Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. indiensttreding of ontslag in den loop eener maand, wordt de maand op 30 en het jaar op 360 dagen gesteld. Art. 11. Indien een leeraar gedurende vier achtereenvolgende jaren hetzelfde getal wekelijksche lessen heeft gegeven, mag zijne jaarwedde daarna zonder zijne toestemming niet naar een lager getal lessen worden berekend. In dien een leeraar gedurende vier achtereenvolgende jaren een verschillend getal wekelijksche lessen heeft gegeven, mag zijne jaarwedde daarna zonder zijne toe stemming niet naar een lager getal lessen worden be rekend dan hij heeft gegeven in het jaar, toen zijn getal lessen het kleinst was. Art. 12. Leeraren kunnen, voor zoover zij onderwijs geven in andere vakken dan dat van lichamelijke oefening en zij hunne hoofdbetrekking bij het wettelijk geregeld onder wijs hebben, behoudens het bepaalde in het volgend ar tikel, gedurende een cursusjaar per lesuur 50.meer ontvangen dan hun volgens het normale tarief zou toe komen, indien hun getal lessen zoo klein is, dat hun totaal salaris bij het wettelijk geregeld onderwijs zou blijven beneden 3000.indien zij minder dan twee dienstjaren hebben, en beneden 3120.3240. 3360.—, 3480.—, 3600.—, 3660.—, 3720.—, 3780.3840.en 3900.indien zij onder scheidenlijk 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18 en 20 of meer dienstjaren hebben. Intusschen wordt de verhooging per lesuur niet verder verleend dan ter bereiking van deze grenzen noodig is. Voor de leeraren in de lichamelijke oefening gelden als grenzen ten deze 3000.bij minder dan 2, en 3120.—, 3240.—, 3360.—, 3480.—, 3540.—, 3600.3660.en 3720.bij onderscheidenlijk 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 of meer dienstjaren. Art. 13. Indien blijkt, dat een leeraar als bedoeld in het vorig artikel geweigerd heeft in het afgeloopen cursusjaar een voor hem geschikte nevenbetrekking te aanvaarden, hoewel zijn totaal getal lessen daardoor niet boven dertig zou zijn gekomen, wordt de in het vorig artikel bedoelde verhooging van het bedrag, per lesuur te rekenen van het begin van het cursusjaar, niet meer toegepast. Een leeraar is daarbij vrij al dan niet eene betrekking aan eene confessioneele school te aanvaarden, terwijl betrekkingen aan scholen voor lager of uitgebreid lager onderwijs, alsmede diensten bewezen als directeur en leeraar van gymnastiekvereenigingen enz. buiten beschouwing blijven. Art. 14. De jaarwedde van den concierge bedraagt 1600. na 1,2, 3, 4, 5, 6 en 7 jaar telkens met 100.te verhoogen tot een maximum van 2300.en vermin derd met 15 wegens het genot van vrije woning. Indien de concierge aantoont dat de huurwaarde der woning, bepaald naar art. 10 der wet op de personeele belasting 1896, minder bedraagt dan de hierboven ver melde aftrek van 15 wordt de aftrek op het bedrag van die huurwaarde gesteld. Art. 15. Boven en behalve de wedde, naar deze verordening toe te kennen, genieten de rector, de leeraren en de concierge, bij wijze van tijdelijke toelage, voor hunne wettige of wettelijk erkende, zoomede voor de uit een 170 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Hijl. HO. 10. vroeger huwelijk van hun echtgenoot gesproten kinderen beneden den leeftijd van 18 jaar, die zij op den lsten Januari van het jaar bezitten, een kindertoelage, be dragende per kind 2y2 ten honderd van de wedde, die zij op dien datum of, bij latere indiensttreding in eene eerste betrekking, op den datum der indiensttreding ge nieten, zulks met dien verstande a. dat de toelage tenminste 50.en ten hoogste in totaal 200.per kind per jaar bedraagt en naar boven wordt afgerond tot een vollen gulden b. dat ingeval beide ouders leeraren zijn aan het gymnasium, uitsluitend rekening wordt gehouden met de wedde van den hoogst bezoldigden ouder c. dat indien de andere ouder anders dan op grond van deze verordening eene kindertoelage geniet, de in dit artikel bedoelde toelage slechts wordt uitgekeerd, indien en voorzoover deze toelage hooger is dan hetgeen door den anderen ouder uit anderen hoofde wordt genoten. Voor de betrekkingen, die bezoldigd worden met een evenredig gedeelte van de wedde van eene andere be trekking, geldt als minimum een in dezelfde evenredig heid bepaald gedeelte van het in het vorig lid onder a gestelde minimum. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid geldt het in het daaraanvoorafgaande lid onder a gestelde minimum niet voor de betrekkingen, welke als neven betrekkingen zijn te beschouwen, tenzij belanghebbende meer dan een van dergelijke betrekkingen bekleedt en daarin een volle dagtaak vindt, in welk geval, indien de toelage over de gezamenlijke bezoldiging minder be draagt dan het evengenoemde minimum, die toelage met dat verschil wordt verhoogd. Art. 16. Bij aanvragen aan Burgemeester en Wethouders om verlof tot afwezigheid wegens ziekte door den rector of een leeraar wordt tevens een geneeskundige ver klaring overgelegd, waaruit blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid verhinderd is zijne betrekking waar te nemen. Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie maan den of wanneer het overigens door Burgemeester en Wethouders wordt gevorderd, dan hervat de rector of de leeraar zijne werkzaamheden niet eerder, dan na inzending aan Burgemeester en Wethouders van eene geneeskundige verklaring, waaruit blijkt, dat die her vatting kan worden toegelaten met het oog op de be langen, zoowel van het onderwijs, als van den betrok kene zelf en van de leerlingen. Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte wordt aan den rector of den leeraar gedurende het eerste jaar na den datum, die in het besluit, waarbij hem het verlof verleend is, als aanvang daarvan is vastgesteld, de jaarwedde geheel uitgekeerd gedurende het tweede jaar wordt op zijne jaarwedde ingehouden hetgeen in dien tijd besteed is aan de waarneming van den dienst over den verderen duur van het verlof wordt de jaar wedde geheel ingehouden. De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te heb ben voortgeduurd, indien binnen twee maanden nadat de werkzaamheden hervat zijn, opnieuw wegens ziekte verlof wordt verleend. De termijn van twee maanden wordt door de vacan- ties opgeschort. Art. 17. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 September 1923. Voor de leeraren en den concierge, die op 31 Augustus 1923 in dienst waren, blijft van kracht de verordening tot vaststelling van het getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan het gymnasium, gemeenteblad 1916 171

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 84