Bijl no. 14. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. wijzers voor hare rekening wenscht te nemen, te worden bepaald op 36, maakt dus voor eene school met zes klassen 6 X 36 is 216 leerlingen en is 5 meer dan 211, waarvoor het Rijk (volgens de nieuwe wet) zes leer krachten vergoedt. Misschien verdient het ovei weging om het aantal leerlingen per klasse voor deze scholen te bepalen op gemiddeld 36 per klasse met een maxi mum van 38. Er is dan eenige speling, zoodat in de eene klasse b.v. 34 en in de andere klasse 38 leerlingen zouden kunnen worden ondergebracht. In de hierboven gemelde 122 lokalen zouden dus kunnen plaats nemen 122 X 36 is 4392 leerligen. Volgens den toestand op 1 October 1922 bedroeg het aantal kinderen aan de zes-klassige scholen 3700 Waarschijnlijk zullen hiervan naar de op te richten bijzondere school van de Leeuwarder Schoolvereeniging, hierna genoemd school A, vertrekken340 Idem naar de bijzondere school van de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeni ging, hierna genoemd school B 60 Blijft 3300 Het totaal aantal leerlingen in de 6e klasse van de zes-klassige scholen be draagt 510 Hiervan gaan waarschijnlijk niet over naar een hoogere klasse50 zoodat met 1 September 1923 naar andere scholen vertrekken460 Blijft 2840 Het aantal nieuwe leerlingen voor de le klasse zal op 1 September 1923 ongeveer bedragen (zonder school A)630 Het aantal leerlingen voortvloeiende uit ves tiging van gezinnen uit andere in deze gemeente wordt geschat op130 Het aantal leerlingen aan de zes-klassige scholen zal dus met den aanvang van den nieu wen cursus vermoedelijk bedragen 3600 't Aantal hiervoor beschikbare lokalen be draagt, zooals hierboven ook reeds is opgemerkt 122 Aan de bijzondere school A zullen waar schijnlijk moeten worden afgestaan 12 lokalen idem aan de bijzondere school B 8 Voor de onder te brengen school voor achterlijke kinderen (zwak zinnigen) moet worden gerekend op school 9 met8 28 Het aantal beschikbare lokalen voor de zes- klassige scholen bedraagt derhalve 94 Voor de bovengenoemde 3600 leerlingen zijn noodig 3600 36 is 100 lokalen, mitsdien 6 lo kalen te weinig. Er kunnen nog (hulp)lokalen worden geves tigd in gemeenteschool no. 14 (lokalen handen arbeid) 2 op het Jacobijnerkerkhof2 in de school bij de Oldehove2 Maakt in totaal 100 lokalen, welke dus alle in gebruik zouden moeten wor den genomen. De leerlingen kunnen dus met 1 September 1923 worden geplaatst, maar dan is ook geen enkel lokaal meer beschikbaar. Worden de zoo juist genoemde zes (hulp)lokalen buiten beschouwing gelaten, dan zou er dus feitelijk behoefte bestaan aan één nieuwe school met zes lokalen en gymnastieklokaal. Waarschijnlijk verdient het aanbeveling om dan over te gaan tot den bouw van twee zes-klassige scholen met een gymnastieklokaal onder één dak. Wordt hiertoe besloten, dan zou daarvan één school met zes lokalen voorloopig in reserve blijven, maar er moet niet ver geten worden dat, zulks met het oog op de uitbreiding der gemeente, tijdig voor schoolruimte dient te worden gezorgd. Bovendien blijven dan de lokalen voor handen arbeid in gemeenteschool no. 14 voor het doel waar voor deze zijn gebouwd beschikbaar, terwijl de indus trie- en huishoudschool de beide lokalen op het Jaco bijnerkerkhof zou kunnen krijgen, waaraan voor die school groote behoefte bestaat. De beide lokalen van de school bij de Oldehove zouden dan in reserve kunnen worden gehouden voor eventueele aanvragen van bij zondere schoolbesturen om lokalen, waardoor de ge meente dan niet dadelijk tot het beschikbaar stellen van de noodige gelden voor nieuw-bouw door die besturen zou behoeven over te gaan, een en ander als die beide lokalen door den inspecteur van het lager onderwijs geschikt worden geacht voor dat doel. Is dit laatste het geval en mocht een of ander schoolbestuur zich bij die beslissing niet wenschen neer te leggen, zoodat beroep bij den Minister wordt ingesteld, dan mag, lettende op de reeds vroeger gevallen beslissingen, ongetwijfeld worden aangenomen dat de gemeente in het gelijk wordt gesteld. B. (Aantal leerlingen per klasse). a. zes-klassige scholen. Uit het vorenstaande blijkt, dat is uitgegaan van de veronderstelling dat het aantal leerlingen voor de zes-klassige scholen voor gewoon lager onderwijs wordt gebracht op gemiddeld 36 per klasse met een maximum van 38 (thans 32) en voor de scholen voor het 7e en 8e leerjaar op 30 (thans 24) met een maximum van 32. Volgens het thans door de Tweede Kamer der Staten- Generaal aangenomen ontwerp tot wijziging der Lager Onderwijswet worden voor scholen voor gewoon lager onderwijs met een aantal leerlingen van 211 zes leer krachten vergoed. Blijft het aantal leerlingen per klasse bepaald op 32, waardoor een zes-klassige school 6 X 32 is 192 leerlingen zou tellen, dan zal voor iedere school de jaarwedde van één onderwijzer voor rekening der gemeente moeten worden genomen. Wordt evenwel dat aantal op 36 per klasse gebracht, dan zou het totaal aantal leerlingen per school bedragen 6 X 36 is 216, waarvoor, zooals hiervoor ook reeds is opgemerkt, alle zes leerkrachten door het Rijk worden vergoed. Eene speling van 5 leerlingen per school is natuurlijk min stens gewenscht. Bij 32 leerlingen per klasse moet dus de gemeente één boventalligen onderwijzer voor hare rekening nemen. Voor 20 scholen zou dit dus neerkomen op een jaarlijksche uitgaaf (de jaarwedde op gemiddeld 2500.genomen) van50.000. Bovendien kunnen de besturen van bij zondere scholen in dat geval om een on derwijzer voor gemeente-rekening komen vragen, hetgeen, wordt daarvoor op acht van die scholen gerekend, eene uitgaaf per jaar is van20.000. Totaal per jaar 70.000. Het onmiddelllijk gevolg van het blijven bepalen van het aantal leerlingen per klasse op 32 zou bovendien zijn, dat tot meerdere uitbreiding van het aantal schoolge bouwen voor gewoon lager onderwijs zou moeten wor den overgegaan. Hiervoor mag zeker gerekend worden op twee nieuwe scholen met gymnastieklokalen, waar van de kosten, globaal berekend, geschat mogen worden op 150.000.— b. 7e en 8e leerjaarscholen. Voor deze (4-klassige 186 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. scholen) moet het aantal leerlingen per klasse op ge middeld 30 (thans 24) met een maximum van 32 be paald worden, wil de gemeente alle vier leerkrachten van het Rijk vergoed krijgen. Het Rijk geeft n.l. volgens de jongste wetswijziging voor 117 leerlingen vier leer krachten. Blijft het aantal leerlingen per klasse op 24 bepaald, maakt in in totaal 4 X 24 is 96 leerlingen, dan moet de gemeente voor elke van de drie scholen een leerkracht betalen dit maakt een jaarlijksche uitgaaf van 3 X 2500 is 7500.—. Wordt het getal leerlingen per klasse derhalve niet opgevoerd tot het gedachte aantal, zoo beteekent dit voor de gemeente eene uitgaaf ineens van 150.000. en eene jaarlijksche uitgaaf van 70.000.1- 7500. 77.500.Hieraan is nog toe te voegen 2000. als salaris van den concierge voor de in dat geval te bouwen scholen, alsmede 16.500 wegens rente en af lossing van het stichtingskapitaal, hetgeen in totaal eene jaarlijksche uitgaaf maakt van 77.500 -J- 18.500. 96.000.alles volgens globale berekening. Deze nota geeft derhalve aanleiding tot het trekken van de navolgende conclusies 1. verhooging van het aantal leerlingen per klasse aan de scholen voor gewoon lager onderwijs (zes-klas sige scholen) van 32 tot 36 gemiddeld met een maxi mum van 38 2. verhooging van het aantal leerlingen per klasse aan de scholen voor gewoon lager onderwijs (7e en 8e leerjaarscholen) van 24 tot 30 gemiddeld met een maximum van 32 3. de wenschelijkheid van den bouw van één school voor gewoon lager onderwijs met zes lokalen en gym nastieklokaal om te voorkomen dat met 1 September 1923 gebruik zou moeten worden gemaakt van de hier- bovenvermelde zes hulplokalen 4. de wenschelijkheid om, mocht overeenkomstig sub 3 worden besloten over te gaan tot den bouw van twee scholen met één gymnastieklokaal onder één dak (de kosten voor den bouw komen daardoor voordeeliger en met één gymnastieklokaal kan worden volstaan) 5. het afstaan van twaalf lokalen aan de Leeuwarder Schoolvereeniging 6. het afstaan van acht lokalen aan de Nederlandsch Hervormde Schoolvereeniging. Leeuwarden, 10 Februari 1923. De Wethouder van Onderwijs, S. TULP Sz. 187

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 92