Bijl. no. 15. Bijlage no. 15. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. HERZIENING der voorwaarden van levering van electrischen stroom door de Provincie. Aan den Gemeenteraad. Op 28 Maart 1922 heeft Uwe Vergadering besloten mede te werken tot wijziging van de voorwaarden van 21 October 1917 van stroomlevering door het Provin ciaal Electriciteitsbedrijf. Bij dit besluit werd in hoofdzaak tegemoet gekomen aan de wenschen die Gedeputeerde Staten hadden geuit bij schrijven van 1 September 1921 no. 40, 2e afd. F. Wij meenen hiervoor te mogen verwijden naar blad zijde 83 der Handelingen van 1922, punt 7'. Alleen willen wij nog eens nadrukkelijk naar voren brengen, dat berekend was dat aanneming van dit voorstel aan de gemeente zou kosten een som van 16.000.tot 42.000.en dat, behalve bestendiging van de z.g.n. groote kolenclausule, aan de finantieele wenschen van Gedeputeerde Staten van dat oogenblik werd tegemoet gekomen. Reeds op 25 September van hetzelfde jaar ontvingen wij echter een schrijven waarin hetzelfde college mededeelt, dat het bedrijf voor groote verliezen komt te staan „zeer veel grooter dan die welke bij den „opzet van het bedrijf voor een reeks van jaren werden „geraamd. Dat die verliezen de geraamde zoover over treffen is voor het overgroote deel veroorzaakt door „de uitvoering der oude contracten en ook van de met „Uwe gemeente gesloten overeenkomst, contracten die „onder een geheel andere conjunctuur en in geheel „andere veronderstellingen dan na de groote wereld gebeurtenissen bleken juist te zijn, werden opgezet". Gedeputeerde Staten hebben zich blijkbaar bij hun schrijven van 1 September 1921, geleid door een onvol ledige boekhouding, vergist door een zoodanige ver hooging van den stroomprijs te vragen dat deze aan de Gemeente slechts bovenbedoeld bedrag kon kosten, welke bijdrage toch vermoedelijk het tekort moest aangeven dat Leeuwarden op de provinciale stroom levering veroorzaakte of een willekeurig, nergens op steunend, cijfer was. Ook nu meenen wij dat het college zich vergist en dat niet door de oude contracten het overgroote deel van het verlies wordt veroorzaakt zeker hebben de groote wereldge- )eurtenissen een gansch andere conjunctuur doen ont staan en hebben zij eenigszins ingewerkt op de oude contracten, doch de enorme invloed, dien zij op het jrovinciaal bedrijf gehad hebben, gaat geheel buiten cle oude contracten om. Waar wij met het provinciaal bedrijf als zoodanig niets te maken hebben, ligt het niet op onzen weg na te gaan in welk opzicht deze groote wereldgebeurte nissen het enorme verlies voor het bedrijf hebben ver oorzaakt en of gedurende die periode de gestie van het bedrijf geweest is zooals wij die zouden gewenscht hebben. Naar aanleiding van bovenaangehaald schrijven heeft een conferentie met Gedeputeerde Staten plaats gehad, waarna onder dagteekening van 17 October 1922 no. 2, 2e afd. F, wederom een verzoek inkwam tot wijziging der stroomleveringsovereenkomst. In het kort komt dit verzoek hierop neer a. bij de reeds in de overeenkomst genoemde maan den, waarin gedurende de avonduren voor afgenomen stroom het z.g.n. hoogtarief moet worden betaald, worden nog twee maanden ingevoegd derhalve uit breiding van den z.g.n. spertijd b. voor de verrekening van de te betalen hoogste belasting wordt een ander systeem ingevoerd en tevens de prijs daarvan sterk verhoogd c. de geleverde kilowatturen worden onderscheiden in avond K.W.-uren en overige K.W.-uren en de prijs zeer sterk verhoogd d. in de in het contract opgenomen kolenclausule wordt de steenkolenprijs van 10.80 op 20.80 gebracht e. voor aansluitingen van grootverbruikers, die een verhooging der grootste belasting in de winter avonduren veroorzaken, kan een afzonderlijke regeling worden getroffen een herziening van de tarieven der overeenkomst na 31 December 1927 g. ingaan der voorgestelde wijzigingen met 1 Januari 1922 met een speciale bepaling voor dat jaar, met het oog op niet meer mogelijk zijn van verhooging der prijzen over dat jaar. Bij dit schrijven is gevoegd een memorie van toe lichting. Nader is dit verzoek van Gedeputeerde Staten ver dedigd in een bijeenkomst van leden van den Raad, ge houden op 9 Jauari 1923, door den heer Mr. P. S. Gerbrandij. Het stenografisch verslag van deze bijeen komst ligt bij de stukken ter inzage. In deze bijeenkomst bleek dat zeer vele raadsleden er prijs op zouden stellen te weten te komen, wat de stroomopwekking aan Leeuwarden zou gekost hebben, indien de centrale niet aan de provincie was verkocht geworden, doch het productiebedrijf aan onze stad was gebleven. Wij hebben den Directeur der gemeente-lichtbedrijven gevraagd te willen nagaan of het mogelijk zou zijn een dergelijke berekening op te zetten. Wij ontvingen daarop onder dagteekening van 27 Ja nuari 1923 no. 23/4 een uitvoerig en duidelijk schrijven met vele bijlagen, welk schrijven wij U ten zeerste ter lezing aanbevelen en waarmede wij ons geheel kunnen vereenigen. Slechts op enkele punten willen wij in het bijzonder de aandacht vestigen. Waar alles op veronderstellingen rust is het uit den aard der zaak zeer moeilijk om hier met gege vens te komen, schrijft de Directeur. Enkele gegevens staan, naar wij meenen, onomstootelijk vast en een dezer is het contract van stroomlevering, hetgeen bestond tusschen de gemeente Leeuwarden en de N. V. Kabel maatschappij Gebied Leeuwarden (K.G.L.). Uit artikel 1, alinea 1, blijkt duidelijk dat Leeuwarden verplicht was alle electriciteit te leveren welke in „normale om standigheden" zal noodig blijken te zijn in de bij de K. G. L. aangesloten gemeenten en uit alinea 5, dat de K. G. L. eerst dan over het meer ge vraagde vermogen zal kunnen beschikken als de noodige werken daarvoor waren uitgevoerd en Leeu warden aan de K. G. L. hiervan had kennis gegeven. Wij deelen dit hier mede, omdat ons dikwijls is te kennen gegeven van de zijde der Provincie, dat ook deze gemeente in de oorlogsjaren voor zeer groote uitbrei dingen zou gestaan hebben ter wille van het nakomen van het contract met de K. G. L. het blijkt echter dat slechts alle electriciteit was te leveren welke in „normale omstandigheden" noodig zou zijn geweest. Verder zijn wij er van overtuigd dat de verhouding van Leeuwarden tegenover de K. G. L. gemeenten, die ook zeker een kolenclausule aanvaard zouden heb ben, evenals zij ook tegenover de Provincie gedaan hebben, een andere meer gemoedelijke zou zijn geweest, dan die van deze zelfde gemeenten in dien tijd tegenover het P. E. B., waarbij toen ter tijde alles kon. De Directeur bespreekt ook de tariefkwestie in Noord- Holland, welke Gedeputeerde Staten in de memorie van toelichting op hun schrijven aanhalen, terwijl zij daarbij aannemen dat de resultaten, in Noord-Holland door onderling overleg tusschen het provinciaal bedrijf en de afnemende gemeenten verkregen, werkelijkheid zijn ge worden. Sedert dien zijn echter door de gemeenten in meerderheid deze tariefswijzigingen niet aanvaard. Past men de cijfers, zooals deze in de besprekingen 189

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 93