Bijl. no. 20.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
Art. 15, 3e lid.
Hij zendt jaarlijks in de eerste helft der maand Juli
een staat in van de werken en herstellingen, die in het
volgend jaar moet worden verricht, alsmede van het
gewone onderhoud, met raming van kosten en vergezeld
van eene memorie van toelichting. Hij voegt daarbij
eene lijst, inhoudende de namen der vaste werklieden,
hunne bediening en eene voordracht voor hunne bezol
diging voor het volgende jaar.
Art. 16, le lid.
Dadelijk na de vaststelling der gemeentebegrooting
maakt hij een aanvang met het ontwerpen der plannen,
bestekken en begrootingen voor de werken tot welker
uitvoering is besloten en zendt die, zoodra ze gereed
zijn, aan burgemeester en wethouders in.
Art. 20.
Hij behoeft verlof van burgemeester en wethouders,
indien hij zich voor langer dan drie dagen, van den
burgemeester, indien hij zich voor korteren tijd buiten
de gemeente wenscht te begeven.
Art. 21.
Het is hem verboden
10. eenige andere openbare betrekking, behalve die
van brandmeester of eenig beroep of eenige nering uit
te oefenen of middellijk of onmiddellijk deel te nemen
aan pachten, leveringen of aannemingen, rechtstreeks
of zijdelings ten behoeve der gemeente of van gemeen
telijke instellingen;
2°. zich, hetzij binnen, hetzij buiten de gemeente te
belasten met het opmaken van ontwerpen, teekeningen,
bestekken of begrootingen van kosten van werken ten
behoeve van anderen, of het toezicht op de uitvoering
van zoodanige werken uit te oefenen.
Art. 3.
Voor den dienst der gemeentewerken worden aan
gesteld
a. een directeur;
b. een gemeentelijke inspecteur voor het woning
toezicht;
c. een hoofdopzichter;
d. negen technische ambtenaren;
e. een boekhouder;
twee adjunct-commiezen;
g. ten hoogste vijf klerken, onderscheiden in 1ste,
2de en 3de klerken;
XL
Het 3e lid van art. 15 wordt gelezen
Hij maakt jaarlijks in de maand Juni een begrooting
op voor het eerstvolgende dienstjaar en zendt deze met
eene memorie van toelichting aan de commissie van
bijstand.
XII.
In het le lid van art. 16 wordt na het woord „ge
meentebegrooting" ingevoegd de woorden „en der be
grooting voor zijn bedrijf".
XIII.
Na art. 16 wordt ingevoegd een nieuw artikel 16bis,
luidende
Hij zendt jaarlijks vóór 1 April aan de commissie van
bijstand in de stukken genoemd in art. 15 der verorde
ning op het beheer van gemeentewerken.
XIV.
Art. 20 wordt gelezen
Voor verlof tot afwezigheid van acht dagen of minder
behoeft hij de toestemming van den voorzitter der com
missie van bijstand, voor verlof tot afwezigheid van
meer dan acht dagen de toestemming van Burgemeester
en Wethouders.
XV.
Art. 21 wordt gelezen
Het is hem verboden
a. zonder toestemming van Burgemeester en Wet
houders eene bezoldigde nevenbetrekking te bekleeden
of eenig beroep uit te oefenen; indien de toestemming
wordt verleend geldt zij tot wederopzegging
b. zich te belasten met het opmaken van ontwerpen,
teekeningen, bestekken of begrootingen van kosten van
werken ten behoeve van anderen of het toezicht op de
uitvoering van zoodanige werken uit te oefenen;
c. rechtstreeks of zijdelings deel te nemen aan
werken of leverantiën voor de gemeente;
d. geschenken aan te nemen in verband met de uit
oefening van zijn functie;
e. ten eigen bate diensten te laten verrichten door
personen in gemeentedienst of aan de gemeente toebe-
hoorende eigendommen te gebruiken.
P. de verordening regelende den rang, het getal, de
benoeming, enz. der ambtenaren van de gemeentewerken
(gemeenteblad 1920 no. 29) te wijzigen als volgt
I.
Art. 3 wordt gelezen als volgt
voor den dienst der gemeentewerken worden aan
gesteld
a. een directeur;
b. een adjunct-directeur;
c. een gemeentelijk inspecteur voor het woning
toezicht;
d. ten hoogste negen technische ambtenaren;
e. een boekhouder;
een kassier;
g. twee adjunct-commiezen;
h. een door Burgemeester en Wethouders te bepalen
getal klerken, onderscheiden in le, 2e en 3e klerken;
394
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
h. het vereischte getal vaste werklieden, waaronder
behooren de schoonmaaksters;
i. een kassier.
Het personeel onder letters d en g vermeld, kan door
Burgemeester en Wethouders tijdelijk worden uitge
breid.
Art. 4, 3e lid.
Tot die afdeeling behooren verder
de hoofdopzichter,
acht technische ambtenaren, waaronder die voor de
plantsoenen,
de adjunct-commiezen,
ten hoogste vier klerken,
de vaste werklieden, de schoonmaaksters en het
tijdelijk personeel, bedoeld in de laatste alinea van het
vorig artikel, voor zoover dit door burgemeester en
wethouders niet bepaald wordt toegevoegd aan de
tweede afdeeling.
Art. 6.
De directeur en de gemeentelijke inspecteur voor het
woningtoezicht worden benoemd door den Raad, die
vooraf eene aanbeveling ontvangt van drie personen,
door burgemeester en wethouders opgemaakt alle
overige vaste en tijdelijke beambten door burgemeester
en wethouders, na den directeur of den gemeentelijken
inspecteur voor het woningtoezicht, wat het personeel
van diens afdeeling betreft, te hebben gehoord.
Art. 8.
De raad stelt een instructie vast voor den directeur
en den gemeentelijken inspecteur voor het woning
toezicht.
Burgemeester en wethouders stellen instructiën vast
voor den hoofdopzichter, de technische ambtenaren, den
boekhouder, den kassier, de adjunct-commiezen en de
klerken. Zij deelen die aan den Raad mede.
Art. 9, le lid.
Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den direc
teur wordt hij vervangen door den hoofdopzichter. De
instructie van den directeur is dan op hem van toe
passing.
Art. 10.
De ambtenaren in art. 10 lett. ad genoemd leggen,
alvorens hunne betrekking te aanvaarden, in handen
van burgemeester en wethouders den volgenden eed of
belofte af
„Ik zweer (beloof), dat ik de mij opgedragen betrek
king van (directeur, gemeentelijken inspecteur voor het
„woningtoezicht, hoofdopzichter of technische ambte
naar) eerlijk en trouw en overeenkomstig mijne in
structie zal waarnemen. Zoo waarlijk helpe mij God
„Almachtig (dat beloof ik)".
Art. 15.
De jaarlijksche bezoldiging van de ambtenaren van
de gemeentewerken bedraagt
voor den directeur van 6000.tot 7000.-;
voor den gemeentelijken inspecteur voor het woning
toezicht van 2600.tot 3100.
voor den hoofdopzichter van 3500.— tot 4000.
voor een technisch ambtenaar van 2600.tot
3100.—;
voor den boekhouder van 2800.tot 3300.
voor een adjunct-commies van 2000.- tot
2500.—;
voor een eersten klerk van 1800.— tot 2300.
voor een tweeden klerk van 1500.— tot 1800.
i. het vereischte getal werklieden, waaronder be
hooren de concierges en schoonmaaksters;
Het personeel onder letter d vermeld, kan door Bur
gemeester en Wethouders tijdelijk worden uitgebreid.
II.
Het derde lid van art. 4 wordt gelezen als volgt
Tot die afdeeling behooren verder
de adjunct-directeur,
acht technische ambtenaren, waaronder die voor de
plantsoenen,
de boekhouder en de kassier,
een door Burgemeester en Wethouders te bepalen
getal klerken,
de vaste werklieden, de concierges, de schoonmaak
sters en het tijdelijk personeel, bedoeld in de laatste
alinea van het vorig artikel, voorzoover dit door Burge
meester en Wethouders niet bepaald wordt toegevoegd
aan de tweede afdeeling.
III.
In art. 6 wordt achter het woord „directeur", waar
dit de eerste maal voorkomt, ingevoegd de woorden
„adjunct-directeur".
IV.
In het le lid van art. 8 wordt na het woord „directeur"
ingevoegd de woorden „den adjunct-directeur".
Het 2e lid van art. 8 wordt gelezen als volgt
Burgemeester en Wethouders stellen instructiën vast
voor het personeel bedoeld in art. 3 dh. Zij deelen
die aan den Raad mede.
V.
In het le lid van art. 9 wordt voor het woord „hoofd
opzichter" gelezen „adjunct-directeur".
VI.
In artikel 10 wordt in plaats van „ad" gelezen
ac" en worden achter het woord „directeur" inge
voegd de woorden „adjunct-directeur of", terwijl de
woorden „hoofdopzichter" en „of technisch-ambtenaar"
vervallen.
Q. Wijziging der Salarisverordening 1919.
In art. 15 worden na de woorden „voor den directeur
van 6000.tot 7000.ingevoegd de woorden
„voor den adjunct-directeur van 4000.tot 5000.
terwijl vervallen de woorden „voor den hoofdopzichter
van 3500.— tot 4000.—";
Verder wordt na „voor den boekhouder van 2800.
tot 3300.ingevoegd: „voor den adjunct-commies
kassier 2000.tot 2500.
395