ft ft ft ft ft t T—l T"~' r—4 T—l Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. stroomlevering aan Leeuwarden uit te lichten, zou aan onze stad de mogelijkheid worden ontnomen in concur rentie met andere electriciteitsbedrijven, zoowel in als buiten de provincie en in concurrentie met andere krachtopwekking de opleving en uitbreiding van indu strie en daarmede den bloei van Leuwarden zooveel mogelijk te bevorderen. Uit de mededeeling van den heer Gerbrandy in de Raadsvergadering van 9 Januari 1923 meen ik de con clusie te mogen trekken, dat Leeuwarden niet ontkomen zal aan belastingen, hetzij in den vorm van opcenten, hetzij afzonderlijk door de provincie ten behoeve van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf te heffen. Deze be lastingen vloeien voort grootendeels of geheel naar gelang Leeuwarden niet of al meer voor zijn stroom gaat betalen, uit voorzieningen ten behoeve van de electrificatie van Friesland, buiten Leeuwarden. Deze belasting zal voorloopig, indien de veronder stelling in mijn schrijven No. 22/72 d.d. 30 October 1922 genoemd, juist zou zijn, voor Leeuwarden circa 90.000.tot 110.000.- per jaar bedragen. Resumeerende de hoofdzaken kan m. i. veilig worden geconstateerd 1. dat de aangeboden nieuwe contractvoorwaarden naar alle waarschijnlijkheid een niet onbelangrijk bedrag meer van het Gemeentelijk Electriciteit- bedrijf vragen, dan bij behoud van eigen centrale voor stroomopwekking noodig had behoeven te zijn 2. dat door de Leeuwarder burgerij waarschijnlijk voor tenminste een 43/386 gedeelte zal moeten worden bijgedragen in de verliezen op de stroom levering aan overig Friesland, voorshands ge taxeerd op pl.m. 1 tot 0.8 millioen per jaar 3. dat het ondoenlijk is in 1923 vast te stellen, welke bedragen per jaar tot 1 October 1946 toe Leeu warden voor eigen stroomopwekking had moeten betalen, dat hieraan echter door een periodieke, b.v. 5-jaarlijksche, herziening eenigermate zou zijn tegemoet te komen 4. dat indien Leeuwarden jaarlijks een redelijk be drag zonder rentevergoeding ter beschikking stelt van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf met het recht van wederopvordering b.v. bij het einde van het thans geldende contract op 1 October 1946, deze handelwijze is te beschouwen als de verkoop van eene veronderstelde gemeentelijke centrale aan de provincie op dien datum, terwijl door dit ren teloos voorschot aan de provincie toch een niet onbelangrijk voordeel wordt geschonken (bij een jaarlijksche bijdrage van 100.000.vanaf 1923 zou de vordering bij een rentevoet van 6 na 23 jaar zijn opgeloopen tot 4.981.510.terwijl ze zonder rente bedraagt 2.300.000.de provincie heeft dan een voordeel aan niet te betalen rente van 2.681.510.—). Hoogachtend, De Directeur van het Gemeentelijk Electriciteitbedrijf, J. N. BLAAUW. BIJLAGE I. A. Welke productiekosten zouden Leeuwarden en de K. G. L. hebben gehad bij niet-overneniing door de provincie (Berekening van den Directeur van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf) Na de overneming in October 1916 is het bedrijf voort gezet met de van Leeuwarden en de K. G. L.-gemeenten overgenomen bedrijfsmiddelen. Wat het productiebedrijf betreft bestond deze uit een machine-installatie, die veilig belast kon worden met ten hoogste 1250 K.W. en eene ketelhuis-installatie, die zonder eenige reserve normaal tot 1250 K.W. kon worden belast. Om in de eigen behoeften van Leeuwarden en de K. G. L. te voorzien, moesten zoowel machine-installatie als ketelbatterij, alsook de gebouwen worden uitgebreid. (Hierbij moge worden aangeteekend, dat Leeuwarden, als gevolg van de onderhandelingen met de provincie^ in de laatste jaren geen uitbreidingswerken had uitge voerd, om te voorkomen, dat deze niet in het provinciale plan zouden passen en voor de samenwerking met de provincie een hinderpaal zouden kunnen vormen). Het hoogspanningsnet der K. G. L.-gemeenten voor zag niet in de stroomlevering naar Tietjerksteradeel en werd nog met 6000 Volt bediend. (Hierbij worde aan geteekend, dat tegen de uitbreiding van het hoogspan ningsnet der K. G. L. naar Tietjerksteradeel in begin 1914 van rijkswege bezwaar werd gemaakt in verband met het gebruik maken van den rijksweg Leeuwarden— Groningen, waarbij van rijkswege een ruimere opzet dezer werken werd verlangd). Gaat men als maatstaf van vergelijking uit van de gemiddelde productiekosten in de centrale en de door Leeuwarden betaalde bedragen voor den betrokken stroom, zoo komt men volgens de jaarverslagen 1916, 1917, 1918, 1919 en 1920 tot de volgende verschillen: jaarverslag 1916. Gemiddelde productiekosten in het tijdvak 1 October31 De cember 1916 per K.W. 69.94. K.W.U. 0.0284. Door Leeuwarden werd betrokken (staat II) en betaald 726 K.W7.477.50 538661 K.W.U. 8.304.92 Kolentoeslag 3.573.75 11.878.67 19.356.17 Het evenredig aandeel in de productiekosten bedroeg 726 K.W. a 69.94/4 12.694.11 538661 K.W.U. 0.0284 15.297.97 27.992.08 Naar dezen maatstaf gerekend heeft Leeuwarden 69.2 betaald van het evenredig aandeel in de gemid delde productiekosten, of wel het door Leeuwarden be taalde bedrag zou met 44 verhoogd hebben moeten worden om de gemiddelde productiekosten te verkrijgen. Jaarverslag 1917. Gemiddelde productiekosten Per K.W89.141/2 K.W.U0.0379 Door Leeuwarden werd betrokken (staat III) en betaald 539 K.W23.365.— 1.377.802 K.W.U. 21.567.03 aan kolentoeslag 17.046.83 38.613.86 61.978.86 Het evenredig aandeel in de productiekosten bedroeg 539 K.W. a 89.141/ 48.049.15 /2 1.377.802 K.W.U. a 0.0379 52.218.70 100.267.851/2 Naar dezen maatstaf gerekend heeft Leeuwarden 62 fc betaald van het evenredig aandeel in de gemiddelde productiekosten of wel het door Leeuwarden betaalde bedrag zou met 62 verhoogd hebben moeten worden om de gemiddelde productiekosten te verkrijgen. Jaarverslag 1918. Gemiddelde productiekosten Per K.W93.191/2 K.W.U0.096 Door Leeuwarden werd betrokken (staat III) en betaald 640 K.W26.900.— 1.564.155 K.W.U. 24.362.32i/2 aan kolentoeslag 80.601.16 104.963.481/2 131.863.48!/ Het evenredig aandeel in de productiekosten bedroeg 640 K.W. a 93.191/2 59.644.80 1.564.155 K.W.U. 0.096 150.158.88 209.803.68 196 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1923. Bijl. no. 15. Naar dezen maatstaf gerekend heeft Leeuwarden 63 betaald van het evenredig aandeel in de gemiddelde productiekosten of wel het door Leeuwarden betaalde bedrag zou met 60 verhoogd hebben moeten worden om de gemiddelde productiekosten te verkrijgen. Jaarverslag 1919. Gemiddelde productiekosten Per K.W82.32 K.W.U,0.1025 Door Leeuwarden werd betrokken (staat III) en betaald 1031 K.W41.445.— 2.470.950 K.W.U. 37.964.25 Kolentoeslag 146.110.07 '/2 184.074.32/2 225.519.32/2 Het evenredig aandeel in de productiekosten bedroeg 1031 K.W. a 82.32 84.871.92 2.470.950 K.W.U. a 0.1025 253.272.37/> 338.144.29/2 Naar dezen maatstaf gerekend heeft Leeuwarden 67 betaald van het evenredig aandeel in de gemiddelde productiekosten of wel het door Leeuwarden betaalde bedrag zou met 50 verhoogd hebben moeten worden om de gemiddelde productiekosten te verkrijgen. Jaarverslag 1920. Gemiddelde productiekosten Per K.W144.92 K.W.U0.1097 Door Leeuwarden werd betrokken (staat III) en betaald 1265 K.W. 3.225.747 K.W.U. aan kolentoeslag 49.286.20 236.992.38 48.775.— 286.278.58 335.053.58 Het evenredig aandeel in de productiekosten bedroeg 1265 K.W. a 144.92 183.323.80 3.225.747 K.W.U. a 0.1097 353.864.44/2 537.188.24/2 Naar dezen maatstaf gerekend, betaalde Leeuwarden 62>/2 van het evenredig aandeel in de gemiddelde productiekosten of wel het door Leeuwarden betaalde bedrag zou met 60 verhoogd hebben moeten worden 0111 de gemiddelde productiekosten te verkrijgen. De gemiddelde kosten per K.W. der hoogste belasting hebben in de jaren 1916191719181919 geen in vloed ondervonden van de uitbreidingswerken in de centrale, daar deze werken nog niet op het productie bedrijf hebben gedrukt. Eerst in 1920 komen deze wer ken, voor zoover gereed, ten laste van het productie bedrijf. Waar deze werken het doel hadden om te voorzien in eene grootere electriciteitsbehoefte dan van Leeu warden en de K. G. L. alleen, zou twijfel uitgesproken kunnen worden, of deze werken in dien omvang wel voor Leeuwarden en de K. G. L. noodig geweest zouden zijn. Deze twijfel is niet op een eenvoudige manier op te lossen, wel staat vast dat Leeuwarden voor de stroom levering aan zich en aan de K. G. L. in ieder geval tot zeer belangrijke uitbreidingen had moeten overgaan, waarvan de lasten dan op een kleiner aantal K.W. had moeten drukken. De kans, dat de kostprijs per K.W. der hoogste belasting lager geweest zou zijn dan in de provinciale centrale met grooter stroomverbruik bereikt werd, is naar mijne meening niet zeer groot. Eene verlaging van het kolencijfer per afgeleverd K.W.U. zou aan Leeuwarden en de K. G. L. ook alleen mogelijk zijn geweest door verandering van het ketel systeem, zoodat ook in dat opzicht geen gunstiger werk wijze voor Leeuwarden en de K. G. L. aangenomen be hoeft te worden, dan voor de provinciale centrale. Uit de bedrijfsresultaten van 1916-1917-1918-1919- 1920 volgt dat de grondslag, waarop de K. G L.-con- tracten met Leeuwarden berustten, zeer belangrijk van de in 1913 opgezette raming afwijkt. Bij de periodieke tariefherziening tusschen Leeuwar den en de K. G. L. zou de door de K. G. L. te betalen prijs gewijzigd zijn. De grondprijs voor de levering aan de K. G. L., ge meten in de centrale te Leeuwarden onder eene spanning van 6000 Volt, was 60.per K.W. en 0.026 per K.W.U. Bij de tariefherziening zou de grondprijs per K.W. en per K.W.U. verhoogd respectievelijk verminderd worden met het halve verschil tusschen de gemiddelde produc tiekosten over een vijftal jaren. Als gemiddelde produc tiekosten zouden over 1916 tot en met 1920 aangemerkt zijn K.W. 63.— 89.14 93.191/2 82.32 144.92 1916 per 1917 1918 1919 1920 per K.W.U. 0.0233 0.0379 0.0960 0.1025 0.1097 Samen 472.571/2 0.3694 Gemiddeld 94.52 0.0739 De inkoopprijzen van de K. G. L. zouden derhalve met 94.5260.2 is 17.26 per K.W. en met 0.07390.026) 2 is 0.024 per K.W.U. verhoogd hebben moeten worden. Leeuwarden leed nog een verlies van de helft van het verschil op de levering aan de K. G. L., zoodat Leeu warden hoogeren prijs zou hebben betaald voor den ten eigen behoeve afgenomen stroom dan de gemiddelde productiekosten. Door de overneming door de provincie werd Leeu warden van deze risico ontheven. De grootte van deze risico volgt uit onderstaanden staat, waarbij de levering aan de K. G. L. in het volgend vijftal jaren gelijk gesteld werd aan die van de periode 1916—1920. O) 10 OO CO - tD CD CM a> CU CM* OÖ y-ï. ai 2 CO CD O) 0 cS O CM co <D N CS CM 1—1 t-" T— CM CS D- O CU Vh CM CS cu co a> O) LD D co o OO 00 CD co r»* LD LD CM c OO T—1 CD O t <- u CM^ CM D N CD" CO cm" co" O" u "cS CU per O cS CS co co CD jO <u J— CU OO 0 CD "Ct OO -*-1 CD lD O) CM ai r-h d 10 CQ Ld U O 0 OO CO 00^ ld" 10 cm" yS u CM O- lD U s CO O CM OO S lD lD OO T—l "O CD O lD co co O O 0 0 0 73 O O T3 52 cu <u E 'ft d 0 0 0 CU CN3 Hl u tic 3 CU "O - O r— 0 CD CD CO LD lD CD U X O 0. "C* CD CM LD O) co O OO lQ CD CD "O CM O) r— Tf 00 u S g CD co CD T—l 0 3 CO CD ld O LD CM CD O) CS cu X M— cs Al OO CD CD O) "O OO CD CO co CO LD CD CO O) 0 5 cS <T—I T—1 T—t 1 CM O) O) O) O) 197

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1923 | | pagina 97