingen dat volgens het Ko
ninklijk besluit van 28 December 1922 in een klasse mag
worden toegelaten en waarbij of waarbeneden het
niet wordt toegestaan een klasse te splitsen zooals
de Minister van Onderwijs, met toepassing van artikel 6
166
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923.
Art. 8.
Als diensttijd telt ten volle mede de tijd in vasten of
tijdelijken dienst als leeraar doorgebracht aan hoogere
burgerscholen, middelbare scholen voor meisjes, gym
nasia, lycea, middelbare of hoogere handelsscholen,
zeevaartscholen, middelbare nijverheids- en landbouw
scholen, kweekscholen voor onderwijzers en onderwij
zeressen, de Koninklijke militaire academie, het Ko
ninklijk instituut voor de marine, de voormalige marine-
machinistenschool, de adspirantenschool der marine te
Dordrecht, de cadettenschool en den hoofdcursus te
Kampen en de dagcursussen bij het wapen der infanterie,
voor zoover zij het onderwijs hebben gegeven in vakken,
genoemd in de wet tot regeling van het middelbaar on
derwijs, zoomede als onderwijzer op jaarwedde aan
Rijksnormaallessen.
Diensttijd, als lector of assistent aan eene uni
versiteit of hoogeschool telt mede, indien, en voor zoo
ver zulks, gelet op het karakter der bewezen diensten,
naar de meening van Burgemeester en Wethouders,
billijk is.
Diensttijd aan lagere scholen en aan dagscholen voor
lager nijverheids-, handels- en landbouwonderwijs telt
voor de helft mede, met dien verstande, dat deswege
niet meer dan zes dienstjaren worden vergolden.
Diensttijd, bewezen aan avondscholen, komt in geen
geval in aanmerking.
Bij de vaststelling van den totalen diensttijd worden
onderdeelen van een maand verwaarloosd, indien zij
minder dan 16 dagen omvatten en voor een volle maand
geteld, indien zij 16 of meer dan 16 dagen omvatten.
Aan de leeraren, in het bezit van den doctorstitel,
verkregen aan eene Nederlandsche Universiteit of Hoo
geschool, wordt vier jaar meer dan de werkelijke dienst
tijd vergolden.
Leeraren, die naast de volledige bevoegdheid voor
een bepaald vak aan de hoogere burgerschool met vijf
jarigen cursus ook bevoegdheid hebben voor een ander
vak aan eene hoogere burgerschool met vijfjarigen
of driejarigen cursus, krijgen deswege twee dienstjaren
vergolden en ontvangen een toelage van 200.
Hierbij wordt de plant- en dierkunde als één vak aan
gemerkt en blijven boekhouden, teekenen en lichamelijke
oefening als bevoegdheden voor den vijfjarigen cursus
buiten beschouwing. De laatste drie vakken worden ten
deze met bevoegdheden voor de hoogere burgerschool
met driejarigen cursus op één lijn gesteld.
Art. 9.
De verhoogingen van jaarwedden geschieden door
Burgemeester en Wethouders. Dit college is bevoegd,
behoudens beroep van den betrokkene op den Raad,
eene verhooging wegens diensttijd niet toe te kennen,
hetzij ambtshalve, na ingewonnen advies, hetzij op
voorstel van curatoren. Dezen hooren in beide gevallen
den betrokkene en, waar het een leeraar geldt, den
rector.
De verhoogingen wegens diensttijd gaan in met den
eersten dag der maand, volgende op die, waarin de
diensttijd is volbracht, tenzij de diensttijd op den eersten
dag der maand volbracht zij in dat geval gaan zij op
dien datum in.
De verhoogingen wegens het behalen van den doc
torstitel of het verkrijgen van eene volledige bevoegd
heid in een der door de leeraren onderwezen vakken
gaan in met den eersten dag der maand, volgende op
die, waarin die titel of bevoegdheid is verkregen, tenzij
de titel of bevoegdheid op den eersten dag der maand
verkregen zij in dat geval wordt de jaarwedde ver
hoogd met ingang van dien datum.
Art. 10.
Voor de berekening der jaarwedde of bezoldiging bij
169