Bijl. no. 24.
Bijlage no. 24.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1925.
VERHAAL der bijdrage voor inkoop van dienst
tijd krachtens de Pensioenwet 1922.
Aan den Gemeenteraad.
Bij Uw besluit van 25 Maart 1924 (gemeenteblad no.
9) werd in de verordening inzake de pensionneering
van gemeenteambtenaren, bedoeld bij de Pensioenwet
voor de gemeenteambtenaren 1913 en de Pensioenwet
1922, opgenomen een nieuw artikel 2, luidende:
„Voor zoover de gemeente ter zake tot betaling ver
plicht is, wordt op de ambtenaren, die den dienst der
gemeente vóór 1 Juli 1922 hebben verlaten, verhaald
het bij de wet toegestane gedeelte der bijdrage, bedoeld
in artikel 135 der Pensioenwet 1922."
Vóór 1 Juli 1925 bedroeg het bij de wet toegestane
gedeelte, dat kon worden verhaald, een vierde der door
de gemeente te betalen bijdrage, welk bedrag in tien
achtereenvolgende jaren, telkenmale voor een tiende
gedeelte, moest worden verhaald.
Bij artikel LXV der wet van den 28sten Mei 1925
(Staatsblad no. 216), tot wijziging van de Pensioenwet
1922 (Staatsblad no. 240), in werking getreden den 1
Juli 1925, werd bepaald dat van de bijdrage, bedoeld
in artikel 135 der Pensioenwet 1922 (Staatsblad no.
240), in plaats van een vierde deel, de helft op den
ambtenaar kan worden verhaald, welk bedrag in vijf
tien achtereenvolgende jaren, telkenmale voor een vijf
tiende gedeelte, moet worden voldaan.
Waar artikel LXXXVI11 der bovengenoemde wet van
28 Mei 1925 bepaalt dat het betrokken lichaam zijn be
slissing, genomen volgens artikel 137, eerste lid, der
Pensioenwet, zooals dat artikel vóór 1 Juli 1925 luidde,
vóór 1 September 1925 kan wijzigen, stellen wij U voor,
zulks in aansluiting met Uwe vroegere besluiten van
21 October 1913 en 25 Maart 1924, de in den aanhef
bedoelde verordening zoodanig te wijzigen dat het
buiten twijfel is, dat ook na 1 Juli 1925 het bij de wet
toegestane gedeelte kan worden verhaald.
Onder mededeeling dat art. 134a der Pensioenwet
onder meer bepaalt, dat zij, die ingevolge art. 134 dei-
wet hebben verzocht om inkoop van diensttijd, hun
verzoek vóór 1 Juli 1926 kunnen intrekken, hebben wij
de eer U voor te stellen te besluiten tot wijziging van
de verordening inzake de pensionneering van gemeente
ambtenaren, hunne weduwen en weezen, bedoeld bij de
Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 en de
Pensioenwet 1922 (gemeentebladen 1914 no. 3, 1919
no. 41 en 1924 no. 9), volgens onderstaand ontwerp.
Leeuwarden, 13 Augustus 1925.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
D. LAUTENBACH, L.-Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op het bepaalde bij artt. 134 tot en met 137
der Pensioenwet 1922 (Staatsblad no. 240), zooals die
nader is gewijzigd;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
a. de verordening inzake de pensionneering van
gemeenteambtenaren, hun weduwen en weezen, bedoeld
bij de Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913
en de Pensioenwet 1922, vastgesteld bij besluit van 21
October 1913 en gewijzigd bij besluiten van den 19 Au
gustus 1919 en 25 Maart 1924, te wijzigen als volgt
I. In den titel der verordening wordt achter „Pen
sioenwet 1922" ingevoegd: „(Staatsblad no. 240), zoo
als die nader is gewijzigd";
II. In artikel 2 der verordening wordt achter „Pen
sioenwet 1922" ingevoegd: „(Staatsblad no. 240), zoo
als die nader is gewijzigd" en het artikel, aldus ge
wijzigd, opnieuw is vastgesteld;
b. te bepalen, dat deze wijziging geacht wordt den
1 Juli 1925 in werking te zijn getreden.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd
409