Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
Art. 27.
Geen lid voert meer dan tweemalen over dezelfde
zaak het woord, tenzij de Raad hem daartoe verlof geve.
Deze bepaling is niet van toepassing op hen, die het
verslag uitgebracht of het voorstel gedaan hebben.
Art. 55.
Iedere commissie draagt zorg, dat het verslag zoo
spoedig mogelijk aan den Raad worde aangeboden.
Zijn daartoe meer dan drie maanden na den dag der
benoeming of opdracht benoodigd, dan geeft de com
missie hiervan aan den Raad kennis.
Indien in bijzondere gevallen meer dan zes maanden
benoodigd zijn, moet de commissie tijdig een diligent-
verklaring voor een bepaald tijdvak van den Raad
vragen.
In de eerste gewone vergadering van iedere maand
wordt door den voorzitter opgave gedaan van alle nog
onafgedane zaken.
Art. 60.
Alle bij den Raad ter tafel gebrachte stukken worden
tot onderzoek en verslag gesteld in handen óf van de
vaste commissie, tot wier werkkring zij behooren, óf van
eene bijzondere commissie. Deze bepaling is niet van
toepassing op zaken, welke voor het onderzoek in de
sectiën zijn bestemd of daarnaar worden verzonden, en
op die, door den Raad voor dadelijke behandeling vat
baar geoordeeld.
Art. 61.
Indien de stukken in handen eener commissie behooren
gesteld te worden, zendt de voorzitter ze terstond met
een geleidenden brief den voorzitter dier commissie toe.
De commissie gaat daarna zoo spoedig mogelijk tot
het onderzoek over.
Art. 62.
De Raad kan ook datgene, wat door eene bijzondere
commissie zou worden verricht, aan Burgemeester en
Wethouders opdragen.
Art. 55 is dan van toepassing.
Art. 63.
Het ontwerp der gemeente-begrooting en het kohier
van den hoofdelijken omslag worden, alvorens in be
raadslaging te komen, onderzocht door de leden, die
zich te dien einde in drie sectiën afdeeien. Andere zaken
kunnen door den Raad naar de sectiën worden verzon
den. De sectiën worden telkens in de eerste vergadering
van September vernieuwd.
De samenstelling der sectiën geschiedt bij loting.
Burgemeester en Wethouders nemen aan die loting
geen deel. De burgemeester is vast lid van de eerste
sectie; de wethouders verdeelen zich bij loting over de
drie sectiën.
Art. 64.
In de eerste sectie is de burgemeester, in de beide
andere sectiën de daartoe behoorende, of zijn er twee,
de naar den leeftijd oudste wethouder voorzitter, die
voor dat onderzoek tevens de leden samenroept.
Bij ontstentenis van den volgens het vorig lid aange
wezen voorzitter is in de vergadering der sectie het in
jaren oudste lid, dat aanwezig is, voorzitter.
Alvorens het onderzoek aan te vangen, kiest iedere
IV.
Aan het slot van art. 27 wordt toegevoegd „noch op
de wethouders".
V.
De laatste drie leden van art. 55, het laatste lid van
art. 61 en art. 62 vervallen.
VI.
Art. 60 wordt gelezen als volgt:
Omtrent het onderzoek en de behandeling van de bij
den Raad ter tafel gebrachte stukken, andere dan die
op den oproepingsbrief zijn vermeld, doet de voorzitter,
namens Burgemeester en Wethouders, aan den Raad
de noodige voorstellen.
VII.
In het eerste lid van art. 63 worden de woorden „en
het kohier van den hoofdelijken omslag" vervangen door
„en der bedrijfsbegrootingen".
Het derde lid van art. 63 wordt gelezen als volgt
Burgemeester en Wethouders nemen aan die loting
geen deel. De burgemeester is geen lid van eenige sectie.
De wethouders, met uitzondering van hem, die in de
eerste plaats tot vervanger van den burgemeester is
aangewezen, verdeelen zich bij loting over de drie
sectiën.
VIII.
In het eerste lid van art. 64 v/ordt voor „de burge
meester" gelezen „de wethouder die in de eerste plaats
tot vervanger van den burgemeester is aangewezen".
In het tweede lid van art. 64 worden na de woorden
„aanwezig is" ingevoegd de woorden „in die der eerste
sectie evenwel de andere wethouder".
336
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925. Hi)l HO. 11.
sectie voor elke zaak een rapporteur. De rapporteurs
bieden te zamen den Raad een verslag aan met een be
paald voorstel, dat dan het onderwerp der beraadslaging
uitmaakt.
Telkens wordt vooraf de dag bepaald, waarop het
onderzoek moet zijn afgeloopen. Onmiddellijk nadat dit
laatste is geschied, deelen de voorzitters der sectiën den
voorzitter van den Raad de namen van de rapporteurs
mede.
In de eerstvolgende vergadering worden de namen der
rapporteurs door den voorzitter aan den Raad bekend
gemaakt.
Art. 65.
De commissiën van rapporteurs worden in alles met
gewone commissiën gelijk gesteld, behoudens dat de
bij art. 55 gestelde termijnen tot op de helft worden
ingekort.
Art. 66.
Alle stukken, die ter tafel zijn gebracht ter behan
deling in een volgende vergadering, liggen met de daar
toe betrekking hebbende bescheiden voor de leden ter
secretarie gedurende de gewone bureau-uren ter inzage.
Na de uitvaardiging van den oproepingsbrief of van
een voorloopige lijst van in de eerstvolgende vergadering
te behandelen punten liggen zij op door Burgemeester
en Wethouders te bepalen uren voor hen in een der
zalen van het gemeentehuis ter visie.
Art. 36.
Indien een lid ten aanzien van eene zaak, welke
vreemd is aan de orde van den dag, inlichtingen van
Burgemeester en Wethouders verlangt, heeft hij tot het
doen der vragen verlof van den Raad noodig. Wordt dit
verleend, dan geeft de burgemeester of een der wet
houders dadelijk, of desverkiezende in een volgende
vergadering, de verlangde inlichtingen.
IX.
De laatste 14 woorden van art. 65 vervallen.
X.
De eerste zinsnede van art. 66 wordt gelezen als
volgt:
„De stukken, betrekking hebbende op voorstellen die
bij de leden zijn rondgezonden, liggen voor hen gedu
rende de gewone bureau-uren ter secretarie ter inzage.
XI.
Art. 36 vervalt.
XII.
Na art. 67 wordt ingevoegd een Hoofdstuk VI, geti
teld: „Van vragen en interpellaties", bevattende de vol
gende artikelen:
Art. 68.
Ieder lid heeft de bevoegdheid aan Burgemeester en
Wethouders wegens het dagelijksch bestuur inlichtingen
te vragen.
De vragen worden hun schriftelijk toegezonden en
door hen ter kennis van de leden gebracht.
Burgemeester en Wethouders brengen het antwoord
tegelijkertijd, of zoo spoedig mogelijk daarna, schriftelijk
ter kennis van de leden.
Art. 69.
Het verzoek tot het houden eener interpellatie wordt,
spoedeischende gevallen uitgezonderd, ten minste 6
dagen vóór de vergadering, waarin op het verzoek moet
worden beslist, bij den voorzitter ingediend.
De beantwoording kan door Burgemeester en Wet
houders in dezelfde of een volgende vergadering ge
schieden.
XIII.
Het bestaande art. 68 wordt ondergebracht in een
nieuw hoofdstuk VII, getiteld: „Van wijzigingen van het
reglement".
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd.
Litt. C.
337