irv
Bijl. no. 9.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
en het doen van alle betalingen uit de kas van het be
drijf, alsmede het administratief beheer van het bedrijf,
is opgedragen aan een eersten klerk-kassier.
2. De eerste klerk-kassier wordt benoemd, geschorst
en ontslagen door Burgemeester en Wethouders, die ook
zijn instructie vaststellen.
3. Bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis
wordt hij vervangen op de wijze als bij zijne instructie
is bepaald.
Art. 4.
1. Zoo dikwijls dit gevorderd wordt geeft de eerste
klerk-kassier aan Burgemeester en Wethouders, een
daartoe aangewezen lid van het college van Burge
meester en Wethouders, den directeur, of een daartoe
aangewezen ambtenaar gelegenheid tot het controleeren
der boeken en tot opneming van de kas.
2. Deze controle en opneming geschieden tenminste
eenmaal in elk kwartaal van het kalenderjaar. Het
daarvan op te maken proces-verbaal wordt aan den
Raad overgelegd.
Art. 5.
Alle ontvangsten geschieden tegen door den eersten
klerk-kassier geteekende kwijtingsbewijzen.
Art. 6.
1De eerste klerk-kassier doet, met uitzondering van
loonen, vrachten en dergelijke, geen betaling dan op
nota's, die voor betaling door den directeur zijn ge
viseerd. Voor betalingen boven de 300.wordt bo
vendien het fiat van den betrokken wethouder vereischt.
2. Boven de 3.worden geen betalingen gedaan
dan tegen kwitantie, door den schuldeischer of diens
gemachtigde met inkt behoorlijk onderteekend.
3. Wordt voor betalingen gebruik gemaakt van den
postcheque- en girodienst, dan geldt als kwitantie het
deswege door dien dienst afgegeven bewijs.
Art. 7.
1. De eerste klerk-kassier stort tegen kwitantie het
aanwezige kasgeld, voorzoover dit een door Burge
meester en Wethouders te bepalen bedrag overtreft, in
rekening-courant bij een daartoe door dat college aan
gewezen bankinstelling.
2. Van elke storting geeft de eerste klerk-kassier
onmiddellijk kennis aan den verificateur der gemeente-
financiën.
3. Burgemeester en Wethouders dragen zorg dat
door de bankinstelling op voldoende wijze zekerheid
wordt gesteld.
Art. 8.
1. De gemeente verstrekt het bedrijf de benoodigde
gelden, met uitzondering van kasgeld, dat eventueel door
den eersten klerk-kassier bij de in artikel 7 genoemde
bankinstelling in rekening-courant wordt opgenomen.
2. Het bedrijf crediteert de gemeente voor de van
haar ontvangen gelden en betaalt daarvan rente en af
lossing naar dezelfde grondslagen als waarop de be
trokken gemeenteleening is aangegaan, of, indien de
gemeente het verstrekte kapitaal niet uit leening heeft
verkregen, tegen de voorwaarden daarvoor door den
Raad vast te stellen.
3. Opneming van kasgeld geschiedt niet dan na
voorafgaande machtiging van Burgemeester en Wet
houders of een door dat college aan te wijzen ambte
naar. Van deze opneming wordt kennis gegeven aan
den verificateur der gemeente-financiën.
4. De eerste klerk-kassier kan over de rekening van
324
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
het bedrijf bij den postcheque- en girodienst beschikken
per giro en per cheque. Hij geeft geen postcheque af
dan als middel tot aanvulling der kas van het bedrijf en
verzendt het desbetreffende advies niet, dan nadat het
door Burgemeester en Wethouders of een door dat
college aan te wijzen ambtenaar is mede-onderteekend.
Van deze verzending wordt kennis gegeven aan den
verificateur der gemeente-financiën.
5- De eerste klerk-kassier vergewist zich van de
juistheid der op de van den postcheque- en girodienst
te ontvangen dagstaten vermelde bij- en afschrijvingen
en het daarop vermelde saldo.
Art. 9.
1. Bij schorsing, ontslag of overlijden van den
eersten klerk-kassier wordt zijn kas door of vanwege
Burgemeester en Wethouders opgenomen en door hen
bewaard totdat in den dienst is voorzien.
2. Van de bevindingen bij deze opneming wordt
proces-verbaal opgemaakt.
Art. 10.
Tusschen de in artikel 7 bedoelde bankinstelling en
het bedrijf wordt in rekening-courant rente berekend
volgens door Burgemeester en Wethouders met die in
stelling overeen te komen voorwaarden.
Art. 11.
Aankoop van benoodigdheden voor het bedrijf ge
schiedt door den directeur onder goedkeuring van den
betrokken wethouder.
Van de boekhouding.
Art. 12.
1. De boeken worden volgens het beginsel der
dubbele boekhouding zoodanig gehouden, dat daaruit
de waarde der bezittingen, de vorderingen en de schul
den van het bedrijf en de uitkomsten der verschillende
onderdeelen, duidelijk en zoo nauwkeurig mogelijk
blijken.
2. Vóór 1 April, 1 Juli, 1 September en 1 December
van elk jaar worden aan Burgemeester en Wethouders
balansen ingeleverd betreffende den toestand op 31 De
cember, 31 Maart, 30 Juni en 30 September daaraan
voorafgaande.
Van de begrooting.
Art. 13.
1. De begrooting van het bedrijf voor het volgende
dienstjaar wordt jaarlijks bij de begrooting der plaat
selijke inkomsten en uitgaven aan den Raad aangeboden.
2. De bepalingen van artikel 203, 2e en 3e lid, der
Gemeentewet zijn op de begrooting van toepassing.
3. De directeur zendt jaarlijks voor 1 Juni aan Bur
gemeester en Wethouders in een ontwerp-begrooting
voor het volgende dienstjaar.
Art. 14.
1. Op de begrooting, welke verdeeld wordt in twee
afdeelingen, waarvan de eerste bevat alle baten en lasten
en de tweede alle kapitaalsinkomsten en -uitgaven van
het bedrijf, worden o. m. de navolgende posten aan
gebracht:
wat de baten betreft:
a. de opbrengst der verschillende rechten;
b. de rente van belegd kasgeld;
c. eene eventueele uitkeering van de gemeente aan
het bedrijf ten bedrage van het zuiver verlies.
325